(39) Zoveel vragen


Ik ben blij als ik buiten sta. Lotte neemt me in de arm.
‘Kom we gaan eerst ergens een kopje koffie drinken,’ zegt ze. ‘Dan kunnen we op ons gemak doorspreken wat we nu gaan doen.’
Ik ben het helemaal met haar eens.
Even later zitten we op een terras bij een café-restaurant in de hoofdstraat midden in het winkelgebied van Tours. Voor ons staan twee geurende kopjes espresso en twee king-size sandwiches.
‘En nu?’ vraag ik aan Lotte.
‘Tja, op de eerste plaats hebben we geen auto, dus zitten we hier vast. Verder ben ik moe en verdrietig en ik zou eigenlijk naar Palluau moeten gaan om te zien of mijn vader en mijn broer een waardig afscheid krijgen. Sterker, ik zou daar eigenlijk bij moeten zijn. Maar nogmaals, eigenlijk wil ik hier gewoon weg, zo snel mogelijk en zover mogelijk en het liefst nog vandaag, of beter nu. En Tomas, Klimmen vind ik prima, daar doe ik het voor. Is alles wat ik nu heb opgenoemd een antwoord op je vraag?’
‘Ik begrijp wat je zegt,’ verzucht ik. ‘En ik respecteer jouw beslissing.’
Lotte kijkt voor zich uit. Ze zwijgt minuten lang, en ik kijk naar de mensen die voorbij lopen.
‘Misschien is het toch beter dat we naar Palluau gaan,’ zegt ze plotseling. ‘Ik kan zo niet weggaan. Ik kan mijn kop niet in het zand steken, ik mag niet weglopen voor datgene wat ik eigenlijk niet wil.’
‘Je moet doen wat je vindt dat je moet doen,’ zeg ik.
Ze kijkt me aan.
‘Dat is het probleem Tomas, ik vind niets… Ik lijk wel verdoofd. Ik wil nadenken, maar dat lukt me niet. Ik wil beslissingen nemen, maar ik kan het niet. Ik krijg gewoon mijn gedachten niet op een rijtje, wat ik ook probeer. Daarom is het ook zo lastig.’
‘Kan ik je niet helpen?’ vraag ik.
Ze haalt haar schouders op.
‘Wat vind jij dat ik moet doen?’
‘Tja, misschien is het toch wel verstandiger om naar Palluau te gaan, naar Feline. Je vader en je broer zullen toch begraven moeten worden…’
‘Of gecremeerd. Ik heb geen idee waarvoor ze zouden hebben gekozen.’
‘Daarom is het misschien wel goed om met Feline te praten.’
‘En als zij er nou achter zit? Als zij verantwoordelijk is voor de dood van mijn vader en mijn broer?’
‘Dat weet je niet Lotte. Dat kun je niet zeggen.’
‘Wat denk jij dat er aan de hand is?’
‘Geen idee. Echt niet. Ik kan het niet verklaren. In eerste instantie dacht ik ook aan Feline, maar ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat ze tot zoiets in staat is. Bovendien handelt ze dan niet alleen, want die man die je broer heeft vermoord mogen we ook niet uitsluiten. Wie het dan ook is.’
‘Ze zou iemand anders opdracht hebben kunnen gegeven? Misschien wel aan de moordenaar van Robert.’
‘Dat zou kunnen, maar wat is het voordeel voor haar?’
‘Geld… de nalatenschap van mijn vader.’

-160-

‘Weet je of er een testament is?’
‘Geen idee. Daar is nooit over gesproken.’
‘Stel dat het zo is, dan snap ik nog steeds niet waarom die schilderijen zijn vernield. Wat voor zin heeft dat dan?’
‘Jaloezie?’
‘Misschien Lotte, maar waarom dan je vader en je broer laten vermoorden.’
‘Misschien ben ik wel de volgende?’
‘Lotte, alsjeblieft hou op. Ik moet er niet aan denken.’
‘Is dat zo’n rare gedachte? Misschien gaat het wel om de erfenis, en ben ik nu nog de enige sta-in-de-weg. Die gedachte alleen al maakt me angstig Tomas.’
‘Dat zou toch veel te opvallend zijn. Nee, ik denk niet dat we op het juiste spoor zitten, maar hoe het wel zit…? Ik zou het niet weten. Wat ik overigens ook niet snap is waarom Ducroix is vermoord en waarom men hem naar Klimmen heeft gebracht.’ 
‘Misschien om iedereen te misleiden?’
‘Waarvoor?’
‘Om hem de schuld van die brand in de schoenen te schuiven?’
‘Maar waarom? Wat heeft hij met mij te maken, dus waarom zou hij mijn boerderij in de brand willen steken? Hij wist waarschijnlijk niet eens waar ik woonde.’
‘Misschien heeft hij dat ooit van Filippe gehoord.’
‘Waarom zou Filippe hem dat vertellen? Ik zie de zin er niet van in. En nogmaals als dat zo zou zijn, waarom zou hij die brand dan willen stichten? Ik heb hem toch niets misdaan. Ik hem één keer ontmoet. Nee, dit klopt niet. Ik geloof niet dat dat Ducroix ook maar iets met die brand van doen heeft, maar wat hij daar dan wel deed? Nou ja, niet veel als ik Bertus mag geloven, want hij was blijkbaar al dood.’
‘Misschien heb je wel gelijk. Het is inderdaad niet logisch, maar ja, wat is eigenlijk nog wel logisch? Als jij het weet…?’
‘Het enige dat ik zeker weet is dat het een grote warboel is, en ik heb echt geen idee waar het begin en het einde zit. Wat we ook bedenken of hoe we er ook naar kijken, het blijft allemaal maar gissen. Feitelijk is er niets wat ook maar enig houvast biedt.’
‘We gaan naar Palluau Tomas, misschien is dat onze enige kans om nog achter de waarheid te komen.’
Haar blik is vastberaden, en ik weet dat haar besluit vast staat.
Ik reken de koffie af en op het moment dat ik opsta gaat mijn mobiel.
Het is Elise Durand. Ze vertelt dat ze in de avond weer terugkeert uit Parijs en dat ze ons de volgende morgen graag wil spreken. Ze zegt dat ze nieuwe informatie heeft over de dood van Romain Audibert. Ik vertel haar dat ze van geluk mag spreken dat we nog in Tours zijn, en ik rep geen woord over ons voornemen om naar Palluau te gaan. Als ze vraagt wat onze plannen zijn vertel ik haar dat we min of meer op het punt staan om naar Nederland te vertrekken. Ze legt uit dat het belangrijk is dat we elkaar nog spreken, en ik beloof haar dat we de volgende dag aanwezig zullen zijn.
We brengen de dag door in Tours en bezoeken twee musea en slenteren daarna nog door het winkelgebied. Nadat we hebben gedineerd stel ik voor om terug te gaan naar ons hotel. Lotte wil nog graag iets drinken in de bar van het hotel. Ik vind het prima.
Ik bestel voor Lotte een glas rode wijn en ik neem zelf een glas cognac.
‘Tomas, mag ik iets vragen? Als je geen antwoord wilt geven dan is het ook goed hoor,’ zegt ze.
‘Vraag maar.’
‘Toen jij met Anne sliep, was dat toen zo maar… ik bedoel was dat… uh gewoon zomaar om niets.’

-161-

‘Nee, dat was niet zomaar. Anne wilde mij en ik wilde haar, maar ik durfde niet. Ik was bang dat ik alles kapot zou maken. Ik had geen enkele ervaring met meisjes.’
‘En later… toen je met Vera was?’
‘Met Vera lag het anders. Vera is, ja hoe moet ik dat zeggen… Vera neemt het leven zoals het aan haar voorbij komt. Zoals het haar uit komt. Ze zal zich niet gauw binden aan iemand. In haar spontaniteit is ze soms nogal ongeremd en ik had dat op dat moment nodig. Ik bedoel eigenlijk, ik had op dat moment haar optimisme, haar troost en vooral haar warmte en begrip nodig. Die arm om me heen, iemand die naar me wilde luisteren. Vera vond dat prima en sindsdien zijn we maatjes. Zij en ik, door dik en dun, maar het is alleen maar hechte vriendschap, meer niet. En meer zal het ook nooit kunnen worden.’
‘Dus dat was geen verliefdheid of zo?’
‘Nee, dat was gewoon het moment. Meer niet. En later was het tja… eigenlijk gewoon omdat we het fijn vonden om met elkaar te zijn. Echt, meer was het niet.’
‘Denk je nog vaak aan haar?’
‘Aan Vera?
‘Ja.’
‘Zoals je aan een goede vriendin denkt. Het is een schat van een meid. Maar nogmaals, meer is er niet en ook nooit geweest. Ik ben blij dat ze nu richting heeft kunnen geven aan haar leven, en dat ik haar daarbij even tot steun heb kunnen zijn is nauwelijks van belang. Ze heeft het allemaal zelf gedaan en ik ben dan ook trots op haar.’
‘En Anne?’
‘Anne was mijn eerste grote verliefdheid. Anne is heel belangrijk voor mij geweest en dat is ze nog steeds. Ze heeft mij als het ware een spiegel voorgehouden zodat ik wel naar mezelf moest kijken. Toen pas zag ik wie ik was. Ze heeft een bres geslagen in de muur, die ik om me heen had gebouwd. Ze heeft mij mijn gevoel teruggegeven, dat mij in al die jaren in het kindertehuis was ontnomen, wat ik had weggedrukt. Er was absoluut geen ruimte voor gevoel in het kindertehuis Lotte, en bovendien was de kans om daar te kunnen overleven, zonder gevoel vele malen groter.’
‘Hou je nog van haar?’
‘Ik zal altijd van haar blijven houden, maar niet als mijn grote liefde. Dat is voorbij en misschien is ze dat ook wel nooit geweest. Misschien is Anne achteraf gezien voor mij niet meer dan mijn eerste kennismaking met de liefde.’
‘Misschien?’
‘Ja Lotte, voor haar was het in elk geval niet nieuw. Anne was ook veel meer ervaren. Ze had al eerder vriendjes gehad, maar voor mij was zij de eerste. Allemaal heel erg spannend en toen ze weg ging, vooral ook heel erg pijnlijk, althans voor mij. Maar goed, daar ben ik ondertussen wel overheen gekomen hoor. Het waren eigenlijk voornamelijk mijn kortzichtigheid en onvolwassenheid die pijn deden, meer niet, maar dat realiseerde ik me pas veel later.’
Lotte zucht en ik zie tranen in haar ogen.
‘Was het dit?’ vraag ik aan haar. ‘En waarom ben je verdrietig?’
‘Sorry,’ zegt ze. ‘Ik had het niet mogen vragen.’
‘Waarom niet?’ vraag ik.
‘Nou daarom niet. Tomas?’
‘Lotte toe, wat wil je nog van me weten? Ik heb echt geen geheimen.’
‘Nee laat maar,’ zegt ze. Dan kijkt ze op haar horloge. ‘Zo laat al. Ik denk dat ik maar eens mijn kamer op ga zoeken. Hoe laat hadden we morgenvroeg ook al weer een afspraak bij Elise Durand?’
‘Negen uur.’
‘Oké, nou welterusten dan maar. Tot morgen Tomas, en bedankt dat je zo open tegen me bent geweest.’
Ze staat op en geeft me vluchtig een kus op mijn wang. Daarna loopt ze de bar uit. Ik heb het gevoel dat ze weg wil, dat ze mij wil ontlopen. Ik drink mijn glas leeg en besluit ook maar naar mijn kamer te gaan. Er is tenslotte niemand anders meer aanwezig in de bar, behalve ik dan.

-162-