(28) Afscheid van Filippe

Ik heb met de begrafenisonderneming afgesproken dat er in de middag een korte afscheidsdienst is. Ik neem aan dat ik de enige aanwezige bij dat afscheid zal zijn. Er is in het crematorium een kleine gebedsruimte. Men heeft mij beloofd dat alles daar om vier uur klaar zal staan. Ik heb twee standaardkisten uitgezocht. Harrie heeft me nog gebeld en stelde voor om terug te komen naar Tours, maar ik wist dat hij afspraken had en ik kon niet van hem verlangen dat hij zich weer aan mij zou aanpassen. Wel heeft hij zich garant gesteld voor de kosten. De man van de begrafenisonderneming had blijkbaar niet zoveel vertrouwen in mij.
Omdat ik nog even tijd heb, bel ik Bertus om hem te vertellen dat zoals het nu lijkt, ik zondag weer terug op de boerderij zal zijn. Het is pas vrijdag, en na de crematie ga ik naar eerst Parijs. Dat heb ik me voorgenomen.
Ik meld me tegen vier uur bij het crematorium. Een mevrouw in een zwart mantelpak zegt dat alles gereed is, en dat het afscheid kan beginnen. Als ik de ruimte binnenloop huiver ik. Vooraan staan de twee kisten, met op iedere kist twee bloemstukken. Dat verbaast me. Ik heb zelf een bloemstuk voor beiden laten maken en ik ben nieuwsgierig van wie het andere is. Ik loop naar voren en zie op de linten “rust zacht, Anne en Harrie” staan. Tranen branden in mijn ogen.
De mevrouw vraagt of ik nog iets wil zeggen. Ik knik.
‘Gaat uw gang meneer,’ zegt ze. Ze doet een paar passen naar terug en stelt zich daarna discreet aan de zijkant van de kamer op.
Ik zucht.
‘Lieve Filippe, zo moet het niet zijn. Je had zoveel in je. Een goed mens, een fijne vriend en een groot kunstenaar. Iemand met kleuren in zijn hart. Soms was je onnavolgbaar in jouw doen en laten, maar altijd bezig met het maken van mooie dingen. Hoe vaak heb jij jezelf niet voorgenomen om je te meten met jouw grote voorbeeld Henri Matisse? En hoe vaak heb ik niet moeten zeggen dat het om Filippe Marechal ging, om jouw talent Filippe. Je klaagde dat men je niet begreep. Filippe, mensen zoals jij zullen nooit worden begrepen, ja misschien ooit, pas veel later, pas achteraf. Net als Vincent van Gogh, zoals jezelf wel eens zei. Dat was jouw lot, jouw leven. En niet zoals je hier nu ligt. Filippe, dat moet niet zo zijn. Zo had het niet moeten gaan. Het doet zeer om afscheid van jou te moeten nemen, maar lieve vriend ik zal je niet vergeten. Ik zal de wereld laten weten dat jij er was en vooral ook wie je was. Ik zal de wereld kennis laten maken met jouw talenten en ik beloof je, men zal je nooit meer vergeten. Net zo min als ik jou zal vergeten. Lieve Filippe, schilder de helderblauwe luchten en schilder de zomer, schilder de herfstkleuren en het voorjaar. Ik zal daar ieder jaar op wachten, daar naar toe leven en dan aan je denken. Lieve Jacqui, ik heb je nauwelijks gekend en dat vind ik heel jammer. Ik weet dat Filippe zijn rust bij jou heeft gevonden, en dat hij gelukkig met je was. Blijf bij hem en leef samen verder. Voor altijd. Rust zacht.’
Tranen stromen over mijn wangen en de mevrouw in het mantelpak brengt een glas water. Hoewel ze het niet heeft kunnen volgen, zie ik toch dat ze geroerd is over wat ze heeft gezien.
Ik bedank haar voor het water en zeg dat het zo goed is. Ze vraagt of ik nog wil wachten op het moment dat de kisten worden weggeleid.
‘Nee hoor, het is goed zo,’ zeg ik met zachte stem.
Ik ben blij dat het voorbij is. Ik bedank nogmaals de mevrouw in het zwarte mantelpak en ga dan op weg naar Parijs. Een taxi brengt me naar het station. Het is al met al een vreemde dag.

-105-