(11) Parijs

Het is bijna twaalf uur als we de Boulevard de l'Hôpital inrijden. ‘We zijn er bijna,’ roept Anne.
Nadat ze haar motor heeft geparkeerd lopen we gearmd naar de receptie. Zonder haar zou ik helemaal verloren zijn geraakt, dat is me wel duidelijk. Ik kan nauwelijks iets volgen van het gesprek dat Anne en de man achter het loket met elkaar voeren. Ik heb totaal geen idee waar ze het over hebben.
‘Ze gaan het voor ons uitzoeken,’ zegt ze met een zucht. ‘Volgens mij zitten we niet helemaal goed,’
Na een kwartier roept de man ons en hij legt met veel gebaar aan Anne uit waar we Filippe kunnen vinden. Ze vraagt aan de man of we dit kunnen belopen en blijkbaar kan dat. Hij laat Anne een plattegrond zien en streept met een ballpoint aan waar we moeten zijn. Na bijna een half uur komen we bij het gebouw aan dat de man heeft aangekruist. We melden ons bij de balie en ditmaal lijkt het er op dat we meer succes hebben. Er wordt gebeld en binnen de kortste keren komt er een verpleegster naar ons toe en ze vraagt aan ons om met haar mee te gaan. Ze brengt ons vervolgens naar een kleine kamer waar we even moeten wachten. Na een paar minuten meldt zich een jonge arts. Hij stelt zich voor, maar het enige dat bij mij blijft hangen is “Bertrand”. Hij legt aan Anne uit wat we kunnen verwachten. Hij heeft aanvankelijk nauwelijks oog voor mij. Anne vertaalt alles op een rustige manier en de arts geeft Anne in elk geval de tijd om alles aan mij uit te leggen. Volgens de jonge dokter hebben zijn collega’s de linkerhand van Filippe zo goed mogelijk gerepareerd. Het klinkt alsof het om een kapotte vaas gaat. Er zijn blijkbaar enkele botjes verbrijzeld. De zenuwen in de hand zijn voor zo ver men het heeft kunnen vaststellen in elk geval niet blijvend beschadigd. De arts denkt dat er met een hamer of iets dergelijks op de hand van Filippe is geslagen. Zoals het nu lijkt zal het volledig functioneren van zijn linkerhand door de uitval van drie vingers voorlopig beperkt zijn. Ook zegt hij dat hij heeft begrepen dat Filippe linkshandig is en hij voegt er aan toe dat het misschien een optie zou kunnen zijn dat Filippe zichzelf de komende tijd een zekere mate van rechtshandigheid aanleert. Met oefening en therapie moet dat te doen zijn. In elk geval voldoende om de dagelijkse dingen zo goed mogelijk te kunnen doen. Daarna zwijgt hij enkele tellen. Vervolgens zegt hij dat hij zich wel grote zorgen maakt over de geestesgesteldheid van Filippe. Hij legt uit dat Filippe volkomen apathisch is en nauwelijks een woord spreekt, amper iets eet en vooral heel erg angstig is.
‘Anne, mogen we hem al zien?’ vraag ik.
Als Anne de vraag aan de arts stelt knikt hij.
‘Hij vindt het goed, alleen moeten we dan wel een half uurtje geduld hebben.’
‘Geen probleem.’
‘We kunnen hier blijven wachten zegt de dokter, dus dat zullen we dan maar doen,’ zegt Anne. ‘Ik zou niet weten waar anders.’
‘Ja, laten we dat dan maar doen,’ is mijn tamelijk overbodige opmerking.
 

Bijna een uur later worden we opgehaald door dezelfde verpleegster die ons naar de spreekkamer heeft gebracht. We volgen haar zonder nog iets tegen elkaar te zeggen. Even later gaan we een kamer binnen en aan de raamkant zie ik hem liggen. Naast hem een monitor en een statief waar een infuus aanhangt. Zijn hoofd zit in het verband en zijn arm hangt in een steun, net boven het bed.
‘Monsieur Marechal…visiteurs pour vous,’ zegt de verpleegster en laat ons daarna alleen met Filippe.
Langzaam draait hij zijn hoofd naar ons toe. Als hij ons ziet raakt hij hevig geëmotioneerd.
‘Tomas…’
‘Dag vriend,’ zeg ik. ‘Dit is Anne, weet je wel… waar ik je over heb verteld.’
‘Dag Filippe,’ zegt Anne zacht. ‘We hadden betere omstandigheden kunnen bedenken om kennis te maken.’
Filippe knikt en mompelt dat hij het met haar eens is.
Daarna zucht hij en sluit zijn ogen. Even later kijkt hij mij weer aan.

-39-

‘Mooi lief meisje,’ zegt hij bijna fluisterend. ‘Goed gedaan Tomas.’
‘Dank je. Ik zal maar niet vragen hoe het met je gaat?’
‘Nee, doe maar niet. Want dan moet ik “slecht” zeggen en dat wil ik niet. Ik wil dit helemaal niet Tomas.’
Ik zie angst in zijn ogen.
‘Tomas, wil je mij beschermen, want ze komen zo meteen. Dan maken ze alles stuk. Ze willen Charlotte vermoorden, dood maken. Ik weet het zeker. Feline heeft ze gestuurd, dat kan niet anders. Zij is de boze heks en Charlotte moet van haar de giftige appel eten, maar dat doet ze niet. Nee, Tomas gelukkig is ze net op tijd gevlucht. Tomas… je moet haar helpen. Nu meteen Tomas. Alsjeblieft mijn vriend red haar, jij bent de enige die dat kan…!’
Filippe huilt en zwaait met zijn rechterarm wild in de lucht. Hij probeert overeind te komen, maar dat lukt hem niet. De hulpeloosheid straalt van zijn gezicht.
‘Ren nou weg Tomas, ga nou. Nu kan het nog, nu is het nog niet te laat,’ schreeuwt hij me toe. ‘Ze zullen jou ook kapotmaken. Vlucht nou toch en neem Charlotte mee. Red haar, Tomas ik smeek het je.’
Hij wijst naar Anne.
‘Red haar, ze is zo mooi, ze is alles wat ik heb. Charlotte zegt dat jullie moeten vluchten. Kijk daar komen ze al. Vlucht nou verdomme. Red haar Tomas. Nu…’ gilt hij. Het schuim staat op zijn mond.
‘Hij is volgens mij in een psychose of zoiets,’ zegt Anne zachtjes. ‘Ik zal maar vlug iemand van de verpleging gaan roepen,’ en ze haast zich de kamer uit.
‘Tomas, lieve vriend laat me niet alleen. Ze maken me kapot. Mijn hand is weg, er bijna afgehakt. Nooit zal ik meer kunnen schilderen, beelden maken…Tomas, ik ben verdoemd, de duivel is mij komen halen. Het is mijn eigen schuld, ik had het niet moeten doen. Het is nu te laat, ik moet gaan. Ik heb geen keus Tomas…’ Zijn stem is schor en de blik in zijn ogen maakt me bang. Tranen rollen over zijn wangen.
Dan valt hij terug op zijn kussen en ik schrik van dit beeld. Filippe staart met grote opengesperde ogen naar het plafond en ademt wild en ongecontroleerd. Hij lijkt wel of hij in een andere wereld is. Het zweet loopt in grote druppels over zijn gezicht. Daarna wordt hij rustiger en sluit hij zijn ogen.
‘De dokter komt er aan,’ zegt Anne hijgend als ze de kamer weer binnenkomt. ‘Hij is toch niet…?’
‘Nee, ik denk dat hij in een trance of zoiets is, maar ik heb eigenlijk geen idee…’ antwoord ik met trillende stem.
Even later komt een arts de kamer binnen. Het is een andere arts dan degene die we eerder hebben gesproken. Hij kijkt naar Filippe en schijnt met een lichtje in zijn ogen.
‘U bent Nederlands geloof ik? Ducroix, Eric Ducroix, mijn moeder is Nederlandse,’ gaat hij verder zonder ons antwoord af te wachten. Hij spreekt goed Nederlands al is het met een Frans accent.
‘Hij zit in een psychose. Heel naar, maar we kunnen hier eigenlijk niet veel meer aan doen dan Haldol toe te dienen. We hebben zijn hoofd tot tweemaal toe gescand, maar er zijn geen beschadigingen of bloedpropjes gezien. Het is toch echt de shock, de traumatische ervaring die uw vriend hier parten speelt.
Kunt u mij zeggen of u vriend drugs gebruikt of heeft gebruikt?’
Zijn vraag overvalt me.
‘Voor zover ik weet niet, maar met zekerheid kan ik dat niet zeggen. Hij heeft mij er in elk geval nooit iets over gezegd.’
Het lichaam van Filippe begint hevig te schokken. Het is een naar gezicht en Anne vraagt of ze weg mag. Ik knik.
‘Wilt u alstublieft even op de gang kijken of er een verpleegster is, die ons even kan assisteren,’ vraagt hij aan haar.
‘Probeert u zijn benen stil te houden dan neem ik zijn bovenlichaam,’ zegt hij vervolgens tegen mij.
De benen van Filippe gaan wild op en neer en ik probeer ze tegen het matras te drukken. Op de een of andere manier ontwikkelt hij een enorme kracht en ik slaag er nauwelijks in om zijn bewegingen onder controle te houden. Ducroix krijgt een dreun tegen zijn hoofd en verliest zijn balans, maar hij probeert toch weer de controle terug te krijgen over de wild heen en weer zwaaiende rechterarm van Filippe. De deur gaat open en de verpleegster maakt op verzoek van de arts haastig een injectie gereed. Daarna neemt ze een ampul en vult de spuit. Ducroix vraagt me om het linkerbeen van Filippe stevig vast te houden, zodat hij niet meer kan bewegen. Dan verdwijnt de naald in het dijbeen van mijn vriend. Dokter Ducroix kijkt op zijn horloge, terwijl hij met zijn andere arm Filippe stevig tegen het kussen drukt.
‘Duurt even een paar minuten…’ zegt hij en het zweet parelt op zijn voorhoofd.

-40-

Vrij snel daarna wordt Filippe rustiger en zijn ademhaling lijkt weer normaal te worden.
‘U zult wel toe zijn aan een kopje koffie…’ zegt Ducroix tegen mij en hij knikt vervolgens naar de verpleegster, die het laken en het hoofdkussen fatsoeneert. Filippe laat het zonder problemen toe en hij lijkt nauwelijks nog te beseffen dat ik er ben.
‘Loopt u met me mee?’ vraagt Ducroix aan mij.
Ik knik.
Anne staat in de gang op mij te wachten.
‘Gaat u ook maar even mee juffrouw. Ik wil even iets met jullie bespreken. U bent goed bevriend met Marechal, als ik me niet vergis?’
‘Ja,’ antwoord ik. ‘Zeker.’
Hij loopt vervolgens naar de koffieautomaat en vraagt hoe we onze koffie drinken.
‘Thee kan ook, als u dat soms liever heeft,’ zegt hij tegen Anne.
‘Nee hoor, koffie is prima.’
Daarna neemt hij ons mee naar zijn kamer. Ik neem maar aan dat het zijn werkkamer is, want er staat een foto van een blonde vrouw met twee jonge kinderen op het statige bureau. Twee meisjes.
‘Nou, u heeft het gezien. Het gaat uw vriend niet gemakkelijk af. Maar goed, wat ik eigenlijk met u wil bespreken is het volgende. Deze afdeling kan de gewenste behandeling die uw vriend nodig heeft helaas niet bieden. Ik zal u de medische termen besparen, maar het komt er op neer dat uw vriend met een zekere regelmaat in een psychose raakt die hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt wordt door een traumatische ervaring. De heftigheid is voor ons niet direct te herleiden naar de gebeurtenissen van nieuwjaarsdag en volgens onze specialist professor-doctor Neuberg is het aannemelijk dat mede door deze gebeurtenissen eerdere niet verwerkte traumatische ervaringen opnieuw worden geactiveerd. U zult kunnen begrijpen dat gezien het feit dat we geen enkele informatie hebben over meneer Marechal, het voor ons zeer moeilijk is om direct de juiste diagnose te kunnen stellen en om vervolgens aan de hand daarvan met een adequate behandeling te kunnen starten. Meneer Marechal is niet in staat, zeker niet op dit moment om ons hierbij te kunnen helpen en we kunnen ons dus alleen maar oriënteren op wat we nu zien en wat we de laatste dagen hebben geconstateerd. Ook heb ik in de verslagen gelezen dat meneer Marechal zijn inspiratie voor de meeste van zijn schilderijen heeft ontleend aan één model. Het is mij niet duidelijk of hij haar persoonlijk kende of dat zijn contact zich beperkt tot foto’s in bijvoorbeeld magazines of anderzijds. We zien dat wel vaker. Het neigt zoals we nu hebben vastgesteld in elk geval naar een sterk obsessief gedrag. Ook heb ik begrepen dat meneer Marechal nogal, hoe moet ik het zeggen… uh nogal achteraf woont. Ik vraag me af, maar ik ken hem en zijn situatie natuurlijk onvoldoende, of hij sociaal gezien wel voldoende contacten heeft en ook of hij hier mee om kan gaan. De waarschijnlijk meerdere traumatische ervaringen, de obsessie voor één persoon al dan niet uit magazines en van foto’s en de vraag of hij voldoende sociale vaardigheden heeft, zouden zijn situatie voor een deel kunnen verklaren. Mocht mijn voorlopige diagnose steek houden, dan kunnen we hier zoals ik al heb verteld helaas niet veel voor hem doen en zal uw vriend voor langere tijd elders behandeld moeten worden. Hier in Parijs hebben we voor dit specifieke geval eigenlijk maar een geschikte mogelijkheid, maar dat is helaas een privékliniek. Ik ben bang dat dit daar niet haalbaar zal zijn, vooral ook al gezien de kosten, die aan een eventuele behandeling zijn verbonden. Ik stel dan ook voor om meneer Marechal naar het Sanatore Psychiatric over te brengen. Ik denk dat hij daar prima op zijn plaats zal zijn en binnen de mogelijkheden die men daar heeft kan hem een passende behandeling worden geboden. Nogmaals zoals we het nu vast kunnen stellen is het niet alleen de traumatische ervaring van nieuwjaarsdag, maar is er nog veel meer aan de hand met meneer Marechal. Vandaar onder andere ook mijn vraag over een eventueel drugsgebruik of misschien overmatig alcoholgebruik. Kent u overigens het model dat zo veelvuldig is geschilderd door uw vriend?’
‘Dat is Charlotte Audibert, dochter van Romain Audibert.’ Ik zeg het zonder er bij na te denken.
Ducroix kijkt me verbaasd aan. Ik zie ongeloof, maar vooral ook de verbijstering in zijn ogen.
‘Dochter van de bekende Romain Audibert? Kende Marechal haar?’ vraagt hij.
‘Hij heeft haar volgens mij maar een keer gezien. Bij de Audiberts thuis,’ antwoord ik en ik voel meteen dat ik dit ook niet had moeten vertellen, al weet ik niet waarom.
‘Zo, zo. Dan heeft Charlotte blijkbaar nogal indruk op hem gemaakt,’ zegt Ducroix op hatelijke toon.
Ik overweeg even om het voor Filippe op te nemen, maar vooral door de hooghartige houding van Ducroix doe ik dat niet. Ik stoor me aan de arrogantie en aan de vooringenomenheid van Ducroix, maar daar laat ik het bij. Hij is me niet de moeite waard.

-41-

‘Zijn er nog anderen die hier verstand van hebben, of moeten we het hiermee doen?’ vraag ik vervolgens op norse toon. Het komt tamelijk onbehouwen uit mijn mond, hoewel dat niet direct mijn bedoeling was.
‘Meneer, u zult het met mijn diagnose moeten doen en als dat onvoldoende voor u is, dan zult u zelf stappen moeten ondernemen. In elk geval is het zo dat wat mij betreft de heer Marechal zo spoedig mogelijk wordt overgeplaatst. Als u mij nu wilt excuseren, er wachten nog meer mensen op mij.’
Ik voel de boosheid in me opkomen maar ik beheers me, iets dat ik niet van Anne kan zeggen.
‘Wordt hier ook wel eens naar geestelijke gesteldheid van de artsen zelf gekeken?’ vraagt ze vinnig.
‘Mevrouw, meneer ik ben klaar met u. Ik wens u verder een fijne dag.’
Hij loopt naar de deur en houdt die demonstratief voor ons open.
‘Grr…’ bromt Anne als we op de gang zijn.
‘Laat maar Anne, het is hier even klaar.’
‘Wat een arrogante klootzak,’ moppert ze. ‘En Filippe, hoe moet dat nu verder met hem?’
‘Ik zoek wel iets in Parijs, een plekje waar ik even kan blijven, totdat hij in dat Sanatore Psychiatric is opgenomen. Het is even niet anders,’ stel ik voor.
Anne kijkt me aan
‘En je denkt wel dat jij jezelf kunt redden?’
‘Zal wel moeten Anne. Ik heb niet veel keuze lijkt me.’
Ze kijkt me aan en schudt haar hoofd.
‘Ik heb nog twee weken vakantie, maar daarna moet ik echt terug naar Amsterdam. Tot dan ben ik er voor jou.’
Ze is vast besloten. Haar blauwe ogen kijken me doordringend aan en ik weet dat ze het meent.
‘Dat is heel lief van je, maar de verjaardag van je vader dan?’
‘Ik zal paps straks wel even bellen en hem alles uitleggen. Dan kan ik hem meteen vragen om nog wat geld op mijn rekening te zetten, want dat zullen we wel nodig hebben.’
‘Anne, ik kan dat echt niet van je vragen… je hebt al genoeg gedaan,’ probeer ik nog.
‘Tomas Vanderwaal, niet zeuren. Koop als we terug zijn maar een mooie doos sigaren voor mijn vader, dan zal hij het jou wel vergeven... denk ik,’ grapt ze.
‘Vergeven…?’
‘Ja, dat je het hart van zijn lievelingsdochter hebt veroverd.’
‘Heb ik dat dan?’ vraag ik verbaasd. Ze knijpt me in mijn bil.
‘Dacht je soms dat je droomde? Nee, Tomas, dit is de harde werkelijkheid, en nog wel in Parijs. De stad van de liefde en van de romantiek. Man, wat moet jij een gelukkig mens zijn.’
‘Dan ben ik zeker. Dit is duizend keer beter dan de hoofdprijs in de staatsloterij.’
‘Als je dat maar weet.’
We lopen het ziekenhuis uit en het is even zoeken maar tenslotte vinden we de parkeerplaats en daarmee de Norton terug.
Anne stuurt de motor feilloos door het drukke en rommelige Franse verkeer, richting vliegveld Charles de Gaulle.
‘Daar zitten hotels genoeg,’ zegt ze.

 -42-