(26) Bericht uit Frankrijk

Het is eind april. Maandagmiddag. Ik verheug me op het voorjaar. Af en toe is het al heerlijk vertoeven in het voorjaarszonnetje. Ik heb een kleine terrasje gemaakt aan de voorzijde van de boerderij. Met planten en bloemen, en met een bank en twee stoelen.  
Bertus en ik drinken samen een kopje koffie op mijn nieuwe terrasje als mijn mobiel gaat.
Het is mevrouw Durand. Ze vraagt hoe snel ik naar Tours kan komen. Als ik haar vraag wat er aan de hand is vertelt ze dat er brand is geweest in het huis van Filippe. De rest zal ze mij wel vertellen als ik bij haar in Tours ben. Ze zegt wel dat het dringend is en ik beloof om haar zo snel mogelijk terug te bellen.
Als ik dit tegen Bertus vertel, zegt hij dat ik misschien beter even met notaris Verburg kan overleggen, wat ik nu het beste kan doen. Hij heeft gehoord dat de notaris van plan is om zeer binnenkort naar Frankrijk te gaan in verband met de verkoop van het vakantiehuis, en dat als wij eventueel samen naar Frankrijk  gaan, hij dan wel op de boerderij en de beesten zal passen.
‘Misschien is dat wel een beste Bertus,’ mompel ik. ‘Bedankt voor het idee. Anders zou ik het ook niet weten.’

Twee dagen later vertrekken we naar Frankrijk. Harrie Verburg en ik. Harry komt met een gloednieuwe BWM voorrijden.
‘Gehuurd Tomas. Ik kan dat oude Volvootje van mij zo’n lange reis niet meer aandoen.’
‘Ik begrijp het,’ antwoord ik.
We praten onderweg over het landgoed in Slenaken, over mijn boerderij, over Bertus, over zijn plannen en over mijn plannen, maar geen woord over Anne.
Als ik tussen neus en lippen door vraag hoe het met haar gaat is alles was hij zegt, ‘goed hoor, die redt zich wel.’
Ik laat het er maar bij.
Tegen vier uur komen we bij het politiebureau van Tours aan. Elise Durand weet dat ik kom. Ik heb haar onderweg gebeld om haar te vertellen hoe laat we zullen arriveren.
‘Wil je hebben dat ik met je mee ga?’ vraagt Harry Verburg.
‘Als je daar tijd voor hebt, dan graag. Ik spreek wel een beetje Frans, maar het is misschien verstandiger dat we met z’n tweeën zijn.’
Ik heb een slecht voorgevoel, maar ik kan het niet plaatsen.
We worden ontvangen door een jonge agent die ons naar de kamer van Elise Durand brengt.
Ze begroet mij en ze stelt zich voor aan Harrie. Ik leg haar uit waarom Harrie Verburg mee is gekomen en ze zegt dat dit een prima idee is.
‘Heren, het is geen mooi verhaal wat ik u ga vertellen. Absoluut niet. Ik vond het dan ook niet verstandig om dit per telefoon te doen. Meneer Vanderwaal, er is drie dagen geleden brand geweest in het huis van de heer Filippe Marechal in Palluau. Nadat de brandweer de brand onder controle had, hebben ze bij het nablussen de stoffelijke resten gevonden van twee volwassenen. We hebben vast kunnen stellen aan de hand van de gegevens die in ons bezit zijn dat het hier gaat om de lichamen van Jacqueline Péron en Filippe Marechal. Op beide lichamen zijn schotwonden gevonden. Ook hebben de deskundigen van onze forensische dienst vastgesteld dat zowel Péron als Marechal al waren overleden voordat de brand moet zijn uitgebroken. Althans, voor zover het nog vast te stellen was, want er zijn geen sporen van rook in de longen aangetroffen. Wel zou het kunnen zijn dat één van beiden de brand in gang kan hebben gezet, alvorens de hand aan zichzelf te slaan. Dit lijkt ons op dit moment het meest aannemelijke scenario. Bij Jacqueline is een schotwond in haar linkerslaap geconstateerd en bij de Filippe Marechal een schotwond in de hartstreek. Overigens is de vindplaats van het gebruikte wapen nog wel een onderwerp dat nog enige verklaring behoeft, omdat het tamelijk ver uit de buurt van beiden is aangetroffen. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat er alsnog een verklaarbare reden wordt gevonden, die deze vraag oplost. Enfin, daar wordt nog onderzoek naar gedaan.’
‘Als ik u goed begrijp, zegt u dat hier sprake is van zelfdoding,’ onderbreek ik Elise Durand.
‘Ja, dat is onze conclusie. We hebben gisteren per post een brief gekregen, waarin Filippe ons vertelt dat beiden voor de beëindiging van hun leven hebben gekozen. Een duidelijke reden voor dit drastische besluit blijft in deze brief onbenoemd. Kortom, zoals het nu lijkt hebben Jacqueline en Filippe er dus voor gekozen een eind aan hun levens te maken, waarna een van beide, en het lijkt aannemelijk dat dit Filippe moet zijn geweest, verantwoordelijk is voor de brand in Palluau. Althans dat is de uitkomst van onze eerste onderzoeksresultaten.’

-96-

Het meeste gaat aan mij voorbij en mevrouw Durand ziet dat.
‘U hoort toch wel wat ik u nu allemaal vertel?’ vraagt ze.
‘Jawel hoor, maar…’
Ze knikt geruststellend.
‘Het is ook niet niks meneer Vanderwaal. Ik kan me voorstellen dat het u allemaal duizelt. Kan ik verder met mijn verhaal of wilt u even een moment pauzeren?’ vraagt ze.
‘Nee hoor, gaat u maar verder.’
‘U weet dat mevrouw Péron ook opgenomen is geweest in het Sanatore Psychiatric?’
‘Maar al te goed,’ zeg ik zachtjes.
‘Volgens de verpleging daar ging het redelijk goed. Ze hebben beiden intensieve therapie gehad en er was eigenlijk geen enkel signaal of reden om te veronderstellen dat er zich zo’n vreselijk drama zou kunnen voltrekken. Er is ook geen enkele aanleiding, noch omstandigheid, die deze bijzondere nare gebeurtenis ook maar enigszins zou kunnen verklaren. Integendeel zelfs, de artsen waren zeer tevreden en volgens hun omgeving waren Jacqueline en Filippe gelukkig met hun leven. Filippe was weer druk aan het schilderen en hij heeft zelfs een kleine tentoonstelling in een of andere galerie, waar mij de naam van is ontschoten. U zult kunnen begrijpen dat ook gezien de gebeurtenissen van begin dit jaar en de nu voorliggende informatie er voor ons verder geen aanleiding meer is om nog verder te rechercheren. Wat ons betreft kan dit dossier worden gesloten, alleen heb ik nog een heel vervelende vraag aan u.’
‘En die is?’
‘Bent u eventueel bereid om het lichaam van Filippe te identificeren. Het is uw vrije keuze meneer Vanderwaal. Het is absoluut geen prettige aanblik, dus als u daar van afziet kunnen we dit alleszins begrijpen. Formeel moeten we dit vragen, maar gezien de staat waar het stoffelijk overschot zich in bevindt moet ik u misschien zelfs wel adviseren om niet in te gaan op mijn verzoek, hoe raar dat dit dan ook klinkt.’
‘Zijn de lichamen nog in Palluau?’
‘Nee, meneer Vanderwaal. Ze worden bewaard bij de forensische dienst, hier in Tours.’
‘En wat gaat ermee gebeuren?’
‘Als niemand zich er over ontfermt om het zomaar te zeggen, worden ze op kosten van het arrondissement begraven op de openbare begraafplaats. Het zou natuurlijk fijner zijn als beide overledenen een goed afscheid zouden krijgen, maar helaas daar voorzien de regels niet in. Dus het is in dit geval in beide gevallen aan u, ook al omdat we van mevrouw Péron geen naaste verwanten hebben kunnen opsporen. Dus nogmaals, het is helemaal aan u. We zullen natuurlijk direct nadat u het een en ander heeft geregeld, de lichamen vrijgeven.’
Mijn hoofd barst bijna  en mijn hart gaat tekeer. Ik weet dat ik nu moet beslissen en kijk bijna wanhopig naar Harrie Verburg.
‘Ik zal je wel helpen Tomas. Samen brengen we dit wel tot een goed einde,’ stelt hij mij gerust.
Hij ziet mijn tranen en hij legt zijn hand op mijn schouder.
‘Dank je wel Harrie…’ antwoord ik met trillende stem.
‘Tja heren,’ zucht Elise Durand. ‘Een mens kan soms rare capriolen maken. Ik vind het naar voor u meneer Vanderwaal. Na alles wat eerder gebeurd is, kan ik me indenken dat het u soms allemaal te veel wordt.’
‘Mevrouw, mag ik die brief zien. De brief die u van Filippe heeft gehad?’
Elise Durand twijfelt een moment.
‘Natuurlijk, waarom ook niet. Het dossier is wat ons betreft tenslotte gesloten en als het u helpt…’
Ze staat op en loopt naar een de grijze ladekast, die bij de deur staat. Ze schuift wat mappen opzij en haalt er een beige map uit. Daarna komt ze terug naar het bureau en pakt een brief uit de map.
‘Dit is de brief. Het is overigens niet gebruikelijk dat we dit zo doen, maar voor u wil ik wel een uitzondering maken,’ zegt ze terwijl ze om zich heen kijkt.

-97-

Ik lees;
“L.S. Jacqueline en ik hebben besloten er uit te stappen. Er is teveel gebeurd. Hopelijk kunnen jullie dit begrijpen. Filippe Marchal.”

De afscheidsbrief is opgemaakt in een bibberig handschrift en wat mij opvalt, is dat het totaal niet de stijl van schrijven is, die ik zo gewend ben van Filippe. Zelfs de laatste brief, de brief die hij naar Anne heeft geschreven lijkt in de verste verte niet op de stijl in deze brief.
‘Mag ik u vragen mevrouw hoe deze brief bij u is gekomen?’
‘Zoals ik u heb verteld is hij hier gisteren per post aangekomen, althans de brief zat gisteren bij de dagelijkse post. We hebben de stempel nagekeken en hij is eergisteren afgestempeld in Tours.’
‘In Tours?’
‘Ja, dat is gebruikelijk. Vanuit Tours wordt de post gesorteerd en tevens afgestempeld. Dus daar is niets raars aan.’
‘U vertelde dat de brand drie dagen geleden was, dan is het toch vreemd dat de brief twee dagen geleden op de post is gedaan.’
Elise Durand glimlacht.
‘Het moment van op de post doen en het moment van afstempelen zijn niet op voorhand dezelfde data.
In Palluau kan het zo maar voorkomen dat er een late lichting wordt gemist. Het ligt aan de tijd die er voor staat. Dus kan het zo maar zijn dat er tussen het op de post doen en het afstempelen meer dan een dag verschil zit.’
Ik knik.
‘Nog een ding mevrouw. Ik vind de brief niet in de stijl, die ik van Filippe gewend ben en ook heeft hij zijn familienaam verkeerd geschreven. Er staat Marchal en niet Marechal. Dat is toch vreemd, op z’n minst nogal opmerkelijk, vind u ook niet?’
‘Ik weet niet welke kant u op wilt meneer Vanderwaal? Wat u wilt suggereren? Ik kan u verzekeren dat onze conclusie naar aanleiding van de resultaten van onze onderzoeken eensluidend is. Hier is onomstotelijk sprake van zelfdoding en vervolgens brandstichting door een van de betrokkenen. Bovendien weet ik niet welke stijl u gewend bent, maar het is vaak zo dat in dit soort gevallen de normale dingen niet meer normaal zijn. U weet ongetwijfeld ook dat de schrijfhand van meneer Marechal niet meer optimaal functioneerde. Heeft u overigens de laatste tijd nog handgeschreven documenten van uw vriend gehad?’
‘Nee, dat niet,’ moet ik toegeven.
‘Ook geen brieven meer na zijn ongeluk? Ik bedoel uiteraard dan handgeschreven?’
‘Uh… nee dat niet.’ Ik verzwijg de brief die Filippe aan Anne heeft geschreven, vooral ook om het nog niet ingewikkelder te maken, maar vooral ook om Anne overal buiten te houden.
‘Zo ziet u maar meneer Vanderwaal, als we er weer even rustig naar kijken, dan is het echt zo, zoals het is. Helaas, al zouden we dat ook zo graag anders willen.’
Ik voel diep in mijn hart dat het niet zo kan zijn gegaan, maar ik kan haar niet anders dan gelijk geven. Ik wil nog opmerken dat Filippe zijn vriendin nooit Jacqueline noemde, maar ik besluit om het er maar bij te laten. Ik ben moe en vooral ook emotioneel en ik ben maar al te blij dat Harrie Verburg naast me zit.
‘Bedankt voor alle informatie mevrouw,’ zegt Harrie tegen Elise Durand. ‘Fijn dat u zo open tegen ons bent geweest.’
‘Geen dank meneer. Nogmaals ik vind het allemaal vreselijk wat er is gebeurd.’
‘Staat het huis van Filippe nog onder politietoezicht?’ vraag ik. ‘Ik zou er heel graag even willen kijken.’
‘Geen probleem hoor. Alles is wat ons betreft vrijgegeven. Ik zal het in elk geval even aan de plaatselijke gendarmerie doorgeven. Denkt u nog wel even na over de identificatie, maar dat alleen doen meneer Vanderwaal als u het aankunt. Het is niet niks,’ zegt ze bezorgd en ik voel dat ze het meent.
‘O ja natuurlijk, wanneer wilt u dat weten, ik bedoel wanneer kan dit?’ vraag ik aan haar.
‘Ik zal even een telefoontje plegen.’
Elise Durand toetst een nummer in en kijkt strak voor zich uit.
Daarna spreekt ze in korte zinnen met degene aan de andere kant van de lijn.
‘Morgenvroeg, om half tien… schikt dat u?’ vraagt ze aan mij.

-98-

Ik kijk naar Harrie.
‘Goed mevrouw, zegt u maar waar we moeten zijn,’ zegt hij.
‘Ga jij mee dan?’ vraag ik.
‘Tomas Vanderwaal, je dacht toch niet dat ik je er alleen voor laat staan.’
‘Dank je Harrie.’ En weer lopen mijn ogen vol en ik vraag me af of ik eigenlijk nog wel ben opgewassen tegen alle stress en de emotie, en ook of ik deze situatie eigenlijk wel aankan.
Even later nemen we afscheid van Elise Durand. Ik bedank haar en ik heb geen idee waarom, maar ik heb het gevoel dat onze wegen zich nog wel een keer zullen kruisen.

-99-