(19) Palluau

Het is een flinke reis geweest. Uiteindelijk ben ik dan in Tours aangekomen. Ik zoek naar een mogelijkheid om in Palluau te komen. Er gaat om de twee uur een bus in die richting.
De bus stopt midden in het dorpje. Ik denk dat het zeker nog een uur lopen is voordat ik bij het huis van Filippe kan zijn. Het is vier uur en over een goed half uur is het donker. Ik besluit dat het daarom beter is om in Palluau te blijven en ik vraag bij de plaatselijke supermarkt of er ergens kamers te huur zijn. De vrouw geeft me een adres en tekent op een stukje inpakpapier de route uit. Na een kwartier arriveer ik bij een oud maar goed onderhouden huis. “Chambre libre” staat op een bord, dat in het hoekje achter het raam staat.
Het duurt even voordat de deur wordt geopend
‘Bonjour monsieur…’
Ik leg uit dat ik een kamer zoek om de nacht door te brengen en ik vertel hem het doel van mijn bezoek aan Palluau. Hij kijkt mij aan en stelt voor dat hij mij met de auto naar het huis van Filippe brengt.
Tenminste als ik dat wil. Ik besluit na een lichte aarzeling om van zijn aanbod gebruik te maken.
Een kwartier later sta ik op het erf voor het huis. Ik bedank de man en geeft hem twintig euro voor alle moeite. Overal hangen nog steeds rood-wit geblokte afzetlinten van de politie. Blijkbaar mag er nog steeds niemand in het huis.
‘Mooi is dat. Ze zijn er van overtuigd dat Filippe zichzelf dit allemaal aan heeft gedaan en toch willen ze er iedereen vandaan houden. Misschien wel om te voorkomen dat er wordt geplunderd,’ bedenk ik.
Ik besluit om eerst maar naar de boerderij verderop te gaan. Dan weet men daar in elk geval dat ik er ben.
De ontvangst is hartelijk en de boerin staat er op dat ik mee blijf eten. Als ik vertel dat ik van plan ben om in het huis van Filippe te gaan slapen zegt ze dat daar niets van in komt. Terwijl ik met de boer nog een kop koffie en een glaasje Pastis drink, maakt de boerin een kamer voor mij in orde.
Het is even over tien als ik mijn bed instap. De vorige keer lag Anne tegen me aan. Nu voelt alles zo steenkoud aan en ik kan niet in slaap komen. Ik geef de schuld aan de sterke koffie, maar eigenlijk weet ik wel beter. Ik mis Anne. Ik denk terug aan de vorige avond, aan Vera. Toen voelde het oké, maar nu lijkt het of ik daarmee Anne heb verraden. Ik probeer me voor te houden dat zij eigenlijk ook met iemand anders was toen wij voor het eerst de nacht samen doorbrachten. Mijn eerste keer, in mijn boerderijtje, bijna negenhonderd kilometer verderop. Ook krijg ik Filippe niet uit mijn gedachten en ik weet eigenlijk niet goed wat ik ermee aan moet.

De boerin heeft een stevig ontbijt voor me klaargemaakt. Ze zegt dat ik het nodig heb. Ik haal mijn schouders op en glimlach, waarna ze me nogmaals wijst op de noodzaak van een goed ontbijt. Nadat ik samen met haar nog een kop koffie heb gedronken sta ik op om naar het huis van Filippe te gaan.
De boerin vraagt me of het mij alleen lukt en ze stelt vervolgens voor dat de boer met me meegaat. Ik stel haar gerust en vertel haar dat het beter is om dit alleen te doen. De boerin zegt nog iets wat ik niet begrijp, maar daar laat ze het bij.
Het is eigenlijk maar een klein stuk lopen, hooguit honderdvijftig meter. Het lijkt in ieder geval korter dan de vorige keer. Ik weet waar de sleutel ligt en met bonkend hart ga ik naar binnen.
Het ruikt er muf. Een geur van vocht en zure verflucht. Alles ligt er nog zo bij als de laatste keer toen ik hier was, samen met Anne. Ik krijg tranen in mijn ogen als ik de vernielde doeken zie. Besmeurd en kapot getrapt. Het gescheurde linnen en de ontwrichte frames. Nu ik het weer terug zie kan ik me niet voorstellen dat Filippe dit kan hebben gedaan. Ik weet het eigenlijk zeker. Ik loop naar de keuken en zoek naar de sleutel van de kelder.
‘Onderste steen, bij het linker keukenkastje,’ zeg ik met zachte stem. Even later ga ik met de sleutel naar de hal. Naast de trap naar boven is een korte opgang naar de ingang naar de kelder. Filippe heeft me dat ooit verteld toen hij pas het boerenhuisje had gekocht. Hij vond het maar een rare constructie, maar wel uiterst handig.
‘Altijd gemakkelijk zo’n mooie grote kelder. Mooi plekje voor de wijn,’ had hij er bij gezegd.
De sleutel past en ik moet mijn best doen om de deur te openen. Hij klemt.
Uiteindelijk lukt het me. De kelder is dieper dan ik dacht. Ik kan het uiteinde van de trap niet zien en ga terug en ontsteek de zaklamp, die ik van de boerin heb meegekregen.
Als ik de trap afloop valt het me op dat ik niets ruik. Geen muffe lucht, helemaal niets. De kelder is ook aanzienlijk groter dan ik eerst dacht. Hij loopt minimaal onder het hele huis door en voor mijn gevoel is hij zelfs nog groter. Helemaal aan het eind zie ik een aantal kisten staan. Ondanks dat het buiten vriest, is de temperatuur in de kelder aangenaam fris en zeker niet ijskoud. Ik schat rond de veertien graden. Voorzichtig probeer ik een van de kisten te openen. Het lukt me niet. Met mijn zaklamp

-67-

probeer ik de achterkant van de kelder te verlichten. De achterwand is zeker nog tien meter verder. Tot aan de achterwand staan de kisten strak tegen elkaar gestapeld. Ik loop weer naar de trap en ga naar boven, de kelder uit.
Ik kijk om me heen in de hoop iets te vinden waarmee ik de kisten kan openen, maar kan zo vlug niets ontdekken. Even later vind ik in het schuurtje toch nog een hamer, een tang en een roestige beitel.
Weer terug in de kelder lukt het me om de voorste kist te open. In deze kist bevinden zich een vijftal schilderijen. Heel voorzichtig til ik het eerste doek er uit en met verbazing staar ik naar het schilderij. Zoveel schoonheid en zoveel kleur. Ik zie het heideveld dat aan de achterzijde van mijn boerderij begint. Bij mijn boerderij in Klimmen. Rechtsonder staat “Filippe Marechal”  in strakke kleine letters.
In de kist zitten nog vier schilderstukken. Allemaal uit de periode dat Filippe bij mij was. ‘Hij moet een fotografisch geheugen hebben, anders kan het niet. Ik vind een klein schilderstuk met daarop Max afgebeeld. In de gauwigheid tel ik het aantal kisten. Het zijn er op z’n minst een stuk of dertig.
Ik ga er maar van uit dat er in elke kist zo’n  vier tot vijf schilderstukken zitten.
‘Arme Fillipe wanneer heb je eigenlijk geslapen? Het lijkt wel of je dag en nacht hebt doorgewerkt,’ hoor ik mezelf zeggen. Ik houd mijn handen voor mijn mond. Ik heb geen idee wat ik hiermee aan moet, want als men dit te weten komt dan is deze kelder absoluut geen veilige plek. Ik vind het lastig. Wie kan ik in vertrouwen nemen? Ik weet dat ik dit niet alleen op kan lossen, maar realiseer me ook maar al te goed dat wat hier ligt misschien wel van onschatbare waarde is. Niet zo zeer in geld, maar in schoonheid en betekenis. Er bekruipt me een zeker gevoel van onbehagen en ik heb eigenlijk maar één gedachte, ik wil hier zo snel mogelijk weg. Ik sluit de kist zorgvuldig en loop de keldertrap weer op. Ik doe de deur dicht en controleer tot twee keer toe of ik hem wel goed heb afgesloten. De sleutel steek ik in mijn zak. Ik kijk nog even om me heen en besluit dan om direct weg te gaan. Ik ben opgelucht als ik weer buiten sta en ik hoop van harte dat niemand mij heeft gezien en wandel terug naar de andere boerderij. De boerin vraagt belangstellend of ik gevonden heb wat ik zocht. Ik knik zonder verder iets te zeggen. Er is onrust in mijn hoofd en in mijn lijf. Ik zou willen dat ik nooit naar Frankrijk was gegaan, en zeker niet naar Palluau naar het huis van Filippe.
Even later komt de boer het erf op. Hij vertelt me dat er iemand naar mij op zoek is. Ze hebben hem er over gebeld.
‘Anne…’ schiet het door mijn gedachten.
Hij geeft me een nummer. Het is een nummer in Frankrijk. Ik herken het niet. Zorgvuldig toets ik cijfer voor cijfer in op mijn mobiel en ik wacht gespannen af.
‘Feline Audibert ici…’ klinkt het aan de andere kant.
Mijn hart slaat over. De waanzin is nu wel heel dichtbij gekomen.
Feline Audibert vertelt dat ze heeft gehoord dat ik in Palluau ben. Ze vraagt me om naar het kasteel te komen. Ze zegt dat ze zich zorgen maakt over Fillipe, want ze kan hem maar niet bereiken. Ze zegt ook dat ze nare verhalen over hem heeft gehoord en ze vraagt me of ik daar iets vanaf weet. Het is op zijn minst een raar gesprek. Ik voel me er niet fijn bij, maar besluit toch maar om naar het kasteel te gaan. Ze vraagt waar ik ben en ze belooft een taxi te sturen om mij op te halen. Een half uur later rijdt er een beige Peugeot het erf van de boerderij op.
Ik bedank de boer en de boerin voor de goede zorgen en vraag hun telefoonnummer. Ik geef de boerin mijn mobiele nummer. Daarna ga ik op weg naar Feline Audibert.

Het is niet zo’n soort kasteel zoals er meerdere van zijn, zeker in het Rhône-gebied. Het is eigenlijk meer een groot landhuis, dat omringt wordt door een brede gracht. Het is een statig gebouw en het maakt zeker indruk op me. Als de taxichauffeur de deur voor me openhoudt voel ik me opgelaten. Hij zegt dat het zo in orde is en wenst me een fijne dag. Daarna loop ik de trap op naar de brede deur. Het voelt alsof er lood in mijn schoenen zit. Er wordt opengedaan nog voordat ik boven aan de trap ben. Een meisje in uniform begroet me en vraagt mij vriendelijk om binnen te komen. Ze brengt me naar een ruime statige kamer en ik weet niet waar ik moet kijken. Zoveel schoonheid, zoveel mooie dingen. Ze vraagt me om plaats te nemen en zegt dat mevrouw zo wel zal komen. Ik ben gespannen en ik voel me misselijk. Ik vraag me werkelijk af waarom ik ingestemd heb met dit bezoek. Even later gaat de zijdeur van de kamer open.
‘Bonjour monsieur Vanderwaal. Feline Audibert enchanté.’ En vervolgens geeft ze me een stevige handdruk. Haar hand voelt koud aan. Ik kan mijn ogen niet van haar af houden en in al mijn onnozelheid blijf ik haar hand vasthouden.
‘Vind je het vervelend om me even los te laten meneer Vanderwaal? Of beter…Tomas, want dat is je voornaam…toch?  Je vindt het toch niet vervelend dat ik je aanspreek met Tomas in plaats van meneer Vanderwaal?’
‘Natuurlijk mevrouw,’ antwoord ik met rood hoofd. ’Uh, ik bedoel natuurlijk niet…’
Feline Audibert glimlacht en gaat op de rode canapé bij het raam zitten. Het scherpe zonlicht, dat door het raam naar binnen straalt, maakt het lastig om haar aan te kijken, maar ik begrijp nu wat Filippe bedoelde.
‘Maak het jezelf gemakkelijk Tomas. Ik ben blij dat je de moeite hebt genomen om mij een bezoekje te brengen. Ik heb begrepen dat er verschrikkelijke dingen zijn gebeurd in het huis van Filippe. Ik heb ook gehoord dat hij zichzelf heeft verwond en dat hij ook nog een groot deel van zijn kunstwerken of beter van zijn meesterwerken heeft vernield. Wat kun je mij daarover vertellen Tomas?’

-68-

‘Niet veel meer dan u waarschijnlijk al weet mevrouw.’
‘Tomas, noem me alsjeblieft geen mevrouw, maar Feline.’
‘Sorry, mevrouw…uh Feline.’
Er verschijnt een zuinige glimlach om haar mond.
‘Vertel mij eens eerlijk Tomas, wat weet jij van deze affaire? Je zult vast en zeker wel met Filippe hierover hebben gesproken. Jij bent tenslotte zijn beste vriend of vergis ik me? Hij heeft in elk geval altijd met veel respect en liefde over jou gesproken.’
Ik krijg een gevoel over me dat me zegt dat ik op moet letten, dat ik op mijn hoede moet zijn. Er gaat een rilling door mijn lijf.
‘Filippe kan zich helemaal niets meer herinneren Feline, maar dan ook helemaal niets. Hij weet echt niet meer wat er gebeurd kan zijn. Het is alsof alles gewist is. De doctoren denken dat hij in een psychose  terecht is gekomen en dat er daarom de dingen zijn gebeurd, zoals die zijn gebeurd.’
Ik meen een zekere tevredenheid op haar gezicht te zien.
‘Zo wat erg voor hem. Nou Tomas, het is maar te hopen dat men hem kan helpen. Hij is nu in Parijs als ik me niet vergis.’
Ik weet niet goed wat ik moet zeggen, want ik wil haar absoluut niet alles vertellen wat ik weet.
Tomas…?’ dringt Feline aan. ‘Filippe is toch nog steeds in Parijs, of vergis ik me?’
‘Nog wel, maar ik neem hem mee naar Nederland. Ik kan hem hier niet alleen achter laten. Hij heeft niemand…’
Ik weet niet waarom ik dit zeg, want ik heb absoluut geen enkel voornemen om Filippe mee te nemen. Die gedachte was tot nu toe ook niet eens bij me opgekomen. Sterker nog, ik zou niet weten wat ik met hem aan zou moeten.
‘Dat is mooi van je Tomas. Dat is pas echte vriendschap. Wanneer gaan jullie?’
‘Nou hij is waarschijnlijk al onderweg. Het is in elk geval de bedoeling dat mijn vriendin hem vandaag ophaalt. Dus zoals ik al zei, misschien dat ze al weg zijn.’
‘Zo… dat is opmerkelijk,’ zegt ze, maar daar laat ze het verder bij.
Ik sta op ontploffen. Elke vezel in mijn lijf staat strak. Het is voor mijn gevoel wachten op mijn ontmaskering. Ze kan nu elk moment gaan zeggen dat ik een leugenaar ben en dat Filippe nog gewoon in het Sanatore Psychiatric is. Ik houd mijn adem in en wacht op het moment dat ze me duidelijk zal maken dat ik niet moet denken dat ik met een stelletje idioten van doen heb. Maar dat moment blijft gelukkig uit.
‘Fijn om te horen dat er in elk geval voor Filippe wordt gezorgd. Heel vervelend allemaal. Dat is soms de nare kant van de genialiteit. Je ziet het zo vaak bij geniën, die oh zo smalle grenslijn tussen rede en waanzin. Maar goed… zullen we samen nog een kopje thee drinken?’ voegt ze er meteen aan toe.
‘Wat jij wilt Feline…’
‘En wat wil jij Tomas?’
‘Nou eh… ik wil zeker nog wel een kopje thee met je drinken Feline,’ antwoord ik in al mijn onbeholpenheid. Het klinkt bijna aanmatigend, vooral door de ondertoon van mijn antwoord. Ik bloos.
Ze glimlacht weer.
‘Ik hoor dat wel vaker Tomas… dat men een kopje thee met mij wil drinken, zeker van jonge mannen zoals jij… en soms blijft het niet alleen bij thee,’ antwoordt ze met een subtiele glimlach.
Ik vermoed dat mijn hoofd ondertussen wel paprikarood zal zijn geworden.
‘En wat doe jij Tomas? Waar ben jij zo de gehele dag druk mee?’ gaat ze onverstoorbaar verder.
‘Ik schrijf,’ zeg ik. Mijn handen trillen en mijn mond is droog.
‘Oh kijk eens aan… En wat schrijf je zoal, rekeningen en brieven…of heb ik het helemaal mis?’
Ze nipt aan haar thee zonder mij aan te kijken.
‘Nee hoor, romans en verhalen…en soms gedichten. En stukjes voor de krant,’ voeg ik er nog snel aan toe.

-69-

Ze zet haar kopje terug op tafel en ze wrijft quasi onverschillig haar jurk glad.
‘Zo, zo gedichten…zit ik hier tegenover een romanticus? Een woordkunstenaar? Ben jij zo iemand die met woorden zijn gevoel zo kan uittekenen dat de lezer in vervoering wordt gebracht. Zorgvuldig gekozen woorden die warmte en passie opwekken en soms zelfs leiden tot ontketende en ontembare hartstocht, of tot wilde fantasieën en ongeremde liefde,’ zegt ze theatraal. ‘Of schrijf je een ander soort gedichten?’ vraagt ze dan opeens weer zakelijk.
‘Soms wel mevrouw… eh Feline, maar ook wel over liefde en zo.’
‘En zo…? Je maakt me nieuwsgierig Tomas. Je moet me maar eens een paar van jouw gedichten toesturen. Ik ben reuze benieuwd. Hier is mijn kaartje. Goed bewaren hoor, want niet iedereen krijgt zomaar mijn adres. Nee, dat geldt alleen maar voor heel speciale mensen. Mensen die interessant zijn en er toe doen. En Tomas, daar ben jij er een van.’
Alles draait als ik haar aankijk. Ik neem het kaartje van haar aan en ik raak daarbij haar hand. Er loopt weer een rilling door mijn lijf. Haar uitdagende blik en haar lichaamstaal maken me onrustig en ik probeer mezelf een houding te geven.
‘Dank je wel Feline. Ik zal er zuinig op zijn. Helaas heb ik geen kaartje.’
‘Is niet erg, maar misschien moet je daar toch eens over denken. Soms is het wel gemakkelijk. Maar goed, lieve Tomas, fijn dat je tijd voor me hebt gehad en ik vond het heel plezierig om kennis met je te maken. En doe vooral de groeten aan Filippe en zeg maar tegen hem dat ik van harte hoop dat hij weer snel aan de beterende hand is, want ik heb nog wel een paar vriendinnen die maar al te graag door hem op het doek willen worden vastgelegd. Ze zijn jaloers op mij, geloof me. Wacht, loop maar even met me mee naar mijn kamer, dan kun je zien waarmee hij mij zo enorm blij heeft gemaakt.’
Een moment later sta ik in haar immense slaapkamer. Boven het grote bed hangt het schilderij waar Filippe mij over heeft geschreven. Het schilderij met daarop de afbeelding van een mooie, maar vooral ook sensuele Feline Audibert. Het maakt indruk op me en Feline ziet dat.
‘Mooi hè, vind je ook niet Tomas? Filippe heeft mij exact zo afgebeeld zoals ik ben, van buiten maar ook van binnen. Kun je je daarin vinden Tomas, voel jij dat ook zo.’
‘Het is heel mooi Feline, echt heel mooi,’ stotter ik bijna. Mijn keel is droog. ‘Dat heeft hij echt heel mooi gedaan.’
‘Zeker, maar kom nu maar gauw, het zou niet passen als ze ons zo samen uit mijn slaapkamer zien komen,’ zegt ze met een brede lach. ‘De mensen praten zo vlug…’
‘Ik denk niet dat jij je daar veel van aantrekt of vergis ik me?’ is mijn onbeholpen maar spontane reactie op haar opmerking. Het is er uit voordat ik het weet. Ze lijkt zich even af te vragen wat ze hier mee aan moet, maar vervolgens zie ik een glimlach op haar gezicht verschijnen en ze pakt mijn hand.
‘Lieve Tomas, ik hoop toch niet dat je verkeerd over me denkt?’ vraagt ze op een bijna schoolmeisjesachtige manier.
‘Nee hoor Feline, sorry zo bedoelde ik het niet,’ antwoord ik vlug. ‘Ik wilde alleen maar zeggen dat jij daar boven staat. Dat ik zeker weet dat het je niets doet, wat men ook over je zegt.’
‘Jullie kunstenaars hebben allemaal iets speciaals. Jammer dat het vaak voor niemand te bereiken is en dat jullie er zelf soms ook niet eens mee om kunnen gaan. Maar goed, het is alleen voorbehouden aan de kunstenaar om de onvoorspelbare uitbarstingen van zijn talenten in de hand te houden. Een eruptie van gevoel en talent waar jullie helaas zelf maar al te vaak aan te gronde gaan. Dat is zo jammer en verdrietig, maar tegelijkertijd ook zo uitdagend en zo intrigerend en daarmee zo ongekend spannend, soms zelfs masochistisch of pervers en erotisch, maar ook soms ook bedreigend, gevaarlijk en destructief. Maar goed, dat maakt het allemaal de moeite waard om kunstenaars zoals jullie om ons heen te hebben. Het verrijkt ons leven, het fleurt ons op en verjaagt de grijze kleuren van onze dagelijkse beslommeringen. Bezigheden die ons geld en macht opleveren en waardoor wij ons jullie aanwezigheid kunnen veroorloven. Wat dat betreft zijn we arm Tomas, zeker ten opzichte van wat jullie bezitten. Wij missen het talent om het gevoel te laten spreken op de manier zoals jullie dat doen. Jullie zijn bevoorrecht Tomas. Filippe met zijn spel met kleuren en tinten en jij met jouw woorden en zinnen.’
‘Dat heb je mooi gezegd, maar ik weet het niet Feline. Misschien overschat je mij wel. Ik heb een boerderijtje, schrijf op of beter ik leg vast wat er in me op komt en daarnaast verzorg ik wat kippen, schapen en een hond. En een paar geiten. Meer is het niet. Misschien dat het nog eens ooit zal veranderen. Ik ben geen Filippe…zeker niet.’
‘Je bent er gewoon nog niet aan toe Tomas, maar ik weet zeker dat het er ooit uitkomt. Ik zie het echt in je zitten. Geloof me.’
Ik knik en ik durf haar niet aan te kijken. ‘Ik moet nu echt gaan,’ zeg ik.
‘Ja, je moet echt gaan. Vergeet me niet Tomas,’ antwoordt ze met zachte stem.
‘Nee hoor, ik zal je nooit vergeten.’ Ik meen wat ik zeg.

-70-

Hoewel ik niet bepaald overloop van ervaring met vrouwen is er iets in mij dat alle alarmbellen doet rinkelen. Voor mij staat een tarantula, een zwarte weduwe vermomd als lieveheersbeestje. Ze komt naar me toe en legt haar hand op mijn schouder en ik voel haar adem in mijn gezicht. De geur van haar parfum prikkelt in mijn neus en het wind me op. Ze is zo dichtbij dat het lijkt of ze mij wil gaan kussen. Mijn adem stokt in mijn keel. Ik wacht op het moment dat haar lippen de mijne zullen raken en ik doe mijn best om mijzelf te beheersen. Dan draait ze haar hoofd van me weg en glijdt tergend langzaam haar hand van mijn schouder.
‘Nou Tomas, let op jezelf en niet vergeten om je gedichten naar me toe te zenden. Jij hebt me echt heel erg nieuwsgierig gemaakt,’ zegt ze met een zwoele stem.
‘Daar ga ik voor zorgen Feline, dat beloof ik je.’ Ik hoor het mezelf zeggen.
Even later meldt het dienstmeisje dat de taxi is gearriveerd. Ik neem afscheid van Feline Audibert en het voelt of ik zojuist ben ontsnapt aan de meedogenloze klauwen van een hongerige tijgerin, die als ze het gewild had mij met huid en haar had verslonden. Ik ben blij als ik in de taxi zit op weg naar het station van Tours. Ik kijk nog even op mijn mobiel. Geen enkel bericht, geen enkele gemiste oproep. 

-71-