(13) Terug in Klimmen

Het is net na half zeven als we het erf van mijn boerderijtje oprijden. We zijn in nauwelijks vier en half uur van Parijs naar Klimmen gereden. Max heeft ons gehoord en slaat aan.
‘Pff, wat een ritje,’ zucht Anne. ‘Ik weet niet hoe jij er tegen aan kijkt, maar ik neem eerst een warme douche en dan duik ik het bed in. Ik heb het helemaal gehad.’
‘Wat jij wilt. Heb je dan geen honger meer, wil je niet iets eten?’ vraag ik.
‘Nee hoor. Het is goed zo. Kom jij zo meteen ook naar bed of…?’
‘Nog even een rondje langs de beesten en daarna ook een warme douche en dan ben ik er,’ antwoord ik.
Een half uur later stap ik in bed. Anne slaapt al. Ze is mooi en de glimlach om haar mond geeft me een warm gevoel.


Het is bijna half negen als ik wakker word. Ik schrik eigenlijk wakker van het geblaf van Max. Als ik door de gordijnen kijk zie ik een oudere man het erf opkomen.
‘Dat zal de tuinman zijn. Die weet natuurlijk niet dat we al thuis zijn,’ mompel ik.
Ik kleed me razendsnel aan en loop naar de deur.
‘Ah, jullie zijn terug uit Parijs, ik zag de motor van Anne staan. Sorry, ik zal mezelf eerst even voorstellen. Bertus.’
‘Tomas,’ zeg ik en geef hem een hand.
‘Aangenaam. Goede reis gehad? Lijkt me op zo’n ding niet bepaald een feest,’ zegt hij terwijl naar de motor wijst. ‘En zeker niet met die gure wind. Zijn jullie gisterenavond teruggekomen?’
‘Ja, we waren rond half zeven hier.’
‘Dan was ik net weg. Als je tien minuten eerder was geweest…’
‘Tja, kom maar snel naar binnen. Het is frisjes,’ antwoord ik. ‘Lust je een kop koffie? Ik moet hem nog wel even zetten.’
‘Doe geen moeite Tomas. Ik loop even langs de beesten en dan ga ik weer. Dan laat ik jullie met rust. Het is overigens prima gegaan en Max is echt een lief beest.’
Blijkbaar snapt Max wat Bertus zegt, want hij blaft en springt bijna bij hem op schoot.
‘Rustig aan Max,’ roep ik.
‘Geen probleem hoor. Max is gewoon hartstikke enthousiast, niet waar Max?’
Dat is voor de hond het teken om nog maar weer eens een poging te wagen om bij Bertus op schoot te belanden, en ditmaal lukt het.
‘Je bent een schoothondje geworden Maxje,’ zeg ik met een lach. Max kijkt mij aan of hij wil zeggen “nou en…?”
Even later drinken we toch samen koffie. Anne heeft zich nog niet laten zien. Bertus vertelt dat hij verstand heeft van schapen en ik vertel hem over mijn voornemen om een aantal ooien te laten dekken.
‘Je moet wel een goede ram hebben, anders gaat het niet lukken. Het is wel even een gedoe, maar als je wilt kan ik je daar wel bij helpen?’
‘Graag Bertus,’ zeg ik zonder verder te vragen wat er zoal bij komt kijken.
We praten nog wat en dan vertrekt hij weer. Hij zegt dat hij nog van alles te doen heeft. Even later hoor ik Anne.
‘Hé ben je al aangekleed,’ zegt ze. ‘Ik heb niet eens gemerkt dat je uit bed bent gegaan. Ik zag het net pas, toen ik wakker werd.’
‘Goed geslapen?’
‘Als een roos. Goh, ik was helemaal kapot.’

-47-

‘Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, na vier uur in die ijzige kou op de motor.’
‘Nou ja, op zich was het wel te doen. Maar het was inderdaad tamelijk koud en het is ook zo vroeg donker. Dan word je ook sneller moe, maar goed we zijn er gekomen, veilig en wel. En jij? Heb je ook goed geslapen?’
‘Gaat wel. Ik heb wat liggen denken. Ik heb spijt dat we de mobiele telefoon van Filippe niet mee hebben genomen. Als hij nu wordt gebeld zal men niet weten wat er aan de hand is.’
‘Waar je al niet aan denkt,’ zegt Anne terwijl ze een kop thee inschenkt. ‘En dat ook nog midden in de nacht.’
‘Het is wel zo. Toch?’
‘Ja, misschien wel… misschien heb je wel gelijk. Ik zal straks wel even met die buurman bellen. Volgens mij heb ik zijn telefoonnummer in de binnenzak van mijn motorjasje zitten. Hij had het in elk geval voor ons opgeschreven, maar ik weet eerlijk gezegd niet waar ik het heb gelaten.’
‘Dat zou fijn zijn, en wat is het plan voor vandaag?’
‘We moeten in elk geval nog sigaren voor mijn paps kopen. En ik moet zelf ook nog iets voor zijn verjaardag verzinnen, al weet ik niet wat. Die man heeft alles al.’
‘Dat vergeet ik je steeds te vragen. Ik hoor je alleen over je vader… woont je moeder niet meer bij jullie?’
Anne zwijgt en smeert een boterham.
‘Sorry, volgende vraag. Dat is mijn zaak ook niet. Nogmaals sorry voor mijn nieuwsgierigheid,’ zeg ik en ik voel me opeens heel erg ongemakkelijk.
‘Stel je niet aan Tomas. Dat is toch geen verkeerde vraag, maar om er antwoord op te geven is even wat lastig voor mij. Mijn moeder woont namelijk samen met een andere vrouw… uh laten we het daar maar bij houden.’
‘Oké, geen probleem.’
Ik pak nog een boterham en een kop koffie.
‘Stom van me, maar ik krijg Filippe maar niet uit mijn gedachten. Het voelt zo… of ik hem in de steek heb gelaten.’
‘Doe me een lol Tomas, je weet net zo goed als ik dat het gewoon niet anders kan. We hebben gedaan wat we konden, nu moeten we maar even afwachten. Ik zal zo meteen wel over dat mobieltje gaan bellen.’
Anne staat op en geeft me een kus.
‘Niet zo tobben, daar wordt een mens lelijk van Tomas Vanderwaal,’ zegt ze met een lach. ‘Tot zo.’

Ik doe mijn rondje langs de kippen en de schapen en Max is niet bij me weg te slaan.
‘Kom op Max, je loopt me voor de voeten,’ mopper ik als ik bijna over hem heen struikel.
Als ik klaar ben ga ik weer naar binnen. Anne zit aan de eettafel.
‘Hoi Tomas. Geen goed nieuws. Ik heb…’
‘Toch niets met Filippe…?’ onderbreek ik haar geschrokken.
‘Nee en ja,’ zegt ze. ‘Ik heb die buurman van Filippe gesproken en die wist me te vertellen dat de politie het mobieltje van Filippe mee heeft genomen. Daarna heb ik met die mevrouw Durand gebeld. Die heeft me bevestigd dat het mobieltje in beslag is genomen. Men heeft geprobeerd hiermee aanknopingspunten te vinden met wat er gebeurd is. Nou, hou je maar vast, want de politie heeft besloten om de zaak te seponeren. Men heeft geen enkel bewijs of aanwijzing gevonden die er op wijzen dat hier sprake is geweest van een misdrijf. Ook al op basis van de verklaringen van de artsen gaat men er van uit dat Filippe zelf de oorzaak is geweest van alles. Met andere woorden dus dat hij zelf de schilderijen heeft vernield en de beelden heeft beschadigd. Volgens de medische rapporten heeft Filippe een persoonlijkheidsstoornis en toont hij ook een soort hechtgedrag. Dat zou ook verklaren dat hij zo zich zo obsessief gedraagt naar de beeltenis van dat meisje dat volgens jou dan die Charlotte moet zijn. Bovendien beste Tomas, misschien moeten we helaas onze mening over Ducroix herzien. Hij had het zoals het nu lijkt bij het rechte eind, en ook zijn vermoeden van drugsgebruik lijkt te kloppen. In de badkamer en in het atelier van Filippe zijn verschillende soorten drugs aangetroffen. Cocaïne, psilocybine, lsd, hasj en xtc of in elk geval iets wat daar op lijkt. Blijkbaar is Filippe een stevige gebruiker. Hij houdt in elk geval van variatie. Kortom, Filippe heeft een stevig probleem. Als klap op de vuurpijl heeft de politie ook vastgesteld dat er ook sprake is geweest van overmatig alcoholgebruik. Achter zijn huis is een metershoge stapel met lege drankflessen aangetroffen. Hoofdzakelijk wijnflessen, maar ook nog van andere sterkere drankjes.’

-48-

Anne kijkt mij een verontschuldigend aan. ‘Sorry, lieverd ik vertel ook maar datgene wat mij is verteld.’
‘Tjonge Anne… dat is niet niks,’ is alles wat ik kan uitbrengen.
Ze staat op en slaat haar armen om me heen.
‘Ik zou willen dat het anders was…’ zucht ze.
Ik realiseer me dat hij er nu dus helemaal alleen voor staat. ‘Arme Fillipe,’ mompel ik bijna onhoorbaar. ‘Voor iedereen onbereikbaar, letterlijk en figuurlijk.’
‘Een verloren ziel in Frankrijk… in het Sanatore Psychiatric. Ik vrees dat je gelijk hebt Tomas,’ zegt Anne en ze streelt mijn haar. ‘Zullen we straks samen naar het dorp gaan? Gewoon even wat anders.’
 

Ik heb samen met Anne een doosje “Van Der Donk Varadero” sigaren gekocht.
‘Die zal mijn vader wel kunnen waarderen,’ zegt Anne. ‘Dat scoort goed. Maar ja, dat moet ook wel na dat slappe verhaal met die sjaal.’
‘Anne toe nou, daar niet over beginnen hoor, en zeker niet als je pa er bij zit… alsjeblieft.’
‘Nee hoor beloofd,’ giechelt ze. Maar ik ben er niet gerust op als ik de twinkeling in haar ogen zie.
Even later staan we voor de deur van het statige notarishuis.
‘Ik moet ergens nog een sleutel hebben,’ zegt ze terwijl ze driftig in haar kleine handtasje zoekt.
‘Ha, daar is hij,’ klinkt het als ze de hem tenslotte heeft gevonden.
Even later lopen we de grote salonkamer binnen.
‘Paps, ben je thuis?’ roept ze.
‘Ja hoor, hier in de keuken, ik maak even een kopje koffie voor mezelf. Ik kom er aan,’ klinkt het.
Een paar tellen later komt de notaris de salonkamer in en hij begroet ons bijna uitbundig.
‘Eerst een kus van mijn lievelingetje,’ zegt hij. ‘Ik ben blij dat je weer heelhuids thuis bent. Ik vind het nog steeds niks die motor van jou. Wat vind jij daar nou van Tomas?’
‘Papa, toe nou… ik ben heus wel voorzichtig,’ reageert Anne.
‘Ja, dat zal wel,’ zegt hij, en daarna komt hij naar mij toe.
‘Zo Tomas, vertel… hoe gaat het met je? Het is al weer even geleden. En hoe gaat het met je vriend? Hebben jullie nog wat voor hem kunnen doen?’
‘Papa toe, niet in een keer zoveel vragen,’ moppert Anne.
‘Sorry hoor,’ verontschuldigt de notaris zich met veel gebaar.
‘Allereerst gefeliciteerd met je verjaardag paps, en kijk eens hier…voor jou.’ Ze kust haar vader uitbundig.
Anne heeft voor haar vader mooie donkerbruine handschoenen gekocht, Van kalfsleer.
‘Die komen goed van pas. Volgende week gaat het weer stevig vriezen, dus goed gedaan. Dank je wel liefje.’ Notaris Verburg is zichtbaar ingenomen met zijn nieuwe handschoenen en hij legt ze zorgvuldig op het kleine bijzettafeltje.
‘Ik heb ook nog een kleinigheidje voor u meneer Verburg. Anne zei dat dit uw lievelingsmerk is. En natuurlijk ook van harte gefeliciteerd.’
‘Dat was toch niet nodig Tomas, maar mijn hartelijke dank. Inderdaad precies mijn lievelingsmerk,’ zegt de notaris als hij het feestpapier van het doosje heeft verwijderd.
‘Dan zullen we nu eerst maar eens samen een glaasje drinken lijkt me. Op mijn verjaardag en vooral ook op jullie terugkomst, want ik ben blij dat jullie weer heelhuids terug zijn uit la France. Bovendien kunnen we onder de borrel even bijpraten, want ik neem aan dat jullie wel het een en ander te vertellen hebben.’

-49- 

Het is bijna half een en de hoogste tijd om naar huis te gaan. Anne vraagt of ik het goed vind dat ze bij haar vader blijft. Ik vind het vanzelfsprekend en even later fiets ik naar huis. Op een oude fiets van de notaris.
Het laat me niet los. Ik kan of misschien wil ik het wel niet geloven dat Filippe zijn eigen werk heeft vernield en dat hij daarbij zoals het nu lijkt opzettelijk zijn eigen hand zo heeft bezeerd dat hij hem in het slechtste geval misschien wel nooit meer goed kan gebruiken. Anne heeft me nog verteld dat volgens de politie het best mogelijk zou kunnen zijn dat er een grote brok steen op zijn hand is gevallen en dat de verwondingen in zijn gezicht waarschijnlijk het gevolg zijn van rondspattende stukken marmer of hardsteen. Ik vind het raar. Waarom zou hij zoiets doen? Natuurlijk, er zijn drugs en drank gevonden, en het is duidelijk dat hij psychotisch is, maar de Filippe die ik ken als mijn vriend is in elk geval niet de Filippe zoals ik die in het ziekenhuis heb gezien. Het leek wel een ander mens. Hoe ik ook probeer de antwoorden te vinden, het lukt me niet. Nog even dan ben ik thuis.

-50-