(31) Danielle Morat

Ik zie op mijn mail dat Danielle een vlucht heeft geboekt van Parijs naar Amsterdam, naar Schiphol. Ze was blijkbaar al in Europa, want ze geeft de vluchtgegevens door vanaf Airport Charles de Gaulle.
Ze schrijft ook in haar mail dat ze mij zal bellen als ze in Amsterdam is geland. Ze is van plan om met de trein naar Maastricht te reizen. Hoewel ze mij een paar weken geleden een berichtje heeft gestuurd waarin ze mij liet weten dat ze mij het manuscript toe zou sturen, heb ik het nog steeds niet ontvangen. Niet dat ik er op zit te wachten en bovendien neem ik aan dat ze het nu wel bij zich zal hebben. Ik verheug me er op om haar weer te zien, wat eigenlijk een beetje raar is, omdat ik haar vorige bezoek niet als mijn meest opwindende periode hier op de boerderij heb ervaren. Het verliep allemaal tamelijk moeizaam en oppervlakkig. Ik kan me dan ook nauwelijks een moment herinneren dat we ook maar in de richting van iets persoonlijks zijn gekomen. Ze zal er ongetwijfeld wel hetzelfde over denken.
Misschien verheug ik me op haar bezoek omdat dit het alleen-zijn breekt. Ondanks dat Bertus sinds kort op de boerderij woont, voel ik me soms toch wel eenzaam. Meestal zijn we alleen maar bezig met de schapen en blijft er weinig tijd over voor iets anders. Hooguit voor een kopje koffie of soms een borrel of een glas wijn. Anne belt me weliswaar regelmatig en met Harrie Verburg neem ik eenmaal per maand mijn financiële situatie door, maar daar blijft het bij. Ik kom de laatste tijd nauwelijks nog ergens anders, ondanks al mijn goede voornemens. Eind van de week ga ik weer naar Harrie toe.
‘Harrie Verburg, je bent mijn schatbewaarder,’ heb ik tegen hem gezegd toen ik hem belde voor een afspraak. ‘Zonder jou zou ik me helemaal verloren voelen.’
Hij doet zijn uiterste best om de zaken zo goed mogelijk voor mij te regelen. Harrie woont ondertussen in het grote huis op het landgoed, in een afgeschermd gedeelte. De rest van het huis hebben we periodiek opengesteld voor het publiek, dat hier overigens maar mondjesmaat gebruikt van maakt. De openstelling van het park en toegang tot de omringende bossen worden vooral door wandelaars gewaardeerd.
Zo af en toe geeft Harrie een etentje. Als het maar even kan is Anne daar ook bij. Ze is voor zo ver ik weet nog steeds alleen, althans ze heeft geen vaste relatie. Haar studie gaat voortvarend vertelde ze de vorige keer. Ze is veranderd en niet langer meer een meisje, maar een jonge volwassen vrouw.
Met Vera gaat het ook goed. Ze heeft een geweldig pandje in het oude centrum van Brugge. Haar boekwinkel loopt voortreffelijk. In elk geval kan ze er van leven. Mijn maandelijkse toelage heeft ze al vrij snel stopgezet, ondanks mijn aandringen om niet te hard van stapel te lopen.
‘Tomas, ik wil het ook zonder uw hulp kunnen redden,’ heeft ze mij op het hart gedrukt. ‘Ik bedoel alleen zonder uw euro’s, voor de rest kan ik u niet missen hoor en blijft gij heel belangrijk voor mij,’ had ze er nog snel aan toegevoegd.
Soms ben ik een paar dagen in Brugge. Dan hebben we het gezellig. We dineren samen en bezoeken een bar of café of we gaan naar het theater of naar de bioscoop. Maar hoe dan ook, ondanks dat we het samen fijn hebben, blijft het bij een warme vriendschap, meer willen we niet. Zij niet en ik ook niet. Mijn laatste bezoek is alweer even geleden en ik neem me voor om Vera vandaag of morgen weer eens te bellen.
Ik heb ondertussen wel mijn rijbewijs gehaald. Ik heb mezelf een tweedehandsje aangeschaft, een Landrover. Zo’n auto hoort voor mijn gevoel een beetje bij het buitenleven. Veel luxe valt er niet aan te ontdekken, maar daar was ik ook niet op uit.
Ik denk nog vaak aan Filippe. Ik mis hem. Ik mis zijn brieven, zijn geloof in zichzelf, en vooral zijn warme vriendschap. Filippe Marechal was een bijzonder mens. Een trouwe vriend, mijn enige vriend. Soms denk ik wel eens na over het waarom, wat het doel is geweest dat wij elkaar zijn tegen gekomen, waarom onze wegen zich hebben gekruist. Het was zomaar op een dag in Maastricht, twee volkomen vreemden van elkaar, op gesprek bij de academie. Beiden nauwelijks gemotiveerd en vooral onvoldoende voorbereid om de toelatingscommissie te kunnen overtuigen, maar ook beiden om wat voor reden dan ook en ondanks alle verschillen, op de een of andere manier tot elkaar aangetrokken. Toeval? Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat er op dat moment zomaar een hechte vriendschap is ontstaan, helemaal uit het niets. En wat is er daarna veel gebeurd, met mij en met hem. Met ons.

-112-

Al mijmerend kijk ik naar buiten. Het is de laatste weken prachtig weer. Augustus is goed begonnen en de zon schijnt volop. In de verte hoor ik Max blaffen. Ik heb een tweede hond aangeschaft. De kudde schapen werd te groot voor Max alleen. Boy is een jonge bordercollie en hij wordt dan ook regelmatig door Max terechtgewezen. Het is soms amusant om die twee bezig te zien. Volgens de laatste telling hebben we nu honderddrieënveertig schapen. Ik heb een grote schaapskooi laten bouwen en Bertus regelt alles wat de schapen betreft. Hij is veel met de kudde onderweg. Soms vraag ik hem of het hem niet te veel wordt met al die beesten, maar hij zegt dat hij het elke dag weer een feest vindt om over de heide te dwalen.
Ik probeer me Danielle weer voor de geest te halen. Het is alweer zo’n tijd geleden. Danielle Morat, een slanke jonge vrouw van vijfentwintig. Ze studeert journalistiek in Montreal en ze spreekt vloeiend Engels en Frans. Ze heeft me verteld dat ze oorspronkelijk dan ook in Frankrijk heeft gewoond, maar daar op haar eenentwintigste is weggegaan. Toen ik haar vroeg waar ze in Frankrijk heeft gewoond, haalde ze haar schouders op.
‘Dat doet er niet toe Tomas, het was thuis niet echt leuk voor mij,’ vertelde ze. ‘En dan is het maar beter om het achter je te laten, het allemaal maar vlug te vergeten. Mijn vader vond dat overigens verschrikkelijk, maar mijn stiefmoeder was maar al te blij. Het ging niet zo goed tussen ons. Ik leef nu in Canada, en woon al een tijdje in Montreal. Ik kan mezelf redden en dankzij papa kan ik af en toe nog eens wat extra’s doen. Maar het belangrijkste vind ik dat ik mezelf kan zijn,’ voegde zij er nog aan toe. Meer wilde ze blijkbaar niet over zichzelf kwijt en ik heb er ook niet verder naar gevraagd.
Ze heeft me wel verteld dat ze naast haar studie nog freelancewerk doet voor het magazine “World of Arts”. Danielle was tijdens haar vorige bezoek tamelijk terughoudend, nogal gereserveerd en om eerlijk te zijn liet haar aanwezigheid mij daarom nogal onverschillig. Tijdens haar verblijf op de boerderij vond ik het soms moeilijk om het gesprek gaande te houden. Achteraf heb ik me wel afgevraagd of ik zelf niet te afstandelijk ben geweest, en of ik niet wat opener tegen haar had moeten zijn. Misschien dat het dan allemaal wel anders was verlopen. Of misschien had ze zich helemaal niet meer op haar gemak gevoeld en had mijn openheid haar geïrriteerd? Ze lijkt me wel zo’n type. Zo iemand die zich niet zo gemakkelijk laat benaderen. Bovendien heb ik nooit, al is het ook maar even, het idee gehad dat zij iets in mij zag. In tegendeel, ik denk zelfs dat ze mij maar een boertje vond, een provinciaaltje. Een saai mannetje, weggestopt op een boerderijtje in Limburg. Nee, ze lijkt me meer het type zoals Anne. Net zo verliefd op het leven in de grote stad en net als Anne er op uit om het allemaal mee kunnen maken.
 
Het is vroeg in de middag als mijn mobiel gaat. Danielle vertelt dat ze rond vier uur in Maastricht zal aankomen, en ik beloof haar om op tijd bij het station te zijn.
‘Tot straks,’ zeg ik en ga op zoek naar Bertus om hem te vertellen dat ik een paar uur weg ben.
Even voor half vier ben ik in Maastricht en nadat ik mijn Landrover heb geparkeerd slenter ik naar de ingang van het station. Ik heb nog ruim de tijd, voordat de trein uit Amsterdam arriveert en ik neem een kop koffie bij een kiosk, daarna wandel ik op mijn gemak naar het perron waar de trein zal aankomen.
‘Hoi Tomas, blij je weer te zien,’ hoor ik achter me. Ik heb haar niet zien aankomen.
‘Hi Danielle… fijn dat je er bent. Ik stond even niet op te letten geloof ik. Geef mij je koffer maar. En… voorspoedige reis gehad?’ vraag ik terwijl ik onhandig de koffer van haar overneem. Ik erger mezelf aan mijn gestuntel.
‘Zeker, geen probleem. Beetje veel van het goede, maar verder wel oké’ zegt ze en ze geeft me totaal onverwacht een kus op mijn wang.
‘Hier zijn we er drie gewend…’ reageer ik in mijn overmoed.
‘De andere twee hou je maar tegoed. Kom we gaan naar de boerenhoeve. Ik ben echt heel erg blij dat ik er ben en ik heb een hoop te vertellen.’
‘Ik ben benieuwd,’ antwoord ik.
Ze glimlacht. ‘Nou Tomas, het zal je verbazen. Je zult van je stoel rollen, dat beloof ik je.’
‘Kun je niet alvast een tipje van de sluier oplichten?’
‘Het is niet met een tipje te doen.’
‘Ja, maak het nog maar spannender.’
Het valt me op dat ze veel opener en spontaner is dan de laatste keer. Ze maakt een ontspannen indruk en ik vind het op een of andere manier fijn en prettig dat ze er is. Ik had dat niet zo verwacht.

Een klein half uur later draai ik de Landrover het erf op. Ze pakt zelf haar koffer en we gaan naar binnen.
‘Ik heb de kleine kamer voor je in orde gemaakt. Wil je jezelf eerst nog even opfrissen of zo?’ vraag ik.
‘Ja graag, en ook even wat gemakkelijks aan doen. Ik ben zo klaar.’

-113-

‘Kan ik alvast iets te drinken voor je inschenken?’ vraag ik.
‘Heb je een glas rosé?’
‘Wel twee.’
‘Nou misschien straks, doe er eerst maar eens eentje. Nou tot zo.’
‘Ik zit buiten op het terras, maar je vindt het wel,’ roep ik haar nog na.
Even later komt ze naar buiten. Ze draagt blauwe strakke jeans en een okergeel truitje. Het kleurt haar goed. Ze heeft ook haar donkerbruine lange haren op een paardenstaart gebonden.
‘Pff, wat een gereis is dat,’ zucht ze. ‘Van Montreal naar Parijs, van Parijs naar Amsterdam. Van Amsterdam naar Maastricht. Eerst maar eens iets drinken.’ En ze nipt aan haar glas rosé. ‘Heerlijk Tomas, ik ben in elk geval weer blij om weer hier te zijn. Santé.’
‘En ik ben blij dat je er weer bent. En nu jouw verhaal. Je hebt me zo nieuwsgierig gemaakt.’
‘Het zal je verbazen Tomas, echt,’ zegt ze.
‘Dat zei je al…Oh ja, even voordat ik het vergeet, ik heb je manuscript nog steeds niet ontvangen tenminste…’
‘Komt later Tomas,’ antwoordt ze. ‘Nou eh, ik bedoel niet dat het later komt, maar… dat hoor je straks wel, maar nu eerst even wat anders.’
Ze neemt nog een slokje van haar wijn.
‘Mmm echt heel lekker. Nou… ik ben van Montreal naar Parijs gevlogen, ook al omdat dat nou eenmaal een prima lijnverbinding is, maar daarom niet alleen. Ik wilde ook nog even voldoende tijd hebben om een bezoekje te kunnen brengen aan Janine Berlot. Ze had me gemaild dat ze drie nieuwe werken van jou had ontvangen en ik wilde ze heel graag zien. Tomas, deze drie stukken van Filippe Marechal waren wel echt heel bijzonder… Heb je ze zelf ook al gezien?’’
‘Uh, nee. Ze zijn rechtstreeks naar Parijs vervoerd zonder dat ik of iemand anders ze heeft bekeken.’
‘Dat heb je wat gemist Tomas, echt.’ Danielle klinkt nogal opgewonden.
‘Oh…’ is mijn verbaasde reactie. ‘Ik heb geen idee. Janine heeft ze op laten halen en ik heb met haar afgesproken dat ik te zijner tijd wel een keer in haar galerie kom kijken. Voorlopig worden ze alleen geëxposeerd en zijn ze niet te koop. Dus ik heb geen haast.’
Danielle reageert niet op mijn antwoord.
‘Janine was ook bijzonder verheugd. Ik weet niet of je zelf ook al iets van de rest van de verzameling hebt gezien…’ gaat ze verder, maar ik onderbreek haar.
‘Nee Danielle, ik geloof dat ik dat voorlopig nog niet aankan… De overige stukken zitten veilig en vooral goed opgeborgen in de kisten.’
‘Oh, ja dat is ook zo. Het ligt nog steeds gevoelig voor je? Zoiets was het toch? Nou, in ieder geval passen deze nieuwe werken prima in de expositie die Janine voor het najaar heeft gepland, en die overigens tegelijkertijd valt met mijn publicatie in World of Arts.’
‘In het septembernummer…? Dat was toch ook de bedoeling?’ vraag ik.
‘Ja, klopt. Ik ben dan ook hartstikke blij, dat we nu meer van zijn werk kunnen laten zien. Maar goed, daar gaat het nu niet over. Het was zo raar Tomas, echt. Er is een schilderij bij met daarop een afbeelding van een meisje dat sprekend op mij lijkt. Tenminste zo op het eerste gezicht. In alles is ze bijna mijn evenbeeld, behalve haar ogen dan. Ik zou zweren dat het mijn witte jurk is die het meisje op het schilderij draagt en wat ik nog veel vreemder vind is dat ze in haar hals dezelfde moedervlek heeft als ik.’
Danielle draait zich naar mij toe en laat de moedervlek uitgebreid aan me zien.
‘Vreemd toch of niet soms?’
‘Inderdaad raar. Danielle… heb je Filippe misschien soms ooit of ergens ontmoet? Of misschien kende hij je ergens van? Ik weet dat hij een fotografisch geheugen had en het zou dus zomaar kunnen…’
‘Nou… eh nee. Niet dat ik me dat kan herinneren. Heb je nog steeds geen foto of zo van hem?’

-114-

‘Nee, en ik vraag me af of die er zijn.’
‘Dat is overigens ook nog wel een punt. We hebben op de redactie geen flauw idee hoe hij er uitziet. Dus mocht je nog iets tegenkomen… al is het maar een klein fotootje.’
‘Eigenlijk heb ik geen idee waar ik iets zou kunnen vinden, Filippe hield niet zo van foto’s en zeker niet van foto’s van zichzelf. Ik zou het niet weten, misschien op het politiebureau in Tours.’
‘Op het politiebureau? In Tours?’ vraagt ze verbaasd.
‘Uh, ja… maar dat is een lang verhaal, vergeet dat even wil je…’ zeg ik geschrokken. Ik ben boos op mezelf dat ik dit ter sprake heb gebracht.
‘Nou ja, dat komt later wel… Ik heb samen met Janine een aantal plaatjes van het schilderij gemaakt en daar moet je straks maar eens naar kijken. Ik was echt helemaal opgewonden toen ik die moedervlek zag. Zo raar.’
‘En je weet echt zeker dat je hem nergens van kent?’ vraag ik nog een keer.
‘Ik zou het echt niet weten. Ik heb zijn werk voor het eerst gezien in de galerie van Janine Berlot en dat was voor mij de aanleiding om met die publicaties over vergeten en verloren kunstenaars te beginnen. Ik vond het heel bijzonder. En dankzij de steun van mijn redactie ben ik daar met vol enthousiasme mee door gegaan. Het is wel zo dat ik de meeste informatie van jou heb gekregen. Voor de rest is er eigenlijk opvallend weinig over Filippe Marechal te vinden, maar goed dat maakt op zich de uitdaging alleen maar groter,’ zegt ze.
Dan kijkt ze me aan.
‘Het was echt heel bijzonder om dat zo te zien, die moedervlek. Een beetje eng zelfs,’ zucht ze.
‘Ik kan me dat wel voorstellen. Zeker, als je daar zo maar pardoes mee wordt geconfronteerd. Voor zover ik weet is Filippe alleen maar bezig geweest om zijn eigen stijl verder te ontwikkelen... ik bedoel, hij gunde zich geen tijd voor iets anders. Dus ik neem aan dat hij een vast model heeft gehad, al heeft hij me daar eigenlijk nooit iets over geschreven. Volgens mij heeft hij maar een keer iets tussendoor gedaan waar hij niet helemaal achter stond. Hij schreef me dat er een duivel op zijn rug zat, die hem had gedwongen om dat klusje aan te nemen, en volgens mij is het daar bij gebleven. Het was iets eenmalig en alleen maar voor geld, veel geld. Dus dit schilderij van dat meisje zal echt niet zo maar iets zijn.’
Ik weet dat ik de waarheid enigszins verdraai, want ik realiseer me maar al te goed dat Filippe waarschijnlijk alleen maar Charlotte Audibert heeft geschilderd, maar dit behoud ik voor mezelf. Ik vraag me wel af wie dan het model is, dat Danielle heeft gezien op het schilderij dat in Parijs is. Filippe heeft daar nooit iets over gezegd.
‘Wat voor een klusje was dat eigenlijk?’ vraagt Danielle.
‘Ik weet niet of ik je dat moet vertellen. Dat is nogal… hoe moet ik het zeggen… dat ligt nogal moeilijk. In elk geval voor mij. Sorry Danielle, uh het is echt lastig…’ hoor ik mezelf zeggen.
‘Dan moet je dat niet doen Tomas. Enfin, trouwens wat dat manuscript betreft… dat heb ik verscheurd. Ik vond het uiteindelijk toch echt een verhaal van niks. Dus … ook sorry.’
‘Dus geen boek?’
‘Nee Tomas, geen boek of roman of wat dan ook. Er was niets spannends van te maken. Het spijt me. Dat is geen kritiek op jou hoor, maar van de informatie die ik van jou heb gekregen en van de informatie die ik zelf ondertussen overal heb verzameld, was al met al niet veel te bakken. Althans niet genoeg voor een roman of zo. Schrijf jij eigenlijk nog?’
‘Ik heb mijn eerste manuscript af…’
‘Mag ik het lezen?’
‘Nee Danielle, alweer sorry, voorlopig blijft het verborgen voor iedereen. Het klopt niet. Nog niet.’
‘Het verhaal?’
‘Het verhaal wel, maar de gebeurtenissen niet. Ik heb nog zoveel vraagtekens en vooral ook te veel onbevredigende antwoorden, die ik op mijn vragen heb gekregen.’
‘Is het niet verzonnen?’
‘Nee, helaas is het allemaal echt gebeurd. Soms zou ik willen…’
Ze ziet aan mij dat ik het er moeilijk mee heb.

-115-

‘Geeft niks hoor, misschien dat het er nog ooit van komt,’ zegt ze met een zucht. ‘Het is zo raar,’ gaat ze verder. ‘Van dat schilderij met dat meisje en de moedervlek. Ik kan het maar niet kan loslaten. Ik zal morgen Janine even bellen, dat ze dat schilderij zo maar moet gaan noemen, “het meisje met de moedervlek”. Nu is het nog naamloos. Filippe Marechal zal het zeker met me eens zijn,’ zegt ze met een lach. ‘Ja “het meisje met de moedervlek” dat is de perfecte naam voor dat prachtige doek. Dat vind je toch wel goed Tomas?’ vraagt ze aan mij.
‘Goed gevonden Danielle en natuurlijk vind ik dat oké. Hoe vond je de andere stukken?’
‘Soms zie ik er te veel Henri Matisse in. En verder… het ene schilderij was abstract en op het derde doek was een heidelandschap afgebeeld. Wel mooi gedaan hoor, maar mij sprak het niet zo aan. En dat is jammer, maar misschien ligt dat wel aan mij. Ik denk wel dat Filippe een grote had kunnen worden, met een heel eigen stijl. Jammer dat hij daar de tijd niet voor heeft gekregen, of moet ik zeggen dat hij zich daar niet de tijd voor heeft gegund. Misschien is het inderdaad wel beter om het zo te zeggen.’
Danielle weet over de zelfdoding van Filippe, ik heb het haar verteld. Maar ik heb niet verteld hoe en waar en ook heb ik niets gezegd over Jacqui.
‘Ik heb nog veel werk van hem in opslag, dat weet je?’
‘Dat heb je me verteld, maar ik kan me niet voorstellen Tomas, dat dit veel anders zal zijn dan we tot nu toe hebben gezien. Daar is de tijd te kort voor geweest. Wanneer mag de wereld kennis maken met die andere stukken?’
‘Als ik er aan toe ben, niet eerder. Sorry.’
‘Geen probleem. Ze zijn van jou, dus wat en hoe je het wilt hebben, dat is jouw zaak. Waar heb je ze eigenlijk opgeslagen?’
‘Dat kan ik je helaas niet zeggen. Het is ook beter dat je dat niet weet.’
‘Tomas, wat doe je nou toch vreemd? Je kunt me toch vertrouwen of twijfel je soms?’
‘Jou wel Danielle, jou vertrouw ik wel, maar het is mijn grote angst dat ik met vuur speel en dat ik anderen daarmee in gevaar kan brengen. Die schilderijen kunnen misschien wel een tijdbom zijn als bekend zou worden dat ze nog bestaan. Dat is mijn gevoel Danielle, er is iets in me dat mij daarvoor waarschuwt. Ik kan het niet plaatsen, maar het is nou eenmaal zo.’
‘Ik snap er echt niets van. Echt helemaal niets,’ zegt ze met een diepe zucht.
‘Je moet het maar van me aannemen.’
Danielle nipt aan haar glas, hoewel er nauwelijks nog rosé in zit.
‘Weet je Tomas, zijn stijl heeft wel wat weg van die man die mijn stiefmoeder heeft geschilderd. Ik heb hem toen heel even gezien, dat was geloof ik bij de presentatie van het eindresultaat. Een jonge kerel nog. Het is op zich wel een mooi schilderij geworden, erg goed gedaan. Ze was nogal gek met hem, maar ja dat is ze met alles wat jong is en wat een broek draagt en ook nog kunstenaar is. Hoe was zijn naam ook al weer? Daniel of zoiets. Of nee Angelo… Ja, ze noemde hem, “mijn Angelo”. Naar Michelangelo, tenminste dat neem ik maar aan. Zo heeft hij het schilderij van mijn stiefmoeder ook gesigneerd. M. Angelo Tissé. Ik weet niet eens wat zijn echte naam is. Ik heb ook nooit meer iets over hem gehoord. Niet thuis of van iemand anders in de kunstwereld. Dat zie je wel vaker,’ zegt Danielle en ze nipt vervolgens aan het lege glas.
‘Kan ik nog iets voor je inschenken?’ vraag ik.
‘Ja, lekker,’ antwoordt ze. ‘Tja, dat is mijn stiefmoeder… ze raapt jonge mannen op, ze gebruikt ze en daarna vreet ze die kerels bij wijze van spreken op. Meer weet ik er niet van, en meer kan ik en wil ik er eigenlijk ook niet over zeggen.’
‘Liet je moeder zich vaker portretteren?’ vraag ik.
‘Ja, we hadden het ruim en nu nog overigens. Mijn vader is een belangrijk industrieel en hij had indertijd een vermogen aan vastgoed. Hij heeft het laatste jaar wel wat verloren met speculaties en verkeerde projecten, maar hij is nog behoorlijk vermogend. Af en toe spreek ik hem nog wel eens, maar nooit over dit soort dingen. Hij woont sinds kort in Parijs, in een luxe appartement. Hij is van plan de politiek in te gaan en dan moet je niet in de provincie blijven wonen en zeker niet in Palluau.’
Ze spreekt het bijna achteloos uit… “Palluau”. Het galmt na in mijn hoofd.
‘Palluau? Woonden jullie in Palluau?’ vraag ik met een trilling in mijn stem. Ik hoop dat het haar niet opvalt.

-116-

‘Wonen, niet woonden. Mijn stiefmoeder en mijn broer wonen er nog steeds. Mijn boze stiefmoeder madame Feline Audibert en mijn soms lieve maar vooral ook rare broertje Robert Audibert. Ze zullen het wel gezellig hebben zo samen zonder mijn vader, want toen ik nog thuis was lag Feline al regelmatig met mijn broer in bed. Hij is helemaal bezeten van haar. Hij doet werkelijk alles voor haar. Ik wed als ze hem zou vragen voor haar van de kerktoren te springen, dat hij dat zonder aarzeling zou doen. Ze heeft hem volkomen in haar macht.’
Ze praat maar door en ik probeer mijn gedachten te ordenen. Mijn hart gaat tekeer en mijn hoofd staat op ontploffen.
‘Tomas Vanderwaal, tegenover je zit Charlotte, Charlotte Audibert. De muze van je beste vriend. Dat kan bijna niet anders. Charlotte, die zonder het zelf te weten de grote liefde van Filippe is geweest,’ dreunt het onophoudelijk door mijn gedachten. Het meisje met de moedervlek.’
‘Wat ben je opeens stil Tomas, is er iets?’
‘Danielle, dat meisje met de moedervlek… volgens mij ben jij dat,’ zeg ik met trillende stem. ‘Filippe heeft jouw moeder geschilderd, ik kan er niets anders van maken.’
Ze kijkt me vol ongeloof aan.
‘Wat…?’
‘Jij bent toch Charlotte Audibert?’
‘Eh, ja. Dat is mijn echte naam, maar hoezo?’ vraagt ze vol van verbazing.
‘Filippe is echt degene die je moeder heeft afgebeeld, heeft geschilderd. Wat zei je ook al weer? M.Angelo Tissé? Als je er goed naar kijkt en de “A” laat staan en “ngelo” vergeet dan staat er Matisse…’
‘Krijg nog wat…’
‘Meisje…oh oh…wat is dit moeilijk voor mij.’
Ze staat op en ze legt haar hand op mijn schouder.
‘Wat is er zo moeilijk Tomas? Wil je me in hemelsnaam vertellen wat er aan de hand is?’
‘Dat kan ik niet…echt niet. Het enige wat ik kan doen is jou mijn manuscript geven, maar ik realiseer me ook dat ik je daarmee in groot gevaar kan brengen. Zo voelt het nou eenmaal.’
Ze kijkt me verbaasd aan.
‘Tomas…alsjeblieft.’
Ik twijfel, maar ik weet ook dat het nu niet meer anders kan. Er is nu geen weg terug. Nu moet ik door. Wat het ook zal brengen.
‘Danielle…of moet ik Charlotte zeggen?’
‘Zeg maar gewoon Charlotte, dat is nou eenmaal mijn echte naam. Die andere is mijn pseudoniem zodat ik me niet overal als een Audibert hoef te presenteren. Daar heb ik het wel even mee gehad. Wat niet weet, dat deert ook niet.’
‘Charlotte, ik heb je de vorige keer toen je hier was maar een klein deel van het verhaal van Filippe verteld. Het echte verhaal wordt verteld in het manuscript… Uh, en ik hoop niet dat je me dit kwalijk neemt. Ik kon echt niet anders, dat moet je van me aannemen.’
‘Wil je niet dat ik het lees?’
‘Je zult nu wel moeten. Het kan nu niet meer anders, maar wil je mij beloven dat je me daarom nooit zult gaan haten? En dat het tussen ons blijft, zolang als ik vind dat het moet. Het moet ons geheim blijven, alleen van ons Charlotte, van niemand anders.’
‘Tjonge, wat klinkt dat allemaal zwaar. Hoezo? Is het zo erg?’
‘Erg…? Het vertelt niet alleen het verhaal over Filippe, maar ook over je stiefmoeder en over jou…en over mij.’
Ze kijkt me vol ongeloof en verbazing aan.
‘Ik beloof het je Tomas.’

-117-

Dan sta ik op en loop naar binnen en ik pak het bundeltje papier uit lade van de kast. Ik twijfel, maar ga er toch maar mee naar buiten. Charlotte zit een beetje onderuit gezakt op de terrasstoel en staart voor zich uit. Ik zie dat ze ondertussen zichzelf een glas rosé heeft ingeschonken.
‘Jij ook?’ vraagt ze.
‘Nee… uh bedankt,’ antwoord ik afwezig.
Ik weet dat het vanaf nu nooit meer hetzelfde zal zijn. Niet haar leven en ook niet dat van mij.
‘Hier is het Charlotte, het ware verhaal. Als je het niet erg vind ga ik een eind lopen, dan heb jij rustig de tijd om het te lezen. Maar meisje, laat me niet vallen, alsjeblieft en neem mij niets kwalijk. Oordeel niet.’
‘Waarom zou ik Tomas?’ Ze staat op en pakt mijn hand vast. ‘Ga nou maar … gewoon even een eindje om. Dat zal je goed doen. Nou tot straks.’

Ik laat haar achter. Ik weet niet of het verstandig is, maar ik kan niet anders. Ik kan ook niet naast haar gaan zitten wachten, terwijl zij leest.
Het ware verhaal, het verhaal over Filippe, maar ook mijn verhaal. Zijn leven en mijn leven tot dusver. Ik slenter over het stukje heide en in de verte meen ik het geblaf van Max te horen.
Even later zie ik de kudde. Max heeft me gezien en komt naar me toe gerend. Samen lopen we naar Bertus, die tegen een boom een boek zit te lezen.
‘Hoi Bertus, is het spannend?’ vraag ik. Ik probeer zo normaal mogelijk te doen, maar blijkbaar slaag ik er niet in.
‘Een boek over de natuur. De ontwikkeling van de Peel, vóór de tweede Wereldoorlog. Dus niet echt spannend, maar wel leerzaam. Het leven van kneuterboertjes, die probeerden elke dag maar weer te overleven. Maar goed… jij komt hier niet zo maar naar toe. Ik zie het aan je gezicht. Is er iets Tomas? Is dat meisje al weer weg? ’
‘Nee Bertus, dat meisje is nog niet weg. Weet je wie ze is?’
‘Nee… hoezo? Het is toch die journaliste, eh Danielle huppeldepup of zo?’
‘Charlotte Audibert…’
‘Wat? Krijg nou wat… hoe kan dat nou?’ Bertus is stomverbaasd. Ik heb hem een tijdje terug, al was het dan heel summier, iets verteld over Filippe en over de liefde van zijn leven, over Charlotte Audibert. Bertus had aandachtig zitten luisteren, maar had er verder niet op gereageerd. Hij had alleen met zijn grote hand over zijn kin gewreven. Meer niet.
‘Weet ze van Filippe?’ vraagt hij.
‘Ze leest nu mijn verhaal. Over Filippe en over mij.’
‘Dapper van je Tomas, maar vergeet niet dat ze journaliste is.’
‘Ik moet haar vertrouwen Bertus. Ik heb geen andere keus.’
Hij schudt zijn hoofd. Boy, de bordercollie brengt even verderop een schaap terug naar de kudde. Het onwillige beest probeert nog een paar keer te ontsnappen, maar geeft tenslotte toch op. Het blijft minuten lang stil, dan staat Bertus op.
‘Tomas, je moet doen wat je hart je ingeeft,’ zegt hij en legt zijn hand op mijn schouder.
‘Ik heb niet veel keus Bertus, het kan echt niet anders.’
Hij knikt en zegt dat hij het begrijpt, al kan hij geen enkel idee hebben, wat het voor mij betekent.
‘Kom, we gaan de kudde terug brengen naar de schaapskooi. Loop je mee of wil je nog hier blijven?’
‘Nee hoor, ik loop met je mee terug,’ zeg ik zonder al te veel overtuiging.

Boy en Max drijven de schapen in de schaapskooi terwijl Bertus nog wat water in de bakken doet.
‘Zo die kunnen weer even vooruit,’ zegt hij.

-118-

‘Zal ik je straks voorstellen aan Charlotte?’
‘Dat is goed, maar ik ga me eerst even opfrissen. De eerste indruk is de beste en ik wil die niet meteen verpesten,’ antwoordt hij met een brede lach.
‘Nou tot zo dan. We zitten op het terrasje.’
‘Oké, tot zo. Ik vind jullie wel.’
Ik loop naar de voorkant van de boerderij, maar het terras. Charlotte is nog verdiept in mijn verhaal. Ze hoort me niet aankomen en ze schrikt op als ze me ziet.
‘Sorry,’ zeg ik.
‘Joh… dat geeft niets, maar ik zat zo in jouw verhaal… zo zelfs, dat ik je niet eens heb gehoord.’
‘En?’
‘Heftig. Heel erg heftig.’
‘Hoever ben je gekomen?’
‘Dat Filippe in dat Sanatore is opgenomen.’
‘Oké. Wil je nog wat drinken?’ en ik wijs op het lege glas.
‘Ik ben zelf maar even zo vrij geweest om nog een glas wijn in te schenken, maar eigenlijk lust ik nog wel een wijntje. Doe maar een halfje….’
Net als ik op wil staan, komt Bertus naar het terras gelopen.
‘Charlotte… dit is Bertus, Bertus dit is Charlotte. Bertus zorgt er voor dat alles hier door blijft draaien. Hij is mijn steun en toeverlaat, zeker als het om de schapen gaat.’
‘Nou dat valt wel mee hoor,’ zegt hij met een brede lach.
We praten nog wat en nadat we samen hebben gegeten vraagt Charlotte of het goed is dat ze naar haar kamer gaat. Ze wil graag verder met het verhaal.
Bertus en ik drinken nog wat en als het wat frisser wordt, gaan we naar binnen. Hij naar zijn kamer en ik naar die van mij. En zo komt er een eind aan een bijzondere dag. Als in op bed lig, realiseer ik me dat in de kamer naast die van mij, Charlotte Audibert waarschijnlijk al slaapt. Charlotte Audibert, die het hart heeft gestolen van mijn beste vriend, zonder dat ze dat wist.


Het is bijna half tien als Charlotte zich meldt voor het ontbijt.
‘Goed geslapen?’ vraag ik.
‘Zeker, als een roos. Wat is het hier toch lekker rustig. Je hoort echt niets. En zo heerlijk donker. Dat ben ik niet zo gewend, maar het is wel zalig.’
‘We ontbijten buiten, is dat goed?’
‘Heerlijk. Het doet me goed om even weg te zijn uit de dagelijkse drukte van de stad. Echt.’
‘Mooi toch. Heb je nog wat gelezen?’ vraag ik quasi nonchalant.
‘Ja, dat heb ik …’ antwoordt ze. Meer zegt ze niet en ik laat het erbij.
Terwijl ik het ontbijt klaar maak loopt Charlotte door de tuin. Nieuwsgierig kijkt ze rond en af en toe ruikt ze aan een bloem. Ik kan me voorstellen als ik haar zo zie, dat Filippe verliefd op haar kon worden. Ze straalt wat uit in al haar eenvoud. Haar vale spijkerbroek en het ruime T-shirt geven haar iets provinciaals, iets nonchalants, maar ook iets meisjesachtig. Ik kan mijn ogen nauwelijks van haar af houden en ik vraag me af waarom ik dat de vorige keer niet heb gezien. Ik moet blind zijn geweest.
Ik dek de tafel op het terras en even later roep ik haar. Ze wandelt langzaam in mijn richting en ik voel me opgelaten.
‘Lekker ontbijtje Tomas,’ zegt ze als ze de gedekte tafel ziet.

-119-

‘Verse eitjes, zelf gebakken brood en zelfgemaakte jam. Alleen de koffie en de melk komen uit de supermarkt. Bertus is een meester in het broodbakken en de jam heb ik gemaakt, weliswaar met zijn hulp, maar toch.’
‘Goed gedaan. Echt, hij ziet er heerlijk uit. Ik kan niet wachten.’
Dan valt er even een stilte.
Ik staar wat voor me uit terwijl Charlotte een boterham smeert.
‘Wil je koffie,’ vraag ik. ‘Of…?’
‘Nee, koffie is prima. Jij ook?’
‘Graag,’ antwoord ik.
Ze schenkt behoedzaam mijn kopje vol en daarna neemt ze zelf.
‘Tomas…’
‘Ja Charlotte, wat kan ik voor je doen?’
‘Jij gelooft niet dat Filippe en zijn vriendin zelfmoord hebben gepleegd… toch?’
‘Nee, dat klopt. Ik kan dat niet accepteren, vooral ook omdat ik het gevoel heb dat dit niet de waarheid is. Filippe zou dit zichzelf en vooral ook Jacqui nooit aan kunnen doen. Dit hoort niet bij hem.’
‘Hij was anders wel tamelijk… uh moet ik het zeggen, tamelijk in de war.’
‘Ook daar heb ik mijn gedachten over. In het verpleegtehuis was men er van overtuigd dat hij middelen gebruikte. Dit werd ook nog eens versterkt door de vondst van die rommel in zijn huis. Toch heeft hij mij met zijn hand op het hart gezworen dat hij nooit, maar dan ook nooit maar iets heeft gebruikt. Wel dronk hij, maar ook dat was niet absurd. Zijn stemming was opeens zo wisselend. Om eerlijk te zijn denk ik dat men hem iets heeft toegediend. Dat hij onder invloed was van iets, iets waardoor hij geen vat meer had op zichzelf en op zijn situatie. Maar goed, dat denk ik er van, de bevindingen van de politie zijn in elk geval nogal anders.’
‘Dus jij denkt dat hij in het verpleegtehuis is gedrogeerd?’ vraagt Charlotte op rustige toon.
‘Om eerlijk te zijn weet ik niet wat ik moet denken, maar dat het anders is dan dat het nu lijkt, staat voor mij als een paal boven water.’
‘Denk jij dat Feline daarbij betrokken is?’
‘Ik weet het niet. Ik vind het nog steeds vreemd dat ze mij wilde spreken toen ik in Palluau was, en ik vind het overigens een gevaarlijke vrouw. Iemand, die zich door niets en niemand laat weerhouden.’
Charlotte glimlacht.
‘Dat zou best eens kunnen, maar ik weet niet of ze in staat moet worden geacht om zich met zoiets in te laten. Wat je eigenlijk suggereert, tenminste als ik je goed begrijp, is dat Filippe en Jacqui zijn vermoord. Dat vind ik tamelijk heftig. Vooral ook omdat er nergens, maar dan ook echt nergens maar een aanwijzing is, dat dit zo zou kunnen zijn. Wat heb je in handen Tomas? Niet meer dan jouw eigen interpretatie van de dingen zoals ze zijn gebeurd. Jouw eigen aannames, meer heb je niet. Er is geen enkel bewijs, dat jouw idee onderschrijft.’
‘Misschien heb je wel gelijk Charlotte, maar dat gevoel raak ik maar niet kwijt. Het jaagt me op en het dwingt me om voorzichtig te zijn. Misschien wel tot het paranoïde af. Ik weet het niet, maar ik wil de echte antwoorden weten, wat die ook zijn.’
‘Dat kan nog wel eens heel lastig worden. Misschien heb je alle antwoorden al, maar wil je die gewoon niet accepteren, zoals je dat zelf ook al zegt. Tomas, vergeet niet om verder te gaan met je leven. De dingen die zijn gebeurd, zijn nou eenmaal gebeurd. Je kunt daar niets meer aan veranderen.’
‘Misschien niet Charlotte, maar ik heb nog ruim zeventig werken met jouw beeltenis daarop, en wat ik zeker weet is dat er iemand is, die daar niet blij van wordt als dat bekend wordt.’
Ze zwijgt een moment.
‘Hoe weet je dat? Hoe weet je dat het over mij gaat, dat het schilderijen zijn met mijn beeltenis daar op? ’ vraagt ze vervolgens.
‘Filippe heeft het me geschreven… in zijn laatste brief.’
Ze zwijgt.

-120-

‘Je moet het echt van me aannemen Charlotte…’
Het blijft even stil en ze staart voor zich uit en dan zegt ze met een zucht, ‘ik heb echt nooit geweten dat Filippe zo idolaat van mij was. Echt niet.’
‘Dat kon je ook niet weten. Volgens mij ben ik ook de enige. Weet je, toen Filippe mij schreef dat Feline Audibert “not amused” was bij het zien van jouw portretten, had ik daar al een naar gevoel bij. Er zat iets in haar reactie, dat mij totaal niet beviel. Ik ken haar niet goed, maar ik heb wel het idee dat zij enorm jaloers kan zijn. Ze neemt in elk geval geen genoegen met een bijrol. Nee… ze claimt de hoofdrol en voor mijn gevoel zou ze daar wel eens heel erg ver in kunnen gaan.’
‘Dat ze nogal jaloers kan zijn, dat onderschrijf ik wel, maar dat ze daarin zo ver zou kunnen gaan om het werk van Filippe te laten vernielen en hem tenslotte samen met zijn vriendin om het leven te laten brengen en vervolgens de zaak ook nog in de brand te laten steken, dat gaat er bij mij niet in. Dat geloof ik echt niet Tomas. Maar goed, de enige manier om daar achter te komen is om dit aan haar voor te leggen, vind je ook niet?’
Ik voel me zweterig, vooral ook door de vastberadenheid van Charlotte. Ze meent echt wat ze zegt. Ik voel me er onrustig door.
‘Met alle risico’s van dien…?’
‘Hoe bedoel je?’ vraagt ze.
‘Als het waar is wat ik denk, dan lopen we een groot gevaar. En als het niet waar is dan…’
‘Wat wil je nou Tomas, je zult iets moeten ondernemen. Zo kan het toch niet verder.’
‘Misschien heb je wel gelijk.’
‘Natuurlijk heb ik gelijk.’ Ze staat op en kust me op mijn wang.
‘Niet zo tobben, je verknoeit op deze manier nog eens je hele leven en bovendien word je er lelijk van. En dat is toch zonde, niet?’
Ik glimlach bij haar laatste opmerking, maar ik weet ook dat ze daar een punt heeft, en dat maakt het allemaal niet minder moeilijk.
‘Wil je me alsjeblieft helpen Charlotte? Ik weet eigenlijk dat ik dat niet van je mag vragen, zeker niet als ik gelijk zou hebben. Ik zou je zomaar ergens in kunnen betrekken, waar jij niets mee te maken hebt.’
‘Niets mee te maken Tomas… ik sta verdorie op ruim zeventig doeken afgebeeld. Zeventig doeken die door Filippe Marechal zijn gemaakt zonder dat ik er van wist. Dezelfde Filippe Marechal, over wie ik een artikel voor World of Art schrijf en waar ik met de grootste moeite iets over te weten ben gekomen. Ik heb maandenlang gezocht en nauwelijks iets gevonden. Tot nu toe dan, want nu sta ik zo maar opeens midden in de wereld van Filippe Marechal, zonder hem ooit maar een moment te hebben gekend, of te hebben gezien. Plotseling ben ik ongevraagd een deel van zijn leven geworden, en hij een deel van dat van mij. Nee, dat kun je niet zeggen dat ik er niets mee te maken heb. Het gaat me wel degelijk aan.’
‘En nu?’ vraag ik timide. Ik weet dat ze gelijk heeft.
‘Nu ga ik eerst nog even een kopje koffie voor je inschenken, tenminste als je dat nog lust?’
‘Graag,’ antwoord ik. Mijn hoofd doet zeer en ergens ben ik toch ook wel opgelucht. Ik ben in elk geval blij dat ik eindelijk mijn angst en mijn gedachten met iemand heb kunnen delen.
‘Hou je nog steeds van Anne?’ vraagt ze zomaar ineens terwijl ze het de koffiepot oppakt.
‘Zoals een goede vriend van een goede vriendin houdt. Op die manier houd ik nog steeds zielsveel van haar. Meer kan er niet tussen ons zijn. Anne zou aan mijn manier van leven kapot gaan en ik ben niet geschikt voor het leven in een grote stad. Zij zou hier verpieteren en ik zou daar ten ondergaan, en daar is op den duur geen enkele liefde tegen bestand. Ook onze liefde zou dat niet kunnen verdragen. Nee, het is goed zo.’
‘En Vera?’ vraagt ze terwijl ze zorgvuldig de koffie inschenkt.
‘Vera is gelukkig met haar winkel en met haar nieuwe leven. Ik ben blij dat ik dat voor haar heb kunnen doen. Haar grote liefde is de boekwinkel.’
‘Kom je nog wel eens bij haar?’
‘Soms, zo af en toe.’
‘Slapen jullie dan nog wel samen of ben ik nu te brutaal?’
Ik glimlach.

-121-

‘Vera is Vera… hoewel, ze wel is veranderd. Voor zover ik weet ben ik nog de enige. Wat dat betreft tenminste.’
‘Sorry, ik heb niet het recht…’
‘Het is al goed Charlotte. Ik heb wat dat betreft geen geheimen.’
Ik drink mijn kopje leeg.
‘En weet je het al?’ vraag ik.
‘Wat moet ik weten?’ vraagt ze.
‘Of je mij gaat helpen.’
‘Tomas, natuurlijk ga ik je helpen, maar je moet me wel beloven dat je de waarheid zult accepteren, wat die ook is. Ik wil een blije Tomas zien, en niet langer een tobberige.’
‘Dat beloof ik Charlotte,’ en ik leg mij hand op mijn hart. ‘Dat beloof ik met alles was ik heb?’
‘En dat is een heleboel, als ik het goed heb begrepen,’ zegt ze met een brede lach.
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, volgens mij ben je ondertussen een bemiddeld man. Een man in bonus.’
‘Opsmuk, versierselen… helemaal niets waard als je niet gelukkig bent.’
‘Ben je dan niet gelukkig Tomas?’
Het is een lastige vraag, maar ik besluit om toch maar eerlijk tegen haar te zijn.
‘Het kan een stuk beter…misschien dat het nog ooit komt, als ik weet hoe het zit, zodat ik me niet langer schuldig meer hoef te voelen.’
Ze staat op en komt naar me toe en slaat haar armen om me heen. Dan buigt ze zich voorover en geeft me een kleine kus op mijn wang.
‘Het komt allemaal goed Tomas Vanderwaal, geloof me,’ zegt ze en ze veegt de traan weg die over mijn wang loopt.

Charlotte heeft het manuscript nog een keer helemaal doorgelezen. We hebben er samen nog urenlang over gesproken en we zijn het er uiteindelijk over eens dat het geen zin heeft om Feline Audibert te confronteren met mijn veronderstellingen. Charlotte, die ik gevraagd heb of ik haar “Lotte” mag noemen heeft voorgesteld om nog een aantal doeken te exposeren in de galerie van Janine Berlot. Ze heeft met haar hoofdredacteur overlegd om in het volgende nummer van “World of Art” hier aandacht aan te besteden. Hij was het ermee eens. Het item zou de opstap moeten worden voor het uitgebreide artikel over Filippe Marechal, dat later zal verschijnen. Charlotte gaat er van uit, dat het item over de te exposeren doeken Feline Audibert zo goed als zeker onder ogen zal komen.
‘Als het is zoals jij denkt dat het is, dan gaat ze daar op reageren Tomas, wees maar niet bang,’ heeft ze gezegd.
Ik heb Harrie Verburg gevraagd om een nieuwe kist klaar te laten zetten. Ik ga er van uit dat er minstens drie werken van Filippe in zijn opgeslagen. Ik heb een gespecialiseerd transportbedrijf opdracht gegeven om deze kist met schilderijen naar Parijs te brengen. Rechtstreeks naar de galerie van Janine Berlot.
De overige kisten met de schilderstukken liggen opgeslagen in een van de kelders van het landhuis in Slenaken. De ruimte is goed geconditioneerd en zo goed als brandvrij gemaakt. Niemand weet er van, alleen Harrie Verburg en ik.
Nadat bleek dat Filippe mij alles had nagelaten heb ik de schilderstukken naar Slenaken gehaald en heb ik vervolgens de restanten van het afgebrande boerderijhuis laten slopen. Het is nu grasland. Het stuk grond heb ik verpacht aan boer Jean. Tegen een symbolisch bedrag. De gemeente wilde eigenlijk dat het huis zou worden herbouwd, maar uiteindelijk hebben ze ermee ingestemd dat het terrein voorlopig braak blijft liggen. Er wordt zelfs gedoogd dat er tijdelijk koeien grazen, wat eigenlijk volledig buiten het bestemmingsplan is. Boer Jean is uiterst behulpzaam geweest bij het opruimen en hij was als een kind zo blij met zijn nieuwe tractor. Ik heb er in elk geval een vriend voor het leven aan over gehouden. Hij heeft me wel tien keer gevraagd of ik hem toch wel wilde vergeven dat hij indertijd voor wat geld Feline Audibert op de hoogte had gehouden van mijn doen en laten in Palluau. Ik heb hem verzekerd dat het allemaal wel in orde is.

-122- 

Mijn mobiel gaat over.
‘Hi Janine. Zijn ze gearriveerd? Werkelijk? Fijn om te horen. Nee, ik heb ze nog niet gezien. Jij bent wat dat betreft de eerste.’
Janine Berlot vertelt vol enthousiasme over de aangekomen werken van Filippe. Ze is bijna lyrisch.
Ze vertelt dat er in de kist vier schilderstukken waren opgeslagen. Op drie doeken zijn jonge meisjes afgebeeld en op het vierde doek is een boomgaard te zien. De afgebeelde meisjes zijn op het eerste gezicht allemaal verschillend, maar eigenlijk zijn het als je er goed naar kijkt, alleen de ogen die het grote verschil maken. Op een van de drie werken draagt het meisje, een jonge vrouw, een groene jurk.
‘Het lijkt me dat Filippe steeds met hetzelfde model heeft gewerkt, tenminste dat is zoals ik het nu zie,’ zegt ze. ‘En alleen omdat de ogen steeds weer anders zijn, lijkt het alsof ze van elkaar verschillen. Nogmaals, als je ze niet langs elkaar zou zien, dat zou je niet beter weten en zonder meer aannemen dat het steeds een andere vrouw is, die Filippe heeft afgebeeld. Wat overigens wel opvalt bij het schilderij met het meisje met de groene jurk, is dat er een ring op de grond ligt. Bij haar linker voet, heel subtiel afgebeeld. Het valt in eerste instantie eigenlijk niet eens op. Het is een soort zegelring met de initialen “ R- A” En wat ook raar is, is dat er een soort duivelskop doorheen loopt die de initialen aan elkaar verbind. Heel subtiel gedaan overigens. Echt heel apart. Ik zal zo meteen even wat foto’s mailen, dan kunnen jullie zelf ook zien wat ik heb ontvangen. Ze zijn allemaal wel heel mooi hoor,’ zegt ze. ‘Echt prachtige werk. Fijn dat ik ze in mijn galerie mag exposeren. Dank je wel Tomas, je doet er mij een groot plezier mee.’
‘Geen dank Janine,’ antwoord ik. ‘Ik kijk uit naar de plaatjes. Nou tot ziens en hopelijk dat we elkaar weer eens in Parijs kunnen ontmoeten.’ Daarna verbreek ik de verbinding.
Lotte komt met natte haren de kamer binnen. Ze draagt een badjas.
‘Dat was Janine,’ zeg ik ongevraagd.
‘Waren ze er al?’
‘Ja, Janine was helemaal lyrisch. Ze zal zo meteen wel wat foto’s doorsturen.’
‘Ik ben benieuwd hoe ik er nu weer uit zal zien,’ zegt ze met een brede lach. ‘Wat die Filippe Marechal nu weer heeft bedacht om mij zo voordelig mogelijk af te beelden, en om naar ik aanneem ook daarmee zichzelf te plezieren. Hij zal er vast en zeker wel zijn fantasieën bij hebben gehad.’
‘Een ding is zeker. Hij heeft ons in elk geval weer iets nagelaten om over na te denken.’
‘En dat is?’
‘Op een van de schilderijen, waar jij een groene jurk draagt, want ik ga er van uit dat hij jou ook hier weer heeft afgebeeld, ligt bij de linkervoet een zegelring. Met de initialen R-A. Inclusief een duivelskopje. Zegt jou dat iets?’
‘Nou, om mee te beginnen, als ik ergens een hekel aan heb dan is het wel aan groen. Dat zal ik echt nooit dragen. En R-A…? Robert Audibert…? Mijn broertje? Ik zou het verder echt niet weten.’
‘Vreemd allemaal,’ zeg ik. ‘Zullen we eerst maar even ontbijten?’
‘Ja, laten we dat maar doen. Dat is in elk geval niet zo ingewikkeld,’ zegt ze.


Lotte heeft zich aangekleed en ik heb ondertussen op mijn laptop gezien dat Janine een hele serie foto’s heeft gezonden, en één voor één klik ik ze aan. Lotte hangt over mij heen geboden en kijkt aandachtig met me mee. Ik voel haar adem en ik ruik haar frisse ietwat zoete parfum.
‘Dat heeft hij wel heel mooi gedaan. Tjonge, deze zijn echt schitterend, echt heel erg mooi,’ zegt ze.
Als ik inzoom op de zegelring schrikt Lotte.
‘Verdraaid, dat is echt de ring van Robert… Hoe is het mogelijk, de ring van mijn broer,’ reageert ze verbaasd. ‘Ik zei het echt alleen maar voor de grap… Hoe kan Filippe dat nou hebben geweten?’
‘Geen idee, behalve dan dat Filippe een fotografisch geheugen had, maar dat heb ik je al verteld. Alles wat hij zag, kon hij zo maar weer reproduceren, tot in de kleinste details.’

-123-

‘Maar waarom heeft hij die ring daar in hemelsnaam geschilderd?’ vraagt Lotte zich af.
‘Geen idee. Het is wel mooi gedaan. Het valt in eerste instantie niet eens op.’
De ring ligt bij de linkervoet van het meisje, tegen de rand van de groene jurk, die net tot aan de grond reikt.
‘Bij een eerste aanblik lijkt het of de ring deel uitmaakt van het patroon van de vloerbedekking,’ mompelt Lotte terwijl ik haar linkerborst tegen mijn schouder voel drukken als ze zich nog verder over mij heen buigt.
‘Janine schrijft in haar mail dat het lijkt alsof de ring er later is bijgeschilderd, maar ze kan het niet helemaal met zekerheid zeggen. Ze twijfelt,’ zeg ik.
‘Hartstikke raar,’ zucht Lotte. We bekijken daarna zorgvuldig de andere foto’s.
‘Waarom heb je deze kist eigenlijk verzonden. Is dat toevallig?’ vraagt Lotte, die ondertussen naast me is komen zitten.
‘Nee, hoor. Filippe heeft ze genummerd. Dit is kist nummer vijf,’ antwoord ik. ‘Eigenlijk had ik deze tegelijkertijd met kist nummer twee mee moeten zenden, maar er was onvoldoende plek in de auto. Vandaar dat hij nu pas in Parijs is gearriveerd.’
‘Heeft Filippe dat zo aangegeven?’
‘Ja, ondanks dat hij soms wel wat chaotisch leek, had hij een sterk gevoel voor orde en regelmaat. Dus daarom volg ik zijn nummering. Hij zal er best een bedoeling mee hebben gehad.’
‘Misschien moeten we ook maar eens kijken wat er in de andere kisten zit?’
‘Geduld Lotte, alles op zijn tijd.’
‘Ja, maar ik ben wel nieuwsgierig. Jij niet dan?’
‘Nee, dat ben ik niet, eerder een beetje ongerust…’ 

-124-