(41) Opnieuw naar Palluau

Het is bijna middag als we onderweg zijn naar Palluau, want het heeft lang geduurd voordat we konden vertrekken. We gaan met de auto van Elise Durand, een zwarte Renault Mégane.
‘Mijn dienstauto,’ zegt ze. ‘Privé heb ik een witte Porsche Carrera Cabrio, zo’n oud model. Ik vind het heerlijk om daarin te rijden. Vooral in de zomer. Ik ben single, dus ik heb niemand die daar zo nodig iets van moet vinden. Het alleen-zijn bevalt me prima en bovendien geloof ik niet dat er bij deze tamelijk intensive baan ook nog een relatie past. Ik moet er niet aan denken.’
Het valt me op dat ze plotseling zo open tegen ons is.
‘Maar ja, soms vraag ik mezelf ook wel eens af of dit het nou is. Het geeft me weliswaar voldoening als er zaken opgelost kunnen worden, maar het weegt over het algemeen niet op tegen de ellende en het verdriet dat er door wordt veroorzaakt. Maar als de slachtoffers zien dat de daders er niet mee weg komen, verzacht dat soms, meer kunnen we ook niet doen. Dat lukt ons zeker niet altijd en soms gaan er wel jaren overheen. En dan heb je net dat kleine beetje geluk, net dat ene feitje, dat ontbrekende stukje bewijs dat je weer op het goede spoor zet en tenslotte dan toch nog het succes brengt. Vaak is het niet meer dan een toevalligheid, maar is het wel het belangrijkste puzzelstukje van de puzzel.’
Ik schat Elise Durand rond de veertig. Haar verzorgde uiterlijk en haar slanke figuur doen haar in elk geval niet veel ouder lijken. Ze is ook niet echt het prototype van een inspecteur van politie.
‘Hebben jullie samen iets? vraag ze. ‘Ik bedoel een relatie of zo. Ik vergeet er steeds naar te vragen?’
Ze vraagt het bijna achteloos, maar ik voel dat er meer achter deze vraag steekt.
‘Nee, nou ja we zijn samen geïnteresseerd in Filippe. Ieder vanuit zijn eigen gezichtspunt,’ antwoord ik.
Mijn antwoord voelt min of meer als verraad naar Lotte, die zwijgend naast me zit. Ik zie de ogen van Elise Durand in de achteruitkijkspiegel, die mij doordringend aankijken.
‘Oh,’ zegt ze. ‘Ik dacht eigenlijk dat er meer was tussen jullie beide. Blijkbaar dus niet. Een mens kan zich vergissen.’
Lotte staart voor zich uit. Ze zegt helemaal niets en ik durf haar eigenlijk niet aan te kijken.
Ik vraag me af hoe ik kon zeggen dat er niets is tussen Lotte en mij, niet meer dan alleen de wederzijdse interesse in Filippe Marechal. Ik voel me dom en laf. Ik weet maar al te goed dat Lotte meer voor mij is gaan betekenen dan zo maar een journaliste uit Montreal. Meer dan alleen maar Charlotte Audibert of Danielle Morat, de naam waaronder ze publiceert. Het voelt zo raar, maar het meisje dat zwijgend naast me zit verovert langzaam mijn hart, stukje voor stukje. Beetje bij beetje. Ik denk terug aan de vorige avond waar ze vroeg hoe het was geweest met Anne en met Vera en hoe mijn relatie met beide was. Ik denk terug aan haar woorden dat het een speciaal iemand moet zijn waaraan ze zich zou willen geven. Maar had ze ook niet gezegd dat ze die nog niet had gevonden en ook dat ze mij wel speciaal vond? Ik twijfel, maar ik weet maar al te goed dat ik soms over haar fantaseer, hoe het zou zijn als we samen zouden zijn. Zij en ik.
‘Als dit achter de rug is gaan jullie dan weer terug naar Nederland of blijf jij in Frankrijk mademoiselle?’ gaat Elise Durand verder.
‘Zeg maar Lotte hoor. Al dat ge-mademoiselle…’
‘Oké Lotte, wat zijn je plannen als dit allemaal voorbij is?’
‘Ik weet het niet mevrouw Durand… ik zie wel. Ik woon en werk in Canada. In Montreal, maar dat weet u vast al wel. Misschien dat ik nog een paar dagen in Frankrijk blijf en daarna ga ik weer terug. Ik werk als freelancer en er moet immers brood op de plank komen.’
‘Oké helder, en zeg maar Elise hoor…dat is inderdaad wel net zo gemakkelijk. En jij Tomas?’
‘Ik ga terug naar Klimmen. Hopelijk kan mijn boerderijtje nog worden herbouwd en anders zie ik wel. Ik ben nog steeds van plan om te gaan schrijven…’
‘Zo, ik wist niet dat je ook schrijft,’ zegt Elise verbaasd. ‘Leuk, en wat schrijf je? Ik bedoel, waar schrijf je over? Als ik het zo in kan schatten,  zeker gedichten of zo. Ja, dat lijkt me wel iets dat bij jou hoort.’
‘Ik ben bezig aan een roman.’
‘En waar gaat die over? Laat me eens raden…Over liefde en romantiek. Heb ik het juist Tomas?’
Ik voel dat ik moet opletten. Als ik nu vertel dat mijn verhaal gaat over het leven van Filippe tot aan het moment van zijn dood, dan haal ik mezelf een hoop ellende op de hals.

-167-

‘Nee Elise, ik schrijf humoristische verhaaltjes voor de regionale krant en ook mijn roman is min of meer zo’n soort verhaal.’
‘Dus geen gedichten?’
‘Nee Elise, geen gedichten.’
‘Ach,’ zegt ze met een zucht. ‘Ook nu zit ik er dus naast. Het is blijkbaar niet mijn dag.’
Lotte kijkt me aan, maar ze zegt niets.
‘Wie weet, misschien dat je nog wel eens ooit een wereldberoemd schrijver wordt. Ik hou meer van thrillers, Georges Simeon en zo. Ik heb niet veel tijd om te lezen, maar zo af en toe dan pak ik weer eens een boek uit de kast. Meestal heb ik dat gekregen, want ik koop zelf eigenlijk zelden een boek. Nee, ik moet het hebben van verjaardagen. Mijn vrienden en vriendinnen zorgen altijd wel weer voor een verrassing.’
‘En jij Lotte? Jij schrijft voor World of Art…Doe je dat al lang?’
‘Een tijdje. Ik werk zoals ik net heb verteld op freelancebasis. Als ik weer een item heb, dan probeer ik dat geplaatst te krijgen en soms hebben ze zelfs een opdracht voor me. Zo werkt dat zo ongeveer.’
Ik zie aan Lotte dat ze niet zoveel trek heeft om het hele verhaal te vertellen. En gelukkig laat Elise Durand het erbij.
‘Nog een klein kwartier en dan zijn we er. In Palluau bedoel ik. Maar zullen we zo meteen eerst even lunchen? Hier verderop is een kleine restaurantje,’ stelt Elise voor.
‘Goed idee,’ antwoord ik.
‘Ik trakteer,’ zegt Elise. ‘Nou eigenlijk de politie…’
‘Het maakt me niet uit. Het zal er echt niet minder door smaken,’ reageer ik.
‘Mooi, dat is fijn om te horen,’ zegt ze met een glimlach.


Elise parkeert de Mégane aan de achterzijde van het kleine restaurant, dat aan de weg richting Palluau ligt. Ze vertelt dat ze er wel vaker komt. Zonder enige aarzeling loopt ze naar de achterkant van het restaurant en we gaan via de achterdeur naar binnen. Nadat we door een smalle gang zijn gelopen komen we in het restaurant.
‘Hallo Elise, leuk je weer eens te zien,’ zegt de vrouw die bezig is om de stoelen zorgvuldig onder de tafels te schuiven. ‘Wat een verrassing. Tjonge, dat is al weer even geleden. Hoe gaat het met je?’ gaat ze verder.
‘Goed Marie, heel goed zelfs,’ antwoordt Elise.
‘Mooi, goed om te horen. Collega’s?’ vraagt de vrouw en ze wijst naar ons.
‘Ja,’ zegt Elise en ze laat het er bij.
‘Wat kan ik voor jullie doen?’
‘We zouden graag lunchen. Je bent toch wel geopend?’
‘Voor jou altijd Elise, dat weet je toch.’
Elise Durand glimlacht en ze loopt naar een van de tafels bij het raam.
‘Is dit oké?’ vraagt ze aan ons.
We knikken en gaan zitten.
‘Marie is mijn vroegere buurvrouw. Ik ben hier opgegroeid zodoende…’
Waarom ze dat vertelt begrijp ik niet goed, maar ik laat het maar zo.
‘En jij Lotte?’

-168-

‘Hoe bedoel je?’
‘Jij bent hier toch ook opgegroeid?’
‘Ja en nee. Toen mijn moeder nog leefde was ik meestal bij haar in Nancy. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vier was. Later, toen mijn moeder ziek werd ben ik naar Palluau verhuisd. Mijn vader had inmiddels een nieuwe vriendin. Feline Roussaux. Ze zijn nooit getrouwd, maar ze noemt zich Feline Audibert. Mijn vader vond dat oké. Dan hoefde hij niet van alles uit te leggen. Ik heb niet zoveel met Feline. Ook nooit gehad.’
‘Waar is je moeder aan overleden Lotte, als ik zo vrij mag zijn om dat aan je te vragen?’
Lotte aarzelt.
‘Uh…mijn moeder leed aan schizofrenie. Weliswaar in het begin in lichte mate, maar na een aantal jaren is het erger geworden. Ze is verdronken.’
‘Zelfdoding?’
Lotte knikt.
‘Sorry Lotte,’ zegt Elise. 
‘Geeft niet, het is nou eenmaal zo gelopen.’
‘Volgens de onderzoeksgegevens had jouw broer ook een lichte vorm van schizofrenie. In ons onderzoek kwamen we dit tegen. Hij was onder behandeling van Eric Ducroix.’
Lotte kijkt mij aan. Ik zie dat ze zich ongemakkelijk voelt.
‘Wist je dat Lotte?’ vraagt Elise.
‘Jawel, het is mij bekend. Eric Ducroix en Feline Audibert zijn goed bevriend, dus het ligt voor de hand dat Ducroix de behandeling van Robert op zich heeft genomen. Ik heb me daar verder niet zo mee bezig gehouden. Ik heb genoeg aan mezelf. Ik ben bovendien al jaren weg uit Palluau. Ik heb daar niets meer te zoeken.’
‘Ook je vader niet?’
‘Mijn vader was druk met van alles en had eigenlijk niet zoveel tijd voor mij. Zijn steun aan mij bestond dan ook hoofdzakelijk uit een ruime maandelijkse toelage. Ik kan er in combinatie met mijn werk goed van leven.’
‘En nu?’
‘Geen idee, ik weet niet wat hij heeft geregeld. Misschien wel niets.’
Elise zwijgt.
De mevrouw zegt dat als we er klaar voor zijn, we aan tafel kunnen. Ze heeft een aparte tafel voor ons gedekt in het achterste gedeelte van het restaurant.
‘Hoe stond je vader tegenover jouw vriendjes?’
Lotte draait haar hoofd van ons weg.
‘Lotte…?’
‘Niemand was goed genoeg…’ zegt ze bijna onhoorbaar.
‘Jammer voor je,’ zegt Elise.
Bijna zwijgend genieten we van de uitgebreide lunch.
Als we bijna zijn uitgegeten vraag ik aan Elise of Feline Audibert weet dat we naar haar toe komen.
‘Mijn secretaresse heeft haar in de loop van de ochtend gebeld. Ze zou mij laten weten als het bezoek niet door kan gaan. Tot nu toe heb ik geen bericht ontvangen dus ik ga er maar vanuit dat we welkom zijn, dat we in elk geval worden verwacht.’
‘Ja, laten we daar maar van uit gaan,’ mompelt Lotte. ‘Maar of we welkom zijn betwijfel ik.’
‘We zullen zien Lotte,’ reageert Elise. ‘We zullen zien.’

-169-

Nadat we uitgebreid afscheid hebben genomen van Marie en haar bedankt hebben voor de voortreffelijke lunch gaan we op weg naar Palluau. Twintig minuten later stuurt Elise de Mégane de oprijlaan in. Verderop zie ik het imposante landhuis al liggen, en ook nu maakt het weer indruk op me.
‘Zo Lotte, daar zijn we dan. Ik hoop dat het niet te veel voor je is,’ zegt Elise Durand. Ze klinkt oprecht bezorgd.
‘Het zal wel lukken,’ antwoordt Lotte, en ze zoekt mijn hand.
‘Jij helpt me toch ook wel Tomas?’ fluistert ze.
‘Natuurlijk. Wees maar niet bang,’ antwoord ik stoer. 
Even later staan we op het bordes, voor de imposante eikenhouten deur. 
We worden ontvangen door hetzelfde vriendelijke meisje, dat Lotte en mij eerder naar Feline heeft gebracht.  Ze vertelt dat mevrouw op ons wacht. Even later gaan we de salonkamer binnen, waar Feline Audibert ons op haar eigen cynische wijze begroet.
‘Zo, je verrast me mevrouw Durand… uh en zeker met dit bijzondere gezelschap,’ zegt ze terwijl ze in de richting van Lotte en mij wijst. ‘En waar heb ik dit allemaal dan wel aan te danken?’
‘Ik neem aan dat mijn secretaresse u hiervan op de hoogte heeft gebracht,’ antwoordt Elise, zonder zich iets aan te trekken van de opmerking van Feline Audibert.
‘Dat heeft ze zeker, maar ik meende het toch te moeten opmerken.’
De toon is gezet. Ik voel het.
Elise Durand vertrekt geen spier en vraagt of we mogen gaan zitten.
Vervolgens vraagt Feline wat we willen drinken. Elise en ik willen graag koffie, Lotte en Feline kiezen voor een kopje thee.
‘Zo… en waar kan ik je mee van dienst zijn mevrouw Durand?’ vraagt Feline formeel. Het valt me op dat ze Lotte en mij totaal negeert.
‘Ik heb een aantal vragen mevrouw Audibert. Dat zal u niet verbazen neem ik aan,’ is de kalme reactie van Elise. ‘Maar eerst mijn condoleances.’
‘Dank u wel, maar goed, u heeft vragen zegt u? Nou ik anders ook. Is er al enige duidelijkheid wat er zoal gebeurd is en wie hiervoor verantwoordelijk is?’
‘Het onderzoek loopt.’
‘Fijn dat het onderzoek loopt Mevrouw Durand, maar dat was niet mijn vraag. Heeft u al enig vooruitzicht of de dader of daders op korte termijn kunnen worden aangehouden?’
‘Niet direct mevrouw Audibert. We doen ons best.’
‘Uw best doen is niet genoeg mevrouw. Ik wil resultaat van u horen. Ik heb met uw superieuren contact gehad en ze nog maar eens duidelijk laten weten, dat ik op korte termijn resultaat verwacht. Tot nu toe heb ik de pers op afstand weten te houden, maar dat ga ik niet volhouden. Men verwacht van mij een reactie. Mijn echtgenoot en mijn zoon zijn vermoord en dat is niet niks, ik neem aan dat u dat begrijpt.’
‘Papa is jouw echtgenoot niet en mijn broer Robert is niet jouw zoon.’ Het komt hard uit de mond van Lotte. Haar ogen staan fel en ze heeft een verbeten trek om haar mond.
‘Kind, wat weet jij daar nou van. Nog altijd jaloers?’
‘Ik ben niet jaloers Feline. Als iemand daar last van heeft dan ben jij dat wel. Jij duldt gewoon niemand anders naast je!’
Elise Durand kijkt beide vrouwen doordringend aan en ik zit er wat ongemakkelijk bij. Er dreigt een fikse ruzie tussen Feline en Lotte te ontstaan.
‘Meisje, wat ben je toch een zielig kind. Je vader hield van mij, misschien zelfs wel meer dan van jou. Wat heb je nou voor hem gedaan de laatste jaren? Ja, zijn geld opgemaakt. Voor de verdere rest niets waar hij trots op zou kunnen zijn. Al was het ook maar een beetje. Wat verhaaltjes schrijven voor een of ander blad. Tjonge, wat geweldig allemaal, nou dat is zeker iets waar een vader trots op kan zijn, maar niet heus.’
‘Nee, jij…wat heb jij voor hem gedaan? Met iedereen het bed induiken, mijn vader bedriegen als hij op zakenreis was, dat is zeker wel iets om trots op te zijn.’
‘Wat weet jij daar nou van. Donder toch op met je lasterpraatjes!’ reageert Feline fel.

-170-

‘Het is toch zo. Zelfs met mijn broer Robert. Ik heb het toch zelf gezien!’ schreeuwt Lotte.
Feline is razend en ze schudt nijdig met haar hoofd.
‘Daar heb je haar ook weer. Kind, kijk toch eens een keer goed uit je doppen voordat je conclusies trekt.’
‘Ik heb toch zelf gezien dat Robert bijna totaal ontkleed uit jouw slaapkamer kwam,’ schreeuwt Lotte.
‘Meisje, meisje…wat ben jij zielig. Je weet echt niet waar je het over hebt. Maar goed, niet dat ik vind dat ik mezelf tegenover jou moet verantwoorden, maar ik doe het toch. Jouw broer Robert lijdt of beter leed aan een vorm van schizofrenie, net als die jouw moeder van jou. Soms was hij zo angstig dat hij niet alleen durfde te blijven. Blijkbaar zocht hij vroeger tijdens die aanvallen bescherming bij je moeder. Maar ja, jouw moeder was er niet meer en zodoende heb ik me maar over hem ontfermd. Ja, en soms kwam hij inderdaad naakt of bijna naakt mijn kamer binnengerend, maar dat kun je mij niet aanrekenen.’
‘Je liegt…’schreeuwt Lotte.  
‘Geloof wat je wilt kind… misschien geloof je dan ook nog een keer in jezelf. Ik weet niet wat je te kort komt, maar in elk geval genoeg om een ander van alles te misgunnen.’
‘Dames, stop nu even met elkaar zo te beschadigen,’ zegt Elise, die tussen beide probeert te komen. ‘Dit leidt tot helemaal niets. Romain en Robert Audibert zijn beide dood. We zoeken de moordenaar of moordenaars, maar wat belangrijker is dat Romain en Robert een fatsoenlijk laatste afscheid krijgen, en de manier waarop jullie elkaar bijna naar het leven staan gaat daar niet voor zorgen.’
Lotte kijkt mij aan en ik zie haar ogen vollopen.
‘Ze heeft gelijk Lotte, je moet deze frustratie maar even van je af zetten. Het is beter om even tot bedaren te komen.’ Ik leg mijn arm om haar heen.
‘Goh, heb je nou toch nog een vriendje gevonden? En Tomas, is ze lief voor je geweest? Heeft ze dan toch nog iets vrouwelijks, heeft ze toch nog iets van een minnares in zich? Wat een meevaller… Enfin, veel beter kan ze waarschijnlijk ook niet meer krijgen. Ze zal met iemand zoals jij Tomas Vanderwaal genoegen moeten nemen, veel hoger als dat zal ze de lat niet meer kunnen leggen, lijkt me. Stelletje… nou ja, beter iets dan helemaal niets.’
‘Verdomme Feline, hou je mond. En ja, ze is het liefste meisje dat ik ken en een liefdevolle minnares.’
‘Dan ben je ook niet veel gewend Tomas Vanderwaal. Maar enfin… ook dat verbaast me niet.’
Ik wil reageren maar ik houd wijselijk mijn mond.
Elise Durand kijkt mij vragend aan, maar ze stelt haar vraag niet. Ik vermoed dat ze zich afvraagt wat nou werkelijk de relatie tussen Lotte en mij is, maar zeker weten doe ik het niet.
Ondanks dat het erg moeizaam gaat bespreken Feline en Lotte in grote lijnen het laatste afscheid. Ze besluiten in elk geval dat het een crematie gaat worden in een zeer besloten kring. Zonder veel poespas of gedoe. Elise houdt zich afzijdig, maar volgt wel nauwlettend het gesprek tussen Lotte en Feline. Even lijkt het er op dat er een wapenstilstand tussen beide vrouwen is. Ik staar wat voor me uit. Dan vraagt Feline of we blijven dineren. Ik kijk naar Lotte en ze zegt dat ze het aan mij overlaat. Elise Durand zegt dat ze graag gebruikt maakt van de uitnodiging, en Lotte en ik volgen.
‘Wat kan ik voor jullie te drinken inschenken voordat we aan tafel gaan?’ vraagt Feline bijna overvriendelijk.
‘Heb je een portje?’ Liefst rood,’ antwoordt Elise.
Ik neem een glas cognac en Lotte een glas droge witte wijn. Het onweer lijkt even helemaal uit de lucht te zijn en de gesprekken verlopen zelfs buiten verwachting vrij soepel. Het gaat eigenlijk over van alles en ik krijg bewondering voor Elise Durand en vooral voor haar slimme manier van vragen stellen. Bijna achteloos stelt ze die, en soms lijkt ze aanvankelijk genoegen te nemen met halfbakken antwoorden om vervolgens even daarna weer een nieuwe poging te ondernemen, en dan probeert ze langs een andere weg alsnog de passende antwoorden te krijgen.
‘Feline, ik mag je toch wel Feline noemen…? Filippe Marechal schijnt een geweldig schilderij van jou te hebben gemaakt. Hij schijnt je nog mooier te hebben afgebeeld, dan dat je al bent.  Mag ik het eens zien, want om eerlijk te zijn, toen ik dat hoorde ben ik wel heel nieuwsgierig geworden,’ zegt Elise, en het klinkt bijna stroperig. Blijkbaar streelt deze vraag Feline, want ze is zichtbaar ingenomen met het compliment.
‘Natuurlijk mag je mij met Feline aanspreken Elise, en loop maar even met me mee. Het schilderij hangt in de slaapkamer. Romain wilde dat graag zo hebben,’ zegt Feline, waarna beide vrouwen de salonkamer uit lopen. Lotte en ik blijven alleen achter.
‘Gaat het?’ vraag ik.
‘Jawel hoor. Als het niet erger wordt als dit.’

-171-

‘Ik hoop het niet Lotte.’
Dan blijft het even stil. Lotte staart naar buiten en dan draait ze zich weer naar mij toe.
‘Tomas…?’
‘Ja, wat is er?’
‘Meende je dat, toen je zei dat ik het liefste meisje ben dat je kent? En waarom zei je dat ik een goede minnares ben, we hebben immers nog nooit…’
Ik loop naar haar toen en druk mijn lippen op die van haar. Door de intense kus hebben we niet gehoord dat Feline en Elise de salonkamer zijn binnengekomen.
‘Zo, kijk eens aan,’ zegt Feline tegen Elise. ‘Ze heeft toch nog ergens een paar vrouwelijke hormonen, die blijkbaar iets bij haar losmaken. En dan ook nog zo stiekem. Zijn we even de kamer uit en dan…’
‘Toe nou Feline, laat haar nou even met rust,’ vraag ik bijna smekend.
Feline Audibert kijkt naar Elise Durand op een manier die mij niet aanstaat. Ze straalt een zekere minachting uit. Een minachting, die mij een rilling bezorgt. Het is vooral de manier waarop ze naar Lotte kijkt, met die harde hatelijke blik. 
‘Met rust?’ Weet je mevrouw de inspecteur, dat wicht probeert al jarenlang mijn leven te vergallen. Ze probeert al jaren Romain en mij uit elkaar te drijven. Natuurlijk, Charlotte is het mooiste meisje, het liefste meisje… het is papa’s meisje…Charlotte was het liefje van de leraren op school. Maar Elise, neem maar van mij aan… het is gewoon een harteloze trut, een hopeloos kil en koud geval en zo preuts als het allerergste cherubijntje. Charlotte moet een ramp zijn voor iedere man. Daar kom je nog wel achter Tomas Vanderwaal. Maar ja, volgens mij ben jij ook niet veel verder gekomen dan je puberteitsjaren. Je straalt ook niet bepaald de Don Juan uit. Nee, Tomas, en volgens mij ben je ook nog maagd, net als zij.’
‘Wat weet jij daar nou van?’ reageer ik.
‘Meer dan je denkt… Filippe Marechal heeft genoeg over je vertelt.’
‘Dat lieg je Feline, Filippe zou zoiets nooit doen.’
‘Nog naïef ook…’
Ik laat het er bij.
‘Zo, nu dit allemaal weer is gezegd kunnen we nu dan weer normaal doen?’ vraagt Elise.
‘Voor zover er hier normaal kan worden gedaan,’ mompelt Lotte.
Het meisje komt vertellen dat we aan tafel kunnen. Ze had geen geschikter moment uit kunnen kiezen.

Het diner is tamelijk sober, maar goed. Af en toe wordt er wat gesproken, maar het is en blijft allemaal vrijblijvend en vooral ook oppervlakkig.
Lotte kijkt af en toe naar mij. Ik denk terug aan de kus. Terug aan dat ene moment, dat moment van even geleden. Dat moment dat Feline en Elise naar het schilderij waren. Ik voel niet dezelfde verliefdheid die ik indertijd bij Anne voelde, maar ik voel absoluut dat Lotte in mijn hart is. Daar kan ik niet omheen. Het liefst zou ik nu met haar weg gaan, terug naar Nederland, naar Klimmen. Terug naar het vreedzame Limburgse platteland.
‘En Tomas, wanneer stuur je me nou eens die gedichten?’ vraagt Feline plotseling.
Ik schrik van haar vraag.
‘Je hebt het me beloofd toen we samen in mijn slaapkamer waren, dat weet je toch nog wel.’
Ik zie het gezicht van Lotte betrekken. De blos op haar wangen is opeens verdwenen.
‘Dat was niet in je slaapkamer Feline…’ reageer ik kalm.
‘Oh nee? Wacht, misschien heb je wel gelijk. Nee, je hebt helemaal gelijk, dat was inderdaad later. Daar zijn we later naar toe gegaan. Wat dom van me.’
Lotte staat op ontploffen, maar ze houdt zich nog steeds goed.
‘Exact. Je wilde mij het schilderij van Filippe laten zien,’ is mijn rustige reactie. ‘Zoals je dat net ook aan Elise hebt laten zien, maar dat weet je drommels goed.’

-172-

‘Oh, was dat zo?’ zegt Feline. ‘Misschien moet ik je dan weer gelijk geven Tomas. Jammer. Enfin, het zal wel. Lust iemand van jullie nog een drankje ter afsluiting van deze gezellige bijeenkomst. Weliswaar nogal onverwacht, maar achteraf gezien toch ook leerzaam en verhelderend, al is het maar dat ik nu gerustgesteld ben, dat er toch nog iets vrouwelijks is ontwaakt in mijn lieve stiefdochter. Dat maakt mijn dag weer helemaal goed.’
Het cynisme druipt er van af, maar we reageren er niet op, noch Lotte, noch ik en ook Elise laat zich niet verleiden tot een reactie.
‘Ik denk dat we maar weer eens richting Tours gaan,’ zegt Elise als ze op horloge kijkt. ‘Het is al laat en het was een lange dag.
‘Kom nou toch, doe niet zo ongezellig. Nog één glaasje, ter afsluiting. Dat kan toch nog wel, één glaasje…’ Feline Audibert houdt vol.
‘Bovendien moeten we nog even definitief iets afspreken over wat we met onze overleden geliefden doen. Wat vind jij Charlotte?’
‘Heb ik wat te vinden? Bovendien dacht ik dat we er uit waren?’
‘Natuurlijk heb jij wat te vinden meisje. Ik ben geen onmens of zo. Dus dan het blijft zo? Geen probleem hoor, het zijn tenslotte jouw vader en  jouw broer.’ Feline kijkt mij aan en ze knipoogt.
‘Zie je nou wel Tomas, ik val best mee, al vindt Charlotte dat dan wel niet.’
‘Kan de crematie eind deze week?’ vraagt Lotte aan Elise Durand. ‘Zijn de lichamen dan vrijgegeven?’
‘Dat moet ik nog even checken, maar ik neem eigenlijk aan dat dit geen probleem moet zijn. Wat we wilden weten, dat weten we, zeker tegen het eind van de week.’
‘Dus aanstaande vrijdag?’
‘Mij best. Charlotte… ik neem aan dat jij het allemaal regelt. Ik ben daar niet zo goed in,’ zegt Feline.
‘Ik wil het wel regelen, maar alleen als jij je er buiten houdt,’ reageert Lotte bitsig.
‘Ik mag toch zeker wel komen?’ vraagt Feline op een kinderlijke toon. ‘Of wordt het alleen een feestje voor de echte familie? Voor jou alleen dus…’
Lotte haalt haar schouders op. ‘Dat ik dat nog mee mag maken. Feline Roussaux die eindelijk haar plaats weet…’ is haar kille reactie.
Feline reageert niet maar haar ogen schieten vuur.
‘Goed gedaan Lotte,’ denk ik. ‘Dit was een regelrechte voltreffer.’

Na aandringen van Feline, hebben we toegestemd om samen nog een laatste drankje te nemen.
We zitten inmiddels weer in de salonkamer als er op de deur wordt geklopt en het meisje binnenkomt.
‘Sorry mevrouw dat ik u stoor, maar er staat een man in de gang, die zegt dat hij met u en met de anderen hier een afspraak heeft. Hij zegt dat het belangrijk is. Ik weet niet goed…’
‘Wie is het?’ vraagt Feline.
‘Ik heb zijn naam gevraagd, maar hij zegt dat hij u allen wil verrassen mevrouw,’ zegt het meisje.
‘Ik zou niet weten wie…’ is de reactie van Feline.
‘Goede avond vrienden. Ik denk, ik loop maar door, want dit duurt mij veel te lang,’ zegt een mannenstem die vanachter het meisje vandaan komt, dat vervolgens ruw aan de kant wordt geduwd. ‘Bovendien heb ik geen tijd en vooral ook geen zin in al dat getreuzel.’
‘Filippe…!’roepen Feline en ik tegelijkertijd.
‘Filippe…’ zegt Elise Durand verbaasd. ‘Filippe Marechal?’
Lotte staart lijkbleek voor zich uit. Ze is totaal overrompeld.
‘Dat kan niet waar zijn hoe…?’ stamel ik.
Feline Audibert zit met haar hand voor haar mond. Elise is blijkbaar de enige die blijkbaar de kalmte weet te bewaren.

-173-

‘Sorry mevrouw, ik…’ zegt het meisje nog, maar Feline verzekert haar dat het in orde is en zegt tegen haar dat ze kan gaan.
‘Zo Filippe Marechal... wat een verrassing om u te ontmoeten. Dat is iets wat ik echt niet meer had verwacht. Zeker niet, omdat u in principe niet meer leeft.’
‘Wie bent u dan wel mevrouw?’
‘Elise Durand. Politiecorps Tours.’
‘Aha, dan klopt mijn vermoeden. Ik ging er even vanuit dat u van de politie was, maar nu ben ik er zeker van? Wij hebben elkaar nog niet eerder mogen ontmoeten geloof ik. Dus dan ben u zeker degene, die al die nare nieuwsgierige agentjes op me af heeft gestuurd. Van die enge kereltjes met allemaal vragen, vragen die er nauwelijks toe deden. Zo, zo… dus u bent die dame? Was ik niet belangrijk genoeg voor u om zelf naar mij toe te komen? U ziet het, ik neem wel die moeite, al moet ik toegeven dat ik hier niet helemaal op had gerekend.’
‘Pardon?’
‘Zoals ik het zeg. Ik wist dat Tomas en Charlotte hier bij Feline waren, maar ik wist niet dat u er ook was.’
‘U heeft ons gevolgd?’
‘Gevolgd… dat is niet het juiste woord. Ik wist dat ze hier waren, dat is toch voldoende? En zoals u ziet, nu ben ik er ook.’
‘Met welk doel?’
‘Nou, dat zal ik u allemaal vertellen, maar schenk eerst maar eens iets voor me in Feline. Het is bar ongezellig als ik jullie zo allemaal aan een drankje zie zitten en ik hier op een droogje sta.’
Ik kan mijn ogen nog steeds niet geloven. Ik vraag me af of er niet iets in het drankje heeft gezeten en dat we nu in een of andere waantoestand terecht zijn gekomen. Lotte zit ineengedoken in haar stoel. Ze verroert zich nauwelijks.
‘Je hoeft niet zo angstig te zijn Charlotte. Ik zal je echt niets doen, al heb je mijn leven dan wel aardig op zijn kop gezet, of moet ik zeggen verpest. Maar ja, je kunt er eigenlijk ook niets aan doen,’ zegt Filippe tegen haar.
‘Wat heeft Charlotte met jouw leven te maken Filippe?’ vraagt Elise Durand kalm.
‘Elise… ik mag toch wel  Elise zeggen? Nou, dat zal ik je uitleggen, maar eerst even een slokje. Lekker spul Feline, dit is echt een voortreffelijke cognacje. Fijn om te weten, dat je niet vergeten bent wat ik lekker vind,’ zegt hij met een knipoog naar Feline, die vervolgens haar schouders ophaalt.
‘Is het misschien veel moeite Filippe om ons nu te vertellen hoe het allemaal in elkaar zit? Je hebt mij wel nieuwsgierig gemaakt.’ Elise Durand weet niet van wijken.
‘Mevrouw de agente, geduld is een schone zaak. Weet je, hoe eerder dat jullie weten hoe het in elkaar steekt, hoe eerder het afgelopen is. Met jou, met mij en met de anderen hier. Dus ik denk dat het verstandig is om er nog maar even van te genieten en ons vooral niet te haasten. Dat heeft ook geen zin.’
‘Hoe bedoel je dat?’ vraagt Elise.
‘Je zou beter moeten luisteren naar wat ik zeg. Kijk, als ik jullie allemaal heb verteld hoe het zit, dan is het voorbij. Voor iedereen hier. Dan kan het niet meer verder. Dan is de koek op, om het zo maar eens te zeggen. Dan is het verhaal helemaal klaar. Tomas, jij moet toch weten wat dat betekent als het verhaal helemaal af is of niet soms?’
Ik kijk naar Filippe en ik zie een heel ander mens. Uiterlijk misschien gelijk, maar zijn uitstraling en zijn blik zijn niet van de jongen, die ik altijd beschouwd heb als mijn beste vriend. Dat maakt me onrustig en vooral ook angstig.
‘Ik weet niet goed wat je bedoeld Filippe?’ antwoord ik met ingehouden adem. Er zit een brok in mijn keel en ik probeer angstvallig mijn onzekerheid te verbergen.
‘Jij weet niet goed wat ik bedoel? Tomas toch. Ik dacht dat vrienden elkaar altijd begrepen. Elkaar steunden tot in de dood. Dat is toch echte vriendschap Tomas of niet soms?’
Dan wijst hij naar Lotte.
‘Dat is dan wel weer jammer… dat je onze vriendschap zo bezoedelt. Het is niet netjes Tomas om mijn meisje te stelen, vind je dat zelf ook niet? Nee, niet zo chique, als je het mij vraagt. Maar goed, het doet er nu niet meer toe, dus dat zullen we dan ook maar laten rusten. Hebben jullie het samen al eens gedaan?  En hoe was ze, ik heb er vaak over gefantaseerd… maar ja, helaas het is er nooit van gekomen.’
‘Filippe, heb jij iets met de dood van Romain en Robert te maken?’ vraagt Elise plotseling.

-174-

Hij kijkt haar wild aan.
‘Wat ben jij een vreselijk mens Elise Durand… zo verschrikkelijk ongeduldig en ook zo verschrikkelijk tactloos.’
Dat is alles wat hij zegt. Hij heeft een aktetas bij zich en neemt die op zijn schoot, daarna haalt hij er een pakketje uit.
‘Kijk vrienden, een druk op de knop en foetsie… Dan zitten we allemaal in hetzelfde schuitje als Romain en Robert Audibert en natuurlijk niet te vergeten meneer Eric Ducroix,  in het schuitje richting de verdoemenis.’
‘En Jacqueline Péron,’ vult Elise kalm aan.
‘Nee Jacqui is een ander verhaal. Daar ga ik niet over. Die was zelf zo gek als een deur.’
‘Leg dat pakketje nou gewoon maar weg Filippe. Dat heb je niet nodig. We zullen geduldig naar je luisteren. Allemaal. Dat beloven we, nietwaar?’ probeert Elise.
‘Dat zullen jullie wel moeten. Het is tenslotte allemaal jullie schuld, niet de mijne. Jullie hebben het zo ver laten komen, ik kan nu gewoon niet meer anders. Ik heb het echt wel geprobeerd, maar jullie hebben mij geen keus gelaten. Het moest zo lopen zoals het is gelopen. Het lot kun je niet dwingen, het komt zoals het komt.’
‘Vertel dan eens eindelijk jouw verhaal Filippe. Echt, we zijn allemaal benieuwd om van jou te horen wat wij fout hebben gedaan. Misschien…’
‘Mond houden mens, er is geen misschien! Het is vandaag de dag des oordeels. Het is niet anders en daar kunnen jullie niets meer aan veranderen. Nu niet meer. Enfin, we hebben het informele deel gehad en het wordt nu tijd dat we eens spijkers met koppen slaan. Te beginnen met mevrouw hier.’
Hij wijst naar Elise.  
‘Ik neem aan dat je gewapend bent, dus ik zou het zeer op prijs stellen als je dat schiettuig even aan mij wilt geven voordat er hier ongelukken gebeuren, want dat is wel het laatste wat ik wil. Tenminste voorlopig. En geen rare dingen doen mevrouw,’ zegt hij terwijl hij zijn vinger bij het rode flikkerende knopje houdt dat op het pakketje zit. ‘Nog een keer, geen geintjes, want anders… Kijk, als ik hierop druk dan vliegen we met ons allen richting Palluau, of misschien nog wel verder,’ waarschuwt hij.
Elise doet haar colbert open en haalt uit een opgenaaide holster een klein pistool en geeft dit voorzichtig aan Filippe. Hij bekijkt het aandachtig en schudt zijn hoofd.
‘Daar zal je de oorlog ook niet mee gaan winnen…  met zo’n Micky Mouse ding,’ zegt hij met een zenuwachtige glimlach.
‘Dat hoeft ook niet Filippe,’ antwoordt Elise met ingetogen stem. ‘Ik ben niet zo van oorlogen. Het is niet echt mijn ding. En van jou?’
‘Van mij ook niet Elise.’
‘Fijn om te horen Filippe, dan zijn we het daar gelukkig samen over eens.’
Hij doet het kleine pistool in de aktetas en wendt zich tot Feline.
‘Lieverd, wil je dat dienstmeisje van je even zeggen dat we haar vandaag niet meer nodig hebben. Dat ze rustig naar huis kan gaan.’
‘Ze blijft hier altijd,’ antwoordt Feline Audibert. Het valt me op dat ze tamelijk onbewogen is. Ze straalt zelfs een zekere kalmte uit.
‘Je liegt Feline Audibert, ze gaat elke avond naar huis, naar haar vriend. Dus vanavond ook en daar ga jij nu voor zorgen. En geen geintjes, anders…’ Hij wijst nogmaals naar het rode knopje.
Feline pakt de huistelefoon en ze zegt tegen het meisje dat haar dienst er op zit. Met ‘tot morgenvroeg en wel thuis,’ sluit ze het gesprek af.
‘Goed gedaan Feline. Dat jij nog eens naar mij zou luisteren. Goh, ik heb daar wel eens van gedroomd weet je. Dat jij mij gehoorzaamde en dat je alles deed wat ik wilde, net zoals jij dat met anderen doet…’
‘Flauwekul Filippe.’
‘Niks flauwekul Feline, jij zet alles naar je hand. Alles en iedereen. Je zet mensen tegen elkaar op, je manipuleert en nog erger, je maakt levens kapot. Je bent nog erger als de duivel.’ Dan houdt Filippe even een moment in en het lijkt of hij een overweging maakt. ‘Nou ja erger… nee, zo erg is het nou ook weer niet,’ gaat hij verder.
‘Poeh, dat valt me dan weer mee, zeker als jij het zegt,’ is de cynische reactie van Feline.
‘Geef me nog maar wat te drinken. Die cognac smaakt prima en doe Tomas ook nog maar een glaasje.

-175-

Echte vrienden drinken nou eenmaal samen.’
Ik wil eigenlijk weigeren, maar ik durf niet. Het lijkt wel of hij steeds een aanleiding probeert te vinden om ruzie te maken.
‘Nou Tomas, daar ben je het toch wel mee eens hoop ik? Of zie ik het verkeerd?  Dan moet je dat gewoon tegen me zeggen hoor. Nou, zijn we vrienden of niet?’
‘Zeker Filippe,’ antwoord ik haastig.
‘We wachten nog steeds op jouw verhaal Filippe.’ Elise blijft uiterst kalm en beheerst, en ik prijs ons gelukkig dat ze er bij is. Ik moet er niet aan denken dat we hier alleen met Filippe waren geweest. Ik kijk naar hem en hij voelt dit blijkbaar.
‘Is er iets Tomas? Is er iets dat je niet bevalt?’
‘Nee hoor. Het is prima zo. Ik vroeg me alleen af…’
‘Wat?’
‘Het valt me op dat je jouw hand weer zo goed kunt gebruiken.’
Het is er uit voor dat ik er erg in heb en alleen maar omdat ik geen idee had wat ik moest zeggen.
‘Zo… valt dat je op? Nou, dat klopt helemaal. Maar even voor mij, wat zou daar mis mee moeten zijn?’
Ik voel dat ik nu goed moet reageren. Ik adem diep in voordat ik antwoord geef.
‘Ik dacht dat je hem ooit eens zwaar gekneusd hebt en dat je daarom soms nog wel eens wat last had?’
‘Ik heb geen idee Tomas. Misschien moet je dat glas maar niet meer leeg drinken,’ zegt hij met een schelle lach. ‘Je raakt er van in de war.’
Elise schat mijn opmerking blijkbaar op waarde.
‘Nou Filippe, Tomas heeft wel een punt hoor. Je hebt indertijd aan mijn agenten verteld dat men op je hand was gaan staan. Sterker nog, dat men met een hamer je vingers heeft verbrijzeld.’
‘Wanneer dan?’
‘Tijdens die overval toen je in Palluau woonde.’
Filippe lijkt even uit het veld geslagen, maar dan herpakt hij zich snel.
‘Oh toen. Nou, dat is allemaal goed gekomen. Nee, daar heb ik niets meer aan over gehouden.’
‘Dat is dan heel mooi, want de dokters waren indertijd niet zo optimistisch.’
‘Dokters weten niet alles Elise.’
‘Nee, dat is ook zo. Weet jij eigenlijk hoe dat indertijd gegaan is? We hebben zoveel onderzoek gedaan, maar we zijn er eigenlijk nooit achter gekomen, wat er precies is gebeurd.’ zegt Elise.
‘Natuurlijk weet ik dat, maar dan weet jij het nog niet. Kijk beste Elise, nieuwsgierige mensen krijgen vaak de deksel op hun neus,’ reageert Filippe terwijl hij zenuwachtig over zijn kin wrijft. ‘Dat moet jij toch weten, als speurder.’
‘Daar heb je gelijk in Filippe. Maar ja, ik ben gewoon een nieuwsgierig type. Zo ben ik nou eenmaal geboren. Het zit in mijn genen, dat moet je mij maar niet kwalijk nemen.’
‘Ben je daarom bij de politie gaan werken?’ vraagt hij.
‘Ik wist al op jonge leeftijd dat ik rechercheur wilde worden. Dat kwam onder andere door mijn nieuwsgierigheid. Dat is gewoon mijn aard.’
‘Ja, soms gaat dat zo. Ik wist ook al op jonge leeftijd dat ik kunstenaar wilde worden. Ik wist gewoon dat ik een groot talent was. Op school zei men al dat ik heel beroemd zou worden.’
‘Zo Filippe en… hebben ze gelijk gekregen?’
Filippe kijkt Elise gevaarlijk aan
‘Wat ben jij toch een stom wijf. Natuurlijk ben ik beroemd geworden. Van welke planeet kom jij’? Onder welke tegel ben jij vandaan gekropen? Mens, ik ben wereldberoemd. Mensen vergelijken mij met Matisse, met van Gogh, en sommige kenners zeggen zelfs dat ik groter had kunnen worden dan Michelangelo. En dan vraag jij of ze gelijk hebben gekregen?’ Hij zucht eens diep en hij kijkt een beetje verongelijkt.

-176-

‘De wereld is er klaar voor. Als ik hier mijn werk heb gedaan, dan zal de wereld kennis maken met mijn echte grote werk. De mensen zullen ontroerd en verbaasd zijn over mijn levenswerk, want meer zal er niet meer komen. Ik heb mezelf helemaal leeggezogen, ik heb mijn drang om te scheppen niet meer in de hand kunnen houden. Maar goed, het is nu helemaal klaar, ik heb gedaan wat ik kon. Het werk is af. Dit is mijn zevende dag, en ik heb gezien dat het goed is,’ grinnikt hij nerveus. ‘Mijn schepping is voltooid. De tijd om te rusten is gekomen. Ik ben hier om dit samen met jullie vieren.’
‘Bedoel je met jouw schepping, het werk dat je Tomas in bewaring hebt gegeven?’ vraagt Elise.
‘Jij bent echt dom. Nee, natuurlijk niet. Dat zijn alleen maar de probeersels, niet meer dan studies en het heeft niets te maken met wat ik de laatste maanden heb gemaakt. Ik heb naar dit moment toegewerkt en nu is het klaar. Zevenenzeventig meesterwerken.’
‘En wat moet er dan met de schilderijen die bij Tomas staan?’ vraagt Elise.
‘Tja, wat gaan we daarmee doen? Tomas heb jij een idee? We kunnen ze toch moeilijk allemaal vernietigen, of vind je dat we dat wel moeten doen? Jij bent tenslotte mijn vriend. Geef me eens een goede raad.’
‘Ik heb ze steeds voor je bewaard Filippe, alle zevenenzeventig… Blijkbaar evenveel als jouw zevenenzeventig meesterwerken. Ik heb ze niet geteld, maar goed… wat jij er mee wilt doen, dat is jouw keuze.’
‘Toevallig of niet soms…?  Precies gelijk. Raar toch, vind je ook niet? Misschien zijn het er helemaal geen zevenenzeventig. Tomas Vanderwaal, kom nou eens een keer voor jezelf op. Geef nou maar gewoon toe dat je die schilderijen voor jezelf wilt houden. Net zoals Charlotte.’
Hij kijkt naar Charlotte, die nog steeds ineengedoken in haar stoel zit.
‘Ik had zo graag gehad dat je voor mij zou poseren, maar ja… jouw papa vond dat niet goed. Die vond mij maar een rare vogel. Nee, niemand mocht aan Charlotte Audibert komen. De eeuwige maagd. Ha, de maagd van Orléans… kist nummer zeventien Tomas. Daar zit ze in. Zoals ik haar in mijn fantasie heb gezien. Haar mooie lichaam,  echt alles is mooi aan haar. Charlotte Audibert, mijn muze… Het ultieme bewijs van mijn liefde voor haar heb ik vastgelegd op linnen, daar moest ik het maar mee doen. Want het mocht niet van die rijke bastaard. Niemand mocht aan zijn dochter komen, die was van hem, van hem alleen.’
‘Zitten er nog meer verrassingen in de kisten die bij Tomas zijn?’ vraagt Elise.
‘Nee hoor, gewoon studies en zo. Niets bijzonders.’
‘We vonden de schilderijen met  Het meisje met de moedervlek en Het meisje met de groene jurk anders bijzonder geslaagde werken.’
‘Ja, dat waren ze ook… totdat ze beschadigd werden.’
‘Daar weet je van?’
‘Natuurlijk weet ik daarvan Elise Durand. Denk je dat ik gek ben of zo?’
‘Nee, natuurlijk niet Filippe. Dat is echt wel het laatste.’
Ik houd mijn adem in. De laatste opmerking is gewaagd. Het kan zo maar dat hij het verkeerd opvat, maar hij stapt er blijkbaar zonder al te veel woorden over heen.
‘Zo is dat. Fijn,’ zegt hij kalm.
‘Maar goed, hoe wist je dat dan? Je weet dat ik alles graag wil weten, dus dan wil ik ook weten hoe de vork in de steel zit.’
Filippe aarzelt een moment.
‘Het was in opdracht. En voor de verandering, nu een keer volgens plan uitgevoerd. Soms valt het ook wel weer eens een keer mee.’
‘Zo is dat, het moet ook een keer meezitten.’
‘Zeg dat wel,’ zucht Filippe.
‘Weet je ook waarom die schilderijen zijn beschadigd?’
‘Het klopte niet meer…’

-177-

‘Wie zei dat?’
‘Ik, dat hoor je toch.’
‘Wie heeft die schilderijen zo toegetakeld Filippe? Jij?’
‘Mens wat ben jij nieuwsgierig. Geef me nog maar eens een borrel Feline, ik word hier niet vrolijk van. En als ik niet vrolijk ben, dan word ik een onaangenaam secreet, dat kan ik jullie garanderen. Tomas, dat weet jij toch ook of niet soms?’
Ik knik.
‘Heb je je tong ingeslikt? Verdomme… wat heb ik je nou steeds voorgehouden? Kom nou toch eens een keer voor jezelf op. Tomas Vanderwaal echt, ik heb het beste met je voor… maar je moet zelf ook wel een beetje meewerken hoor. Ik kan het echt niet allemaal alleen.’
‘Dat neem ik aan Filippe. Ik beloof je, ik zal mijn best doen,’ zeg ik tegen hem.
‘Kijk eens aan… zie je wel dat je kunt praten. Goed gedaan Tomas.’
Feline geeft hem een nieuw glas met cognac. Ze heeft er dit keer behoorlijk veel ingedaan, en ik neem aan dat ze er op uit is om hem dronken te voeren. Ik vraag me wel af of dat wel verstandig is.
‘Even iets voor de hoofdpijn nemen,’ zegt Filippe en hij haalt een strip met pilletjes uit zijn aktetas. ‘Van Ducroix gekregen. Tjonge, wat een fijne vent was dat.’
‘Dat is hij toch nog steeds,’ oppert Elise.
Filippe kijkt haar ongelovig aan.
‘Wat ben jij voor een politieagente? Ducroix is dood, zo dood als een pier.’
‘Oh…’ zegt Elise. ‘Dat wist ik niet. Heeft hij een ongeluk gehad of zo?’
Filippe neemt twee pillen in en drinkt daarna een flinke slok cognac.
‘Een ongeluk… ja, zo zou je het kunnen noemen. Ik zou het eerder een aflossing van zijn schuld willen noemen.’
‘Ik begrijp je niet Filippe.’
‘Ducroix heeft alleen maar genomen… en daar komt op een gegeven moment een eind aan. Ook voor hem. Het was de hoogste tijd om alles terug te pakken, wat ons ontnomen is. De zaak te vereffenen, het saldo op nul te zetten.’
‘Je vindt het toch niet erg dat ik hier niks van snap,’ zegt Elise kalm.
‘Elise Durand, je bent hoofdinspecteur bij de politie, je bent tweeënveertig, je bent single, je woont in een prachtig appartement in het centrum van Tours en voor je plezier rijd je een witte Porsche Carrera Cabrio, bouwjaar negentiennegenenzestig. Is het nou zo moeilijk om achter dingen te komen?’
‘Dus je wist wie ik was toen je hier binnenkwam?’
‘Natuurlijk wist ik dat.’
‘En waarom deed je dan net alsof?’
‘Waarom zou ik meteen het achterste van mijn tong laten zien? Ik wilde wel eens weten of je eerlijk tegen mij zou zijn of dat je mij om de tuin wilde leiden. Of dat je mij misschien wel een hak wilde zetten.’
Elise blijft rustig.
‘Het doet me deugd dat je zo in mij bent geïnteresseerd. Dat zijn niet veel mannen.’
‘Je probeert me te paaien.’
‘Nee hoor Filippe ik meen het echt. Maar ondertussen weet ik nog niet wie die schilderijen zo heeft toegetakeld.’
Filippe nipt aan zijn glas en kijkt naar Feline.
‘Zal ik het dan maar vertellen of doe je dat liever zelf?’ vraagt hij.

-178-

Feline schuift wat onrustig heen en weer in haar stoel. Het is eigenlijk voor het eerst dat ze zich blijkbaar niet zo op haar gemak voelt.
‘Ik weet niet waar je het over hebt Filippe,’ zegt ze en ik meen een lichte trilling in haar stem te horen.
‘Nou dan zal ik maar. Die grote broer van jouw Charlotte, die alles voor zijn stiefmoeder doet, zolang hij maar met haar mag slapen, heeft die schilderijen vernield. Hij springt zelfs nog van de Eiffeltoren, als hij maar bij Feline in bed mag. Kijk, Feline is een beetje jaloers van aard. Die kan niet zo goed hebben als er iemand mooier, beter of slimmer is als zij. Dan is ze “not amused”.  Want zo is het toch Feline Audibert? Of niet soms?’
‘Je bent gek Filippe Marechal, helemaal stapelkrankzinnig,’ schreeuwt Feline Audibert.
‘Dat kan wel zijn, maar niet zo gek dat ik niet meer weet wat de waarheid is. Charlotte, je hebt een hele slechte stiefmoeder. Echt een valse doortrapte heks, die eigenlijk het liefste zou hebben gehad dat je voorgoed uit haar leven was verdwenen. Voor haar mocht je vroeg sterven aan een of andere ziekte of een ernstig ongeluk krijgen, of aan een hap van een giftige appel. Maar ja, Romain Audibert hield van jou Charlotte, al had hij maar weinig aandacht voor je. Maar goed, dat was die madame daar zelfs al te veel. Daarom moest alles kapot Charlotte. Die schilderijen zouden de wereld tonen hoe mooi je bent, en dat kon madame Feline niet hebben.  Je hebt er zelf over geschreven in “World of Art”. Een goed geschreven stuk overigens Danielle Morat. Ik vind overigens Charlotte beter bij je passen, hoewel… Morat klinkt weer gezelliger dan Audibert. Tenminste voor mij.’
‘Bedoel je nou de vernielde schilderijen in Palluau?’ vraagt Elise kalm, die blijkbaar onverstoorbaar is. ‘Of die bij Janine Berlot?’
Filippe kijkt haar vragend aan.
‘Ze kon het gewoon niet hebben.’ Zijn stem trilt. ‘Waar maakt toch niks uit, of wel soms?’
‘Wie heeft de boel in Palluau kort en klein geslagen Filippe. Was jij het zelf?’
Hij aarzelt.
‘Zij had me gedreigd dat ze dat het zou regelen als ik het niet zelf zou oplossen.’
‘En toen?’
‘Toen niks. Ik laat me niet bedreigen, door niemand.’
‘En toen heeft die iemand anders het voor je opgelost?’
‘Niet iemand anders Elise, maar Robert en een paar vrienden.’
‘Dus die hebben de zaak in Palluau vernield?’
‘Ja, die hebben alles kapot gemaakt.’
‘Leugens van een gek, dat gelooft toch niemand,’ krijst Feline.
Elise Durand haalt haar schouders op.
‘Ik geloof hem,’ zegt ze op rustige toon.
Ik vraag me af of ze het meent of dat ze alleen Filippe ter wille wil zijn.
‘Dank je wel Elise,’ zegt hij terwijl hij even zijn hand van het pakketje haalt.
‘Geen dank Filippe. Maar vertel verder, want volgens mij zijn we pas aan het prille begin van jouw verhaal.’
‘Ik had Robert herkent. Ik had hem hier gezien, tijdens mijn sessies met Feline. Robert was jaloers dat ik haar schilderde. Dat hij even minder aandacht kreeg. Dus hij was uit op wraak. Het zal wel gemakkelijk geweest zijn om hem zo ver te krijgen om revanche op mij te nemen. Zo was het toch Feline?’
Hij kijkt haar aan maar Feline Audibert kijkt naar beneden en ze ontwijkt zijn blik en zwijgt.
‘Zo was het toch?’ vraagt hij nogmaals met klem. ‘Zo is het toch gegaan of niet soms? Zeg maar eens dat ik lieg, nou toe dan. Nou nog een keer, heb ik gelogen Feline? Nou…’

-179-

De dreiging die van Filippe uitgaat, bezorgt me rillingen.
‘Nee…’ klinkt het nauwelijks hoorbaar.’
‘Wat zei je nou? Ik heb je niet goed gehoord,’ schreeuwt Filippe.
‘Dat je niet liegt…’
‘Harder Feline, zodat we het allemaal kunnen horen!’
‘Dat je niet liegt klootzak,’ gilt ze en gooit de inhoud van haar glas wijn in zijn gezicht.
‘Zie je nou dat het niet zo moeilijk is om een keer toe te geven,’ zegt hij kalm terwijl hij met zijn hand zijn gezicht schoonveegt. ‘Zonde van die wijn Feline Audibert,’ voegt hij er aan toe.
‘Dat is niet zo handig Feline. Ik vind niet dat je Filippe zo moet bejegenen en dat je zeker geen wijn in zijn gezicht moet gooien,’ reageert Elise geërgerd.
Ik begrijp waarom ze dat zegt. Het is vooral zaak om het niet uit de hand te laten lopen.
Gelukkig reageert Filippe kalm en hij veegt even later met zijn zakdoek de spetters wijn van het pakketje.
‘Dat was verdomd stom van je. Voor het zelfde geld knalt de hele boel uit elkaar. Dat had zo maar gekund. Het is een en al elektronica en dat kan over het algemeen niet zo goed tegen vocht, dus ook niet tegen wijn,’ moppert hij.
‘Heb je daar ervaring mee?’ vraagt Elise.
‘Ik niet…maar ik weet dat anderen dat wel hebben.’
‘Hoe komt je eigenlijk aan dat bompakketje?’ gaat Elise verder.
‘Elise, kom nou toch. Wat dacht je, via internet natuurlijk. Als je een beetje handig bent en de juiste sites weet te vinden dan ben je zelfs in staat om atoomwapens maken, bij wijze van spreken dan. Maar dit soort spul, dat is in elk geval geen probleem. Het is een soort bouwpakket, maar je moet er even je best voor doen, en je moet wel een beetje handig zijn, meer niet.’
Dan richt hij zich tot Charlotte.
‘Robert was daar echt goed in. Jammer dat Romain, die zogenaamd liefhebbende vader van jullie zo weinig in zijn enige zoon zag. Ik kan je verzekeren Charlotte dat dit zeer deed bij je broer. Romain Audibert had maar één kind. En wie-o- wie was dat? Juist Charlotte Audibert… zijn eigen liefje, waar niemand bij in de buurt mocht komen, laat staan aan mocht raken. Ik wilde jou Charlotte… alleen maar jou, maar jouw vader heeft alles verpest.’
‘Hoe ben je met Robert in contact gekomen Filippe, ik kan me voorstellen…’
Filippe onderbreekt Elise.
‘Feline moest Robert niet meer. Hij was ook door haar afgedankt. Toen heb ik hem ontmoet in Parijs bij Ducroix. Hij vond het verschrikkelijk dat Feline hem had weggestuurd….Tja hoe moet ik het zeggen? Het is het verhaal van de meester en de knecht. Hij keek tegen me op, misschien was hij zelfs wel een beetje verliefd op mij. Enfin, hij luisterde in elk geval onvoorwaardelijk naar mij. Robert had leiding nodig en Feline was blij dat ze van hem af was. Was hij eigenlijk wel goed in bed Feline? Ik vond het eigenlijk wel tegenvallen. Robert was een stuntelaar, ik had er meer van verwacht. Blijkbaar had hij toch niet zo veel van je opgestoken. Het gebruikelijke werk, niets bijzonders zal ik maar zeggen.’
Feline Audibert kan zich bijna niet meer beheersen, maar Elise schat de situatie goed in. Nog voordat Feline iets kan ondernemen grijpt Elise haar stevig bij de arm.
‘Laat je niet zo gaan,’ zegt ze kalm. ‘Jij bent hier niet alleen.’
‘Hier plak dat maar op haar mond en om haar polsen, dat spul houdt haar wel kalm,’ stelt Filippe voor.
Ik zie het gezicht van Charlotte betrekken en ook Elise kijkt verbaasd naar de rol zwart tape die Filippe uit zijn aktetas haalt.
‘Goed spul. Tomas, je hebt niets te veel gezegd.’
Hij geeft de rol aan Elise.
‘Nou help haar eens even Tomas, ik moet jou ook alles voorzeggen. Vooruit, tape dat mens eens in, dan hebben we daar in elk geval even geen last meer van.’

-180-

Met wat moeite doen we het tape om de polsen van Feline en Elise scheurt er een klein stuk af dat ze over de mond plakt. Net genoeg om Feline te doen zwijgen.
‘Even kijken, waar waren we… O ja, zoals ik al zei Robert en ik hebben elkaar ontmoet bij Eric Ducroix.’
‘Wanneer was dat Filippe? Toen je in het verpleegtehuis was opgenomen?’
‘Nee joh, veel later. Ik was allang weer terug in Palluau, samen met Jacqui. Ik moest naar Parijs want Eric Ducroix had pilletjes voor me. Hij regelde die voor me in ruil voor schilderijen. Jacqui en ik konden niet zonder en hij zei dat hij daar voor kon zorgen. Dus dat was op zich wel handig. En zodoende liep ik Robert tegen het lijf. Zo maar ineens. Ik herkende hem meteen.’
‘Waarom heb je indertijd geen aangifte gedaan?’
‘Die daar kwam bij me op bezoek toen ik nog in het ziekenhuis lag.’ Hij wijst naar Feline. ‘In het Hôpital de la Pitié-Salpêtrière. Ze zei dat het beter voor me was om alles te vergeten, dat was voor iedereen het beste. Ze zou wel regelen dat de ziekenhuiskosten werden betaald en ook beloofde ze me dat er goed voor me gezorgd zou worden in het Sanatore. Bovendien zou ze alle schade vergoeden. Het was een vergissing geweest. Robert was nou eenmaal een beetje raar en hij kon er niets aan doen. Hij was ziek in zijn kop. Ze zei dat ik er geen spijt van zou hebben als ik alles zou laten voor wat het was. Dat was haar boodschap.’
‘Was bij dat gesprek nog iemand anders aanwezig dan jij en Feline?’
‘Ducroix. Volgens mij had ze wat met Eric Ducroix.’
‘Filippe, die rol tape, is die van jou?’
‘Ja, nou eigenlijk van Tomas. Goed spul. Het plakt ongelofelijk goed. Ik heb er al veel plezier van gehad.’
‘De politie in Parijs heeft dit soort tape gevonden bij Romain Audibert.’
‘Nou en?’
‘Nou Romain is dood, maar dat zal je neem ik aan wel hebben gehoord.’
‘Ja zelfmoord. Het was op de teevee.’
‘Geen zelfmoord, maar moord Filippe,’
Hij kijkt Elise ongelovig aan.
‘Maar ze zeiden…’
‘Ja, maar soms moet je niet alles geloven.’
‘Enig idee hoe jouw tape daar is gekomen?’
‘Mijn tape? Hoezo mijn tape? Ik heb maar één rol en die heeft steeds in mijn atelier in Palluau gelegen. Dus…’
‘Dus?’
‘Dus weet ik het ook niet,’ zucht Filippe.
‘Toch wel raar. Zo is het toch ook wel een beetje raar dat jij hier zit. Volgens mij hebben jij en jouw vriendin Jacqui zelfmoord gepleegd. Volgens onze onderzoeken is Jacqui eerst gegaan en heb jij vervolgens de hand aan jezelf geslagen, nadat je eerst de hele zaak in de brand hebt gestoken.’
‘Dat klopt, dat heb ik ook gehoord. Sterker nog, ik heb het zelfs met eigen ogen gezien.’
‘Hoe zat dat dan?’ Wil je me dat eens uitleggen Filippe, want daar begrijp ik echt helemaal niets van.’
‘Ja, dat wil ik wel, maar eerst nog even over die twee schilderijen bij Janine Berlot. Dat had nooit mogen gebeuren.’
‘Nee dat had het niet.’
‘Nee, zo min als dat Robert de zaak verknoeid heeft.’

-181-

‘Welke zaak.’
‘Robert zou Tomas en Charlotte toen ze onderweg waren naar Parijs, proberen te onderscheppen. We moesten praten. Maar ja, hij verknoeide alles. Ik had geen keus.’
‘Hoe wist je eigenlijk dat ze onderweg waren naar Parijs en waar ze zich bevonden?’
‘Tja, hoe weet ik dat jij in een witte Porsche rijdt?’
‘Vertel me eens Filippe hoe dat zit?’
‘Tomas heeft een zendertje in zijn broekzak zitten. Nou ja, het is eigenlijk gewoon een slimme sleutelhanger… Ook op internet gevonden,’ antwoordt Filippe bijna triomfantelijk.
Ik kijk hem vol ongeloof aan.
‘Ja Tomas, je moet beter op je spullen letten. Soms kunnen er allerlei rare dingen mee aan de hand zijn.’
Ik pak mijn sleutelbos met daaraan de rare sleutelhanger, waar oorspronkelijk de sleutel van de kelder aanhing. De sleutel van de kelderdeur in Palluau, de kelder waar ik voor het eerst de kisten met de schilderijen heb gezien. Ik heb die sleutelhanger zorgvuldig bewaard omdat  ik er waarde aan hechtte, en daarom hangt hij ook steeds aan mijn sleutelbos.
‘Tomas…!’
‘Hoezo…wat? vraag ik.
‘Tomas, dat duiveltje op die hanger communiceert via jouw mobiel met mijn mobiel en die stuurt de informatie weer naar mijn laptop,’ zegt hij. ‘Ik zag jullie als het ware aan komen rijden. Wat internet toch allemaal niet mogelijk maakt…’ voegt hij er bijna verontschuldigend aan toe. ‘ Enfin, dus als je maar goed zoekt en de weg een beetje weet, dan vind je alles wat je nodig hebt.’
‘Leg me dat eens uit Filippe, ik snap het niet helemaal…’ zeg ik, maar Elise vindt het blijkbaar niet het geschikte moment.
‘Nu even niet Tomas, later,’ zegt ze.
‘Zo is dat,’ zegt Filippe goedkeurend. ‘Dat kan wel even wachten en bovendien doet het er niet meer toe. Maar goed, het was de bedoeling dat ik Charlotte en Tomas zou ontmoeten. Er viel een hoop te bepraten. Robert zou er voor zorgen dat ze bij mij kwamen.’
‘In het oude schuurtje…?’
‘Juist, in dat oude schuurtje. Dat was een prima plek. Onder dat oude schuurtje is een kleine ruimte, die prima geschikt leek voor ons rendez-vous.’
‘Waarvoor?’
‘Voor ons rendez-vous… om samen even een goed gesprek te hebben. Onder zes ogen. Wat dacht jij dan?’
‘Ik weet zo langzamerhand niet meer wat ik moet denken Filippe,’ antwoordt Elise.‘ Soms heb ik het idee dat het niet helemaal gegaan is, zoals je het nu voorstelt.
‘Tja, het is best wel verwarrend, dat ben ik met je eens. Maar het is echt waar Elise, anders zou ik het niet aan jullie vertellen.’
‘Wat had je dan met Tomas en Charlotte willen bespreken?’
‘Eerst maar even mijn verhaal afmaken. Robert verknoeide alles omdat hij ze de stuipen op het lijf joeg met zijn rare fratsen. Het was de bedoeling om ze aan de kant te zetten en dan ging ik er van uit dat beiden rustig met hem mee zouden lopen naar het schuurtje. Nou, dat liep dus in het honderd. Charlotte rende het veld in en die lomperik rende achter haar aan. Dat ze bang was kan ik wel begrijpen. Toen Tomas haar achterna was gekomen wilde ik Tomas beschermen tegen Rober, maar dat viel verkeerd uit.’
‘Heb jij Robert neergeschoten?’
‘Ik had geen keus. Hij was door het dolle heen. Hij zou Tomas iets hebben aangedaan, daar ben ik zeker van. Bovendien wist ik niet waar Charlotte was. Dus ik wilde haar ook tegen hem beschermen.’
‘Was dat de echte reden Filippe, of wilde je van hem af?’
Deze vraag van Elise komt hard bij hem aan. Zijn gezicht betrekt en hij slikt zijn emotie weg.

-182-

‘Ik wilde dit echt niet, maar ik had geen keuze. Ik moest dit doen. Je moet me geloven Elise.’
‘Ik geloof je Filippe en waar ben je daarna naar toe gegaan?’
‘Nergens, naar de kelder onder het schuurtje.’
‘Dat verklaart in elk geval waarom er geen sporen van jou zijn aangetroffen. In elk geval geen verse sporen. Ik neem aan dat je er al even was?’
‘Ik woonde daar zo af en toe. Een mens moet toch ergens blijven.’
‘Ja natuurlijk wat dom van me. Je had natuurlijk geen plek om te wonen, nadat je huis in Palluau was afgebrand.’
‘Alleen dit schuurtje dat ik al eerder had gevonden en de kelder bij mijn afgebrande huis.’
‘De kelder bij je afgebrande huis?’
‘Ja, Tomas weet wel wat ik bedoel. Maar… Tomas weet niet dat er nog een extra deur is. Deze deur komt uit op een onderaardse gang, die uitkomt in het bos even verderop. Voor mij is het een mooie schuilplaats.’
‘Schuilplaats? Waarvoor moet jij je dan verschuilen?’
‘Ik ben dood Elise, dat weet je toch nog wel. Dan is het niet gebruikelijk dat je nog overal wordt gezien.’
‘Ja, je bent dood en toch zit je hier. Dat is op zich best wel raar vind je ook niet Filippe?’
‘Ja, maar het is niet wat jullie allemaal denken. Het is allemaal heel anders.’
‘Nou vertel ons dan hoe het zit, zodat we het ook allemaal kunnen begrijpen. Voorlopig lukt ons dat nog niet zo goed.’
Filippe pakt zijn aktetas en hij drukt weer twee pilletjes uit de strip.
‘Wil je een glas met water voor me pakken Charlotte?’ vraagt hij.
Lotte knikt en komt langzaam overeind.
‘Geen rare dingen doen,’ zegt hij.
‘Nee hoor,’ zegt ze met zachte stem.
Even later komt ze met een glas water.
‘Dank je wel Charlotte. Doe die tape maar van haar mond als je wilt.’ En hij wijst naar Feline. ‘Die zal zich nu wel weten te gedragen.
‘Tjeetje dat doet pijn,’ moppert Feline als Lotte het stukje tape niet al te zachtzinnig van haar mond verwijderd. ‘Kon dat niet wat voorzichtiger.’
‘Sorry,’ maar het komt niet echt gemeend uit de mond van Lotte.
‘Nou Filippe vertel ons nou eens wat je kwijt wilt,’ zucht Elise.
Hij twijfelt. Het zweet loopt in druppeltjes langs zijn gezicht. Het valt ook Elise op.
‘Gaat het wel goed met je Filippe?’
‘Jawel hoor…even wachten tot mijn pillen weer werken.’
‘Wat is het voor spul?’ vraagt Elise.   
‘Het houdt me uit een psychose.’
‘Haloperidol?’
‘Ja, hoe weet jij dat?’
‘Ik heb er wel eens van gehoord. Gebruik je het al lang?’

-183-

‘Lang genoeg,’ antwoordt hij kortaf en Elise laat het erbij. 
‘Willen jullie mijn verhaal nog horen eigenlijk of heeft het geen zin meer?’
‘Natuurlijk willen we dat…’ zegt Elise.
‘Nou, ik ben niet degene die jullie denken dat ik ben. Ik ben niet Filippe, maar Reneé Marechal. Filippe en ik zijn een eeneiige tweeling. Filippe is een minuut of tien ouder dan ik. We zijn niet samen opgegroeid omdat mijn vader en moeder geen geld hadden. Mijn moeder was ziek en mijn vader was meestal weg. Hij was matroos op een of ander schip. Zo is dat ons tenminste verteld. Na een aantal jaren in pleeggezinnen te hebben geleefd ben ik in een kindertehuis terecht gekomen. Ik was te lastig. Dat moet jou bekend voorkomen Tomas. Filippe had meer geluk. Die woonde bij een echtpaar dat hem goed verzorgde. Hij kreeg voldoende te eten, goede kleding en hij groeide vrij zorgeloos op. We zijn elkaar totaal uit het oog verloren, totdat ik een artikel in de krant las. Toen ik zijn gezicht zag staan en las dat hij succes had als kunstenaar deed me dat pijn. Ik heb zeker zoveel talent als hij, maar ik heb nooit de kansen gekregen. Hij wel. Niemand, maar dan ook niemand heeft mij ooit de mogelijkheid gegeven om mijn werk te tonen. Om te laten zien wat ik kan. Ik woonde in Marseille. We zijn oorspronkelijk Frans, maar de pleegouders van Filippe, waren tweetalig. Daarom sprak hij ook Nederlands of beter een soort Vlaams. Zijn pleegmoeder was oorspronkelijk Belgisch, zijn pleegvader kwam oorspronkelijk uit Brest. Tenminste dat heeft hij mij verteld. Na de middelbare school is Filippe naar Nederland gegaan. Hij heeft daar een paar jaar gewoond. Daar heeft hij Tomas ontmoet. Tomas was zijn beste vriend. Enfin, ik heb Filippe opgezocht toen hij in Palluau woonde. Ik had zijn adres via zijn agente in Parijs, mevrouw Janine Berlot. Hij was eigenlijk alleen maar verbaasd en wilde eigenlijk niet zoveel van me weten. Dat viel me tegen. Ik had gehoopt dat hij ook een beetje blij zou zijn, dat we elkaar weer gevonden hadden. We hadden elkaar zeker zestien jaar niet gezien, noch op een andere manier contact gehad. Hij was zo druk met zijn eigen carrière en had er eigenlijk geen behoefte aan dat er een tweede Marechal zich aandiende. Een tweede Marechal met zeker zoveel talent als hij. Hij zei het niet met zoveel woorden, maar ik voelde dat hij er van overtuigd was dat ik hem alleen maar in de weg zou lopen. We waren totaal verschillende mensen geworden. Helemaal uit elkaar gegroeid. Er was eigenlijk niets wat ons nog aan elkaar verbond, behalve dan dat we er lichamelijk exact hetzelfde uitzagen. Misschien dat ik iets magerder ben, maar als je ons apart zou zien, dan was er bijna geen verschil. Vind jij dat ook zo Tomas? Je hebt Filippe goed gekend.’
Ik knik.
‘Tomas is het helemaal met me eens, nou om verder te gaan, ik heb hem gesmeekt om mij een  kans te geven en even leek het er op. Ik mocht in de kelder mijn eigen werkplekje inrichten, maar ik moest hem beloven om hem niet lastig te vallen.
Het ging eigenlijk steeds beter tussen ons en hij leerde me een aantal technieken. Mijn werk werd steeds beter. ‘Het meisje met de moedervlek” is van mij. ‘Het meisje met de groene jurk’ is van hem. Echt waar, ik zweer dat het waar is. Toen hij mijn schilderij zag werd hij woest. Hij verweet me dat ik hem kopieerde. Dat ik op zijn goede naam mee wilde liften, en dat ik alleen maar wilde profiteren van zijn succes. Op een avond hebben we ruzie gekregen, slaande ruzie zelfs. En toen ben ik weggegaan. Als een geslagen hond. Ik had niets meer, helemaal niets. Ik kon niet meer terug naar Marseille, want ik had niet eens geld voor de trein. Ik vond onderweg een schuurtje. Het schuurtje waar ik over heb verteld. Met wat oude rommel die ik gevonden had, heb ik het ingericht, geprobeerd het een beetje op te fleuren. Bovendien had ik tijdens mijn werk in de kelder in Palluau ontdekt dat er nog een verborgen deur was, die toegang gaf tot een gang die uitkwam in het bos. Filippe wist niet dat die er was. Tenminste hij had er nooit iets over verteld. Zo had ik eigenlijk twee onderkomens. Ik wisselde vaak. Dan woonde ik weer in het schuurtje en als ik zeker wist dat Filippe weg was ging ik naar de kelder in Palluau. Ik had van de sleutel van de kelderdeur een afdruk in klei gemaakt en die bij de plaatselijke sleutelmaker na laten maken. Zo kon ik als Filippe niet thuis was in zijn huis komen. Ik genoot vol bewondering van de dingen die hij maakte en het deed mij zeer dat ik niet meer kon schilderen, eenvoudigweg omdat ik geen geld meer had en dus ook geen materiaal meer kon kopen. Stiekem begon ik linnen en verf van hem te stelen. Zo werd het toch weer mogelijk om schilderstukken te maken. Meestal schilderde ik in de kelder, soms ook wel buiten in het bos. Op een avond toen ik toevallig weer in Palluau was, hoorde ik een hoop gegil en gedoe. Ik hoorde Filippe schreeuwen en vloeken en tieren. Ik durfde niet te gaan kijken. Toen het stil was ben ik naar boven gegaan. Ik kon via een kier naar binnen in de kamer kijken. Ik zag Filippe op de grond liggen. Roerloos. In de stoel tegenover hem zat Robert. Hij genoot van een joint of zoiets. Er hing in elk geval een verschrikkelijk hasjgeur in de kamer. Twee anderen deden zich te goed aan de drank, die op de bijzettafel stond. Het leek wel of ze gedrogeerd waren, of ze pillen had gebruikt of zo. Ik ben weggeslopen omdat ik bang was om opgemerkt te worden. Ik voelde me een lafaard en ik was er eigenlijk zeker van dat Filippe dood was.’
Hij stopt met zijn verhaal en hij haalt diep adem.
‘Sorry, even wachten,’ zegt hij.

-184

Elise knikt.
‘Lusten jullie misschien nog iets te drinken?’ vraagt ze.
‘Doe mij nog maar een glas wijn,’ antwoordt Lotte.
‘En jij Feline?’
‘Doe mij ook maar een glas witte wijn, ik geloof dat ik het nodig heb.’
‘Tomas?’
‘Dank je, even niet,’ zeg ik.
‘En jij Filippe of moet ik Reneé zeggen?’
‘Zeg vanaf nu maar Reneé, zo heet ik tenslotte.’
‘Kan het weer?’ vraagt Elise. ‘Mooi,  ga je gang Reneé.’
‘Voor mijn gevoel ben ik na een paar uur teruggekeerd. Via de kelder ben ik voorzichtig naar de kamer gegaan. Robert en die twee andere mannen waren er niet meer. Ik zag Filippe nog steeds op de grond liggen in een grote plas met bloed. Waar ik al bang voor was, bleek dus waar. Hij was dood. Ze hadden hem dood geschopt. Zijn gezicht was kapot en zijn linkerhand was verbrijzeld. Ik was in paniek. Het voelde of er een stuk van mezelf was doodgegaan. Ik had dit nooit eerder zo gevoeld en ik wist eigenlijk niet wat mij overkwam. Ondanks mijn paniek kreeg ik een briljant, maar vooral ook een duivels idee. Ik besloot om het lichaam van Filippe te laten verdwijnen en zijn plaats in te nemen. Ik zou verder leven als Filippe Marechal en daarmee een beroemde kunstenaar worden. Ik wist dat er een vrieskist achter in de kelder stond en daar heb ik hem naar toe gesleept. Ik heb hem ingevroren zodat ik in alle rust een oplossing voor dat probleem kon bedenken. Ik heb mezelf vervolgens hier en daar bewerkt en met een hamer op mijn linkerhand geslagen. Ik wilde niet het risico nemen dat ik zou worden ontmaskerd. In Parijs vonden ze mijn verwondingen eigenlijk wel meevallen, alleen had ik geestelijk een probleem gekregen. Ik kwam tot tweemaal in een psychose terecht. Mijn hersenen sloegen helemaal op tilt. Ik had werkelijk geen idee, het was me nog nooit eerder overkomen. Dankzij Ducroix werd het beheersbaar. Alleen, tja… alleen liep het op den duur met de medicatie uit de hand.’
‘Hoe bedoel je?’ vraagt Elise.
‘Zoals ik het zeg, ik kreeg steeds sterker en vooral meer van dat spul…’
‘Op voorschrift of vroeg je er zelf om?’
‘Het werd door Ducroix voorgeschreven.’
‘Helder Reneé. Uh, even terug, je was aan het vertellen dat je het lichaam van Filippe hebt ingevroren en dat je het later hebt gebruikt om de zelfmoord in scene te zetten,’ vervolgt Elise onverstoord.
‘Ja, zo ongeveer, maar dat komt zo meteen. Dus nog even geduld, ik vertel jullie echt alles. Nadat ik ontslagen ben uit het Sanatore heb ik even kort met Jacqui samengeleefd. Ze leek weer hersteld van het overmatige gebruik van drugs en drank, maar al spoedig bleek dat het maar van korte duur was. Ze was echt zo gek als een deur. Ze gebruikte van alles en om aan die rommel te komen deed ze ook van alles. Er was niets te gek. Toen ik haar vertelde dat ik terug ging naar Palluau wilde ze met me mee. Ik wilde dat niet, maar ze bleef maar volhouden. Het werd elke dag steeds moeilijker met haar. Het ging van kwaad naar erger. Toen kreeg ik een plan. Ik moest ook nog van het lichaam van Filippe af zien te komen en wat nog belangrijker was, dat ik ook Jacqueline Péron kwijt moest. We zijn teruggegaan naar Palluau en ze is toen we amper een maand in Palluau waren op een avond helemaal door het lint gegaan. Het was een avond vol van drugs- en alcoholgebruik. Heroïne, cocaïne, cognac, whisky, Ik weet het allemaal niet meer. Ze tripte er in elk geval verschrikkelijk op. Ik had in Parijs in het zwarte circuit zomaar voor de lol een pistool gekocht en ik vroeg haar of ze zin had in een spelletje, een heel gevaarlijk spelletje. Een soort Russische roulette. Ze was helemaal gek. Ze pakte mijn pistool af en richtte dat op mij. Ze vroeg of ik dat bedoelde met dat spelletje. Ik zei dat ze het eerst op zichzelf moest uitproberen, dan wist ze of het fijn gevoel gaf. Ze schoot zichzelf in haar hoofd, dwars door haar slaap. Ik voelde me eigenlijk wel schuldig, maar ook wel opgelucht dat ze zichzelf had neergeschoten. Ze lag midden in de kamer. Ik heb daarna het lichaam van Filippe uit de vriezer gehaald en het besprenkelt met benzine, nadat ik hem eerst in zijn borst had geschoten. Recht door het hart. Gelukkig lukte me dat, want hij was natuurlijk nog zo bevroren als wat. Maar goed, het moest op zelfmoord lijken. De benzine stond overigens in het schuurtje en werd gebruikt voor de grasmaaier.

-185- 

Ik gebruikte die benzine omdat ik er zeker van wilde dat het goed zou gaan en even later stond alles ook in lichterlaaie. Toen ben ik naar de kelder gegaan en heb afgewacht. Pas later realiseerde ik me dat ik een hele grote fout had gemaakt. Ik had Reneé Marechal moeten laten sterven en niet Filippe. Hoe kon ik zo stom zijn. Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan, maar ik wist dat er geen weg  terug meer was. Ik overwoog nog om naar de politie te gaan om aangifte te doen als Filippe Marechal, maar ik durfde niet. Het was te laat. Ik was bang dat ik door de mand zou vallen. Maar goed, eigenlijk had ik mezelf ook gedood,  want ik kon me ook niet langer voordoen als Filippe, zoals ik dat maanden lang al had gedaan. Het was te laat en ik realiseerde me dat het ook het einde betekende van mijn schilderijen. Het had geen zin meer. Het werk van Filippe Marechal was door zijn zogenaamde zelfmoord tot stilstand gekomen en daarmee was er ook geen toekomst meer voor mijn eigen werk, het werk van Reneé Marechal. Er bestond nu alleen nog Reneé Marechal, een onbekende nietsnut. Een verliezer, een mislukkeling, een kansloze zwerver uit Marseille. Ik was zo boos op mezelf en vooral ook ten einde raad en ik besloot om naar Ducroix te gaan. Ik probeerde hem voorzichtig uit te leggen dat ik Reneé was, maar hij geloofde me in eerste instantie niet. Hij dreigde met mijn verhaal naar de politie te gaan. Ik smeekte hem of hij mij wilde helpen, of hij een uitweg wist. Hij wilde weten wie de verbrande man in Palluau was, want hij wilde niet geloven dat dit Filippe was. In ruil daarvoor zou hij een verklaring afgeven dat ik in een psychose had gehandeld en het mij eigenlijk niet aangerekend mocht worden. Ik was bereid om de gevolgen daarvan te ondergaan. Echt, ik wilde alles doen om het weer recht te zetten. Hij beloofde mij van alles en in het begin leek het even of hij op mijn hand was. Daarna chanteerde hij mij en wilde hij schilderijen van mij, gesigneerd als Filippe Marechal en vooral ook geld, wat ik overigens niet had. Ik raakte verslaafd aan de pillen die hij me gaf om mijn psychoses te onderdrukken. Op een gegeven moment kon het niet meer verder. We hadden met Ducroix afgesproken. We zouden weer naar Maastricht gaan, waar hij adresjes had. We hadden afgesproken dat we elkaar zouden treffen net voor Luik. Vanaf daar zouden we met één auto verder rijden. Helaas kregen we ruzie. Ducroix eiste meer, dan we hadden afgesproken.’
‘Waarover kregen jullie ruzie?’ vraagt Elise.
‘Over geld. Hij wilde eerst geld en daarna pas weer verder. Dat was niet de afspraak. Het liep helemaal uit de hand en toen heb ik Ducroix op een Vlaams landweggetje doodgeschoten,  met mijn revolver. Eén enkele kogel was genoeg. Ik kon niet anders en bovendien was dat zijn verdiende loon. Ik ben met de auto van Ducroix naar Nederland gereden, met de dode Ducroix in de kofferbak en Robert volgde mij in zijn auto. Ik wilde Ducroix laten verdwijnen en dacht aan de brand in Palluau. Ik moest iets hebben om in brand te steken en dat was jouw boerderij Tomas. Ik wist dat je in Frankrijk was… die sleutelhanger werkte perfect en waarom jouw boerderij? Eigenlijk zonder goede reden of misschien toch wel. Ik hoopte dat met deze brand ook alle schilderstukken van Filippe voorgoed zouden zijn verdwenen. Ik ging er van uit dat je die daar had opgeslagen. Sorry…’
Hij neemt even een slokje water en kijkt op zijn horloge.
‘Toen ik het lichaam van Ducroix naar de brandende boerderij wilde slepen, zag ik iemand op het erf. Ik was er van overtuigd dat er niemand anders woonde. Ik wist het echt niet. Toen ben ik er van door gegaan en heb de auto van Ducroix brandend achtergelaten. Achteraf had ik het anders moeten doen, maar ja dat is achteraf. Enfin de auto van Robert stond even verderop. Hij zat bibberend achter het stuur en was helemaal de kluts kwijt. Hij wilde geen kant meer op en toen heb ik hem neergeslagen en op de achterbank neergelegd, en ben in een keer teruggereden naar Frankrijk, naar hier. Eerst heb ik Robert hier voor de poort uit de auto geduwd, daarna ben ik naar de kelder in Palluau gegaan. Ik dacht echt dat Robert ook dood was, maar later hoorde ik dat dit gelukkig niet het geval was. Ik was wel bang dat hij door zou slaan, maar het vreemde was dat hij zich niets meer kon herinneren. In tegendeel, hij hing aan mij en hij deed alles was ik hem vroeg. Maar dat had ik al verteld geloof ik. Robert heeft Romain om het leven gebracht, dat kan bijna niet anders. Hij haatte zijn vader en ik heb Robert gedood om Tomas en Charlotte te beschermen. Robert was helemaal stapelgek. Hij wilde maar een ding en dat was de dood van zijn vader en zijn zus Charlotte. Hij haatte ze beiden omdat ze hem nooit serieus namen. De enigen waar hij alles voor over had, waren Feline en ik. Maar goed, ik had hem niet mogen doden. Dat is een grove fout.’
‘En in het geval Ducroix?’
‘Die vroeg er zelf om… Eric Ducroix, wat een klootzak was dat.’
‘Dat zal best Reneé, maar zo werkt het niet,’ zucht Elise. ‘En dan laat ik de dood van Jacqueline Péron nog maar even buiten beschouwing.’
‘Die heeft zichzelf doodgeschoten Elise. Echt waar.’
Het klinkt bijna zielig op de manier waarop hij dit zegt.
‘Wat ik overigens niet helemaal goed begrijp is dat jij vertelt dat je terug ben gegaan naar de kelder in Palluau.  Volgens mij is daar toch alles gesloopt?’ vraagt Elise en ze kijkt ook naar mij.
Ik knik.
‘Nou Reneé, hoe zit dat?’ gaat ze verder.

-186-

‘Een groot deel is gesloopt en ingestort… maar ik kan er nog vanaf de boskant in.’
‘Maar daar kun je toch niet meer in leven lijkt me.’
‘Ik moet ergens blijven… ik besta niet meer, dat heb je zelf ook gezegd,’ mompelt Reneé.
‘En nu Reneé…? Je zegt het net zelf ook al, dat je niet meer bestaat, maar je bent er nog steeds. Je kunt nog terug en weer gewoon Reneé Marechal zijn, als je jezelf aangeeft. Dat krijg je weer een nieuwe kans. Want Reneé Marechal bestaat nog steeds, sterker nog hij zit hier levend en wel voor mij.’
‘Maar dan is alles voor niets geweest Elise. Dan heeft het allemaal geen zin gehad.’
‘Misschien niet, maar je bent het toch met mij eens dat dit zo ook niet verder kan. Je moet het proberen Reneé, je moet jezelf die nieuwe kans gunnen.’
Hij haalt zijn schouders op.
‘Reneé… in de kisten die Tomas in zijn bezit heeft, of beter in zijn bezit had, want die zullen wel met de brand verloren zijn gegaan, wat zat daar nou eigenlijk in? Vertel nou eens eerlijk. Soms suggereer je dat daar werk van Filippe in zat en dan doe je er vervolgens weer vaag over. Ik kan dat allemaal niet zo goed volgen,’ gaat Elise verder.
Zijn onderlip trilt en zijn handen beven. Hij probeert wat te drinken, maar het gaat moeilijk. Elise helpt hem.
‘Dank je,’ zegt hij bijna onhoorbaar. ‘Alleen in de eerste twee kisten zaten schilderstukken, maar in de andere kisten zit niets meer, helemaal niets. Behalve dan in kist zeventien. Dat heb ik toch al gezegd. Ik heb alle doeken veilig opgeborgen in twee kluizen.’
Elise kijkt mij vragend aan.
Ik vertel over de volgorde van de kisten en over de brief van Filippe. Ik vertel over onze interpretatie en Reneé luistert aandachtig. Hij glimlacht en hij zegt dat hij onze verklaring over de aangegeven volgorde knap gevonden vindt, maar dat dit nooit zo bij hem opgekomen is.
‘Dus jij hebt die brief geschreven?’ vraagt Elise.
‘Ja, wie anders ?’ vraagt hij verbaasd. ‘Filippe was toen al lang dood.’
Hij aarzelt een moment en dan zegt hij, ‘Tomas en Charlotte, wat jullie dachten dat het de telefoonnummers waren van Robert en Romain zijn het in werkelijkheid de cijfercombinaties van de kluizen, waar ik alles in heb opgeslagen.’
‘En de rest? Is dat dan wel allemaal onzin?’ vraagt Elise.
‘Nou, uh niet helemaal. Charlotte zit wel in de goede richting met haar uitleg. Eigenlijk wel knap gedaan meisje. Feline heeft je in elk geval nog iets bijgebracht, als is het dan maar numerologie…’
Lotte reageert niet en Feline haalt haar schouders op.
‘Kom op Reneé, nou geen spelletjes meer,’ zegt Elise boos. ‘Game over.’
‘Dus jij hebt die afscheidsbrief geschreven Reneé?’ vraag ik.
Hij knikt. ‘Knap gedaan toch of niet soms? Ik zei toch al dat er geen verschil is tussen Filippe en mij. Niemand ziet het verschil tussen ons, niet in denken en niet in doen.’
‘Ik mag toch hopen van wel,’ mompelt Feline Audibert.
‘Laat dat nou toch Feline, alsjeblieft,’ moppert Elise. ‘Hoe zit dat eigenlijk met die cijfers Tomas?’ gaat ze verder. ‘Dat heb je me niet verteld. Waarom niet?’
‘Ik dacht dat het niet belangrijk was, en bovendien was jij niet echt in die brief geïnteresseerd als ik me goed herinner.’
Ze zwijgt een moment.
‘Misschien heb je daar wel een punt. Dat is dan mijn fout, sorry,’ zegt ze.
‘Wat ik ook niet begrijp Reneé, dat vergat ik je eigenlijk net te vragen, waarom ben je met Ducroix naar Nederland gegaan? Waarom ben je niet gewoon hier in Frankrijk gebleven?’
‘Ducroix had adressen in Maastricht waar hij dat spul haalde. Volgens mij heb ik je dat wel verteld.’

-187-

‘Welk spul?’
‘Drugs en zo.’
‘En hoe kwam je ook weer verzeild in Klimmen, bij de boerderij van Tomas?
‘Ik dacht dat daar de kisten waren… en de brieven en zo, maar ook dat heb ik je toch al verteld. Dat weet je nu toch al. Waarom vraag je het me dan weer opnieuw?’
‘Ik wil weten waarom je daar naar toe bent gegaan Reneé, was het echt alleen maar om die reden?’ vraagt Elise.
‘Het was beter dat alles zou verdwijnen. Ik was bang dat Tomas er achter zou komen dat de kisten leeg waren en dat hij dan naar de politie zou gaan.’
‘Dus je wist dat de kisten leeg waren,’ zegt Elise op rustige toon. ‘En Reneé, waar bevinden die twee kluizen zich?’
‘Dat zal nooit iemand weten. Het is mijn werk, maar niemand zal dat ooit geloven en daarom zal de wereld het ook nooit kunnen zien. Dat is een geheim dat ik met me meeneem. Dat is alles wat Reneé Marechal nog bezit, de herinnering aan zijn werk, vergelijkbaar met dat van Filippe Marechal en ook zeker niet minder dan het werk van Henry Matisse.’
Hij wijst op het pakketje met de rode knop. ‘Het was beter geweest Tomas, als je in Nederland was gebleven. Je had me met rust moeten laten, het was toch goed zo. Voor jou maakte het toch niet meer uit, maar voor mij…. Nu had ik geen keuze meer… ik moest,’ zegt hij rechtstreeks tegen mij. ‘Je hebt me geen kans gegeven, nu moet ik afrekenen met alles en iedereen en ook met de duivel. Met jou en Charlotte en met Feline Audibert. Mijn laatste oordeel en jij… ja jij Elise hebt gewoon pech, je hoort er eigenlijk niet bij. En nu, nu jullie alles weten is het klaar. Ik leg me er bij neer. Het is voorbij en ik zal niet langer Filippe Marechal meer zijn, maar weer gewoon Reneé Marechal.  De broer van de grote verloren kunstenaar, maar misschien ben ik dat zelf wel. Misschien ben ik zelf wel die verloren kunstenaar Charlotte, de kunstenaar  waar jij over hebt geschreven in World of Art. Alleen het schilderij van jou Charlotte, in kist zeventien zal de getuigenis van mijn talenten aan de wereld zijn. Meer zal ik niet meer van mezelf prijsgeven.’ 
‘Reneé…  je vindt het toch wel goed dat ook ik je nu met Reneé aanspreek?’ zegt Lotte. ‘Waarom denk je dat dit niet verloren gegaan is met de brand?’
‘Omdat dit schilderij beschermd wordt door loden platen, met een onbrandbare coating. Alles mocht wat mij betreft verloren gaan, behalve dit schilderij. Ik heb wekenlang op internet gezocht naar een geschikte en veilig manier om dit schilderij op te slaan, en ik weet zeker dat het ook de brand heeft doorstaan.’
‘Dat zou geweldig zijn Reneé, maar sorry wat ik niet kan vatten is dat volgens mij Filippe verliefd was op Charlotte en niet jij?’ vraagt Elise streng. ‘Leg me dat nou eens uit. Hoe zit dat?’
‘Er valt niets uit te leggen.’
‘Jawel, dat is toch raar.’
‘Reneé, hoe wist je dan hoe ik er uitzag? vraagt Lotte. 
‘Robert heeft een foto voor me meegebracht toen ik dat aan hem had gevraagd.’
‘Een foto?’
‘Ja, de foto die bij je vader op het bureau stond.’
Lotte is even aangeslagen.
‘Daar heeft nooit een foto gestaan Reneé ’, zegt ze stellig.
‘Jawel hoor, volgens Robert wel. Maar alleen als Feline er niet was, want als ze er wel was dan lag de foto veilig in een van de bureauladen. Romain moet razend zijn geweest toen de foto weg was. Hij dacht dat dit het werk van Feline was geweest, die valse Aphrodite daar.’
Reneé wijst naar Feline die iets van “stelletje idioten” mompelt.
Opeens schokt zijn hele lichaam en dan breekt hij en tranen lopen over zijn wangen.
‘Alles wat ik in mij heb, heb ik in dat schilderij gelegd. Charlotte, je was mijn inspiratie, mijn muze, mijn godin, je was als Melpomene, die mij bij de hand heeft genomen en me deze weg heeft laten gaan.’

-188-

Ongewild laat Charlotte haar wijnglas uit haar hand vallen en dat leidt hem af, en in een flits grijpt Elise het pakketje uit zijn handen. Hij geeft haar een forse trap in haar onderbuik en Elise valt achterover. Het pakketje valt naast haar, maar er gebeurt niets. Ik grijp Reneé vast en klem uit alle macht mijn arm om zijn nek. Hij probeert zich los te rukken en hij trapt en hij zwaait wild met zijn armen om zich heen. De adrenaline giert door mijn lijf. Elise komt kermend overeind en probeert naar Reneé en mij toe te kruipen. Ze kan zich nauwelijks bewegen.
Ik voel de kracht uit zijn lichaam wegvloeien, maar ik blijf knijpen met alle kracht die ik mijn lijf heb.
‘Tomas… loslaten,’ zegt Elise met schorre stem. Haar gezicht is asgrauw van de pijn. ‘Het is goed zo. Tomas alsjeblieft…!’
Maar ik blijf doorgaan en het lijkt wel of ik niet anders meer kan. Alles in mij blokkeert.
Elise probeert mijn arm los te maken en uiteindelijk laat ik Reneé los. Hij zakt op de grond in elkaar.
‘Je hebt hem gewurgd idioot,’ schreeuwt Feline Audibert. Lotte kijkt verbijsterd toe.
Mijn hart gaat tekeer. Alle zenuwen staan strak en mijn slapen doen pijn. Ik heb dit nog nooit van mezelf meegemaakt. Dit was ik niet. Ik wilde hem dood. Het was hij of ik. Dat gevoel is nu het enige wat mij bijblijft. Elise Durand buigt zich over het lichaam van Reneé. Ze kreunt en daarna kijkt ze me aan. Het kost haar moeite om iets te zeggen.
‘Tomas…sorry.’
‘Is hij dood?’ vraagt Feline.
Elise knikt.
‘Fijn, gezellig. Nog maar een lijk erbij. Misschien kunnen we wel korting krijgen bij het crematorium,’ krijst Feline.
Deze opmerking valt totaal verkeerd bij Elise Durand. Met alle kracht die ze nog heeft zegt ze, ‘Feline Audibert, dit was een ongeluk, een zelfverdediging die verkeerd is uitgevallen. Wees maar dankbaar dat Tomas dit voor je heeft opgeknapt, want we waren er allemaal aangegaan. Reneé was zonder enige twijfel van plan om ons allemaal op te blazen. Dat dit niet is gebeurd dat hebben we aan Tomas te danken. Vergeet dit voorval en dan zal ik ook vergeten wat ik vanavond allemaal heb gehoord. Laat het rusten Feline, want ook jij hebt geen schone handen.’
Ze steunt en ik zie dat ze het steeds moeilijker krijgt.
‘Gaat het Elise,’ vraagt Lotte, die bibberend naast haar staat.
‘Jawel hoor, maar misschien moet je nu toch maar even de ambulance en vooral ook de politie bellen.’
Daarna zakt ze in elkaar. Ik blijf geknield naast haar zitten en houd haar hand vast. Ze is even buiten bewustzijn.
Ik hoor Lotte bellen met de hulpdiensten en Feline Audibert schenkt nog een glas witte wijn voor zichzelf in. De wereld draait om mij heen en mijn oren suizen.

Een paar uur later is het klaar. Elise Durand is met de ambulance weggegaan en ze heeft me de sleutels van de Mégane gegeven. Rond half twaalf zijn Lotte en ik op weg naar Tours. Ik heb nog hotelkamers kunnen regelen. Zonder nog een woord tegen elkaar te zeggen zijn Feline en Lotte uit elkaar gegaan. Misschien is dat zo maar beter ook.

-189-