Toby  en Henk 

 

( het verhaal van de zwart-wit gestreepte eenhoorn )

 

            Speciaal geschreven voor Toby Peters

           

            Alle rechten © 2024/jos heijmans

 

  

Toby en Henk (het verhaal van de zwart-wit gestreepte eenhoorn)

 

 

Het was alweer een halfjaar geleden dat Toby voor zijn verjaardag een beestje had gekregen. Zijn ouders waren hiervoor speciaal naar de paardenmarkt gegaan en hadden daar, voor niet al te veel geld een soort van pony gekocht. Tenminste, daar leek het paardje op.

‘Hij lijkt wat raar,’ had de paardenverkoper tegen de ouders van Toby gezegd, ‘maar je moet ‘m de kans geven. Nu lijkt het nog niet zoveel, maar echt… neem maar van me aan, dat gaat helemaal goed komen.’

De ouders van Toby hadden geknikt en nadat ze de paardenverkoper hadden betaald, liepen met het tot wel rare paardje naar hun auto.

‘Past hij er wel in,’ had de moeder van Toby zich nog afgevraagd.

 

En nu, een half jaar later is het paardje fors gegroeid. Toby had hem indertijd Henk genoemd. De ouders van Toby vonden dat in eerste instantie een rare naam voor de pony, maar Toby vond dat niet, en zo was het “Henk” gebleven.

 

Ondanks dat het volgens de verkoper toch echt een pony was, leek Henk toch steeds meer op een soort zebra. En dat kwam niet alleen maar door de zwarte en witte strepen op zijn vacht, maar hij had ook van die rare oren. Het leken wel zebraoren. Toby en Henk konden het samen prima vinden. Zo gauw Toby weer thuis uit school was, was hij bij Henk in de stal. Toby gaf zijn vriend hooi en schoon stro en zorgde ervoor dat hij voldoende vers water en haver had. En als dat was gebeurd, kamde hij zorgvuldig de vacht van Henk, die hier zichtbaar van stond te genieten.

‘Toch heb je wel een beetje een rare vacht,’ mompelde Toby. ‘Soms denk ik toch echt dat je een zebra bent in plaats van een pony.’

Henk schudde zijn manen en maakte daarbij een hinnikend geluid.

‘Sta nou eens even stil, zo kan ik die rare haren van je echt niet kammen,’ zei Toby met een lach.

‘Hoezo… rare haren?’ hoorde Toby plotseling achter zich.

‘Hè…’

Toby was stomverbaasd en ging pal voor zijn pony staan.

‘Kan jij praten?’

‘Ja natuurlijk kan ik praten, wat dacht je dan. Dacht je soms dat ik een of andere stomme pony was of zo,’ plaagde Henk zijn baasje.

‘Nee… uh natuurlijk niet, maar… je hebt tot nu niet één woord gesproken. Al die tijd dat je hier bent… en nu zo opeens…’

‘Er was geen reden toe, althans dat vond ik,’ reageerde Henk kalm.

‘Maar… ik bedoel, we kunnen dus samen normaal met elkaar praten.’

Henk schudde opnieuw zijn lange zwart-witte manen.

‘Natuurlijk kunnen we dat…maar ik voer alleen maar goede zinvolle gesprekken, dus ik heb geen behoefte aan lariekoek of zo.’

Dit keer schudde Toby zijn hoofd.

‘Jij bent me er eentje. Je lijkt niet op een pony, al is ons verteld dat je er echt eentje bent, en nu kun je ook nog praten. Hoe raar is dat dan…’

‘Wie zegt dat ik een pony ben?’

‘Degene die jou aan ons heeft verkocht.’

‘Nou, die heeft er geen verstand van.’

‘Dus je bent wel een zebra?’

‘Nee, ben je mal. Ik ben helemaal geen zebra.’

‘Wat ben je dan meneertje Henk? Een ezel of zo?’

‘Nee…Ik ben geen ezel of zo… ik ben een eenhoorn.’

‘Een eekhoorn?’

Henk schudde met zijn manen.

‘Nee vriendje, je luistert niet goed, ik zei een eenhoorn en geen eekhoorn.’

‘Natuurlijk wat dom van me…natuurlijk ben je een eenhoorn, en je lijkt er ook zo op. O ja, en ik ben de koning van dit land. Kom op Henk, nu graag een beetje serieus.’

‘Dus je gelooft me niet?’

‘Nee, om eerlijk te zijn niet,’ grinnikte Toby.

‘Geloof wat je wilt…’ meesmuilde Henk.

‘Uh… maar hoe dan?’

‘Wat... hoe dan? Ik ben een eenhoorn, alleen ben ik nog niet helemaal klaar. Mijn hoorn moet nog groeien, net zoals bij jullie mensen. Jullie krijgen toch ook pas na een paar jaar jullie grote-mensen tanden. Nou wij eenhoorns krijgen ook pas na een half jaar of zo onze hoorn op ons hoofd. Mooier kan ik het niet maken.’

‘Je bent een raar beestje,’ zei Toby met een grote glimlach en hij aaide Henk over zijn hoofd.

‘Voel je wat,’ vroeg Henk.

‘Wat zou ik moeten voelen?’

‘Nou, dat heb ik je toch net verteld.  Een knobbel of zo… het begin van mijn hoorn.’

‘Uh nee, ik voel nog niks…’ mompelde Toby. ‘Wacht… misschien is dit iets. Een soort bultje of zo. Kan het dat zijn?’

‘Nee, dat is het niet … Dat komt door een of andere stomme mug. Die heeft me vannacht gestoken. Op mijn hoofd en op mijn bil. Voel maar.’

‘Uh dank je wel, ik geloof het wel van die bil… Dus dat bultje op je hoofd is gewoon een muggenbult.’

‘Klopt. Enfin, we gaan het zien. Je moet vanaf nu maar elke dag even controleren of mijn hoorn eraan komt.’

‘Zeker meneertje Henk, je zegt het maar. Ik ben uw trouwe nederige dienaar.’

‘Dat is mooi, en daarvoor zal ik je ook rijkelijk belonen mijn vriend. Maar daarvoor moet ik eerst mijn hoorn hebben, want zonder hoorn kan ik niets. Helemaal noppes.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Beste vriend…je zou toch moeten weten dat de hoorn op het hoofd van de eenhoorn voor bijzondere krachten zorgt. Die hoorn zorgt ervoor dat wij eenhoorns zeer speciale dieren kunnen zijn… uh die we dan natuurlijk ook zijn.’

‘Ja, ja,’ reageerde Toby met een glimlach.

‘Je gelooft me niet?’

‘Jawel hoor, ik geloof je wel… maar om eerlijk te zijn heb ik dit nooit geweten. Dus daarom reageerde ik zo.’

‘Nou ja, ik snap het ook wel. Je komt niet elke dag zo’n iemand speciaal tegen als ik,’ grinnikte Henk.

‘Dat kan je wel zeggen…’

‘Oh ja, voordat ik het vergeet. Tegen niemand vertellen hoor…’

‘Wat mag ik niet vertellen…’

‘Dat ik een eenhoorn ben en dat ik kan praten… Voordat ik het weet sta ik straks te kijk in een of ander derderangs circus of nog erger… misschien wel ergens op een dorpskermis of zo. Ik zie het al voor me…komt dat alle zien… een pratende eenhoorn, vermomd in de vacht van een zebra… tenminste dat van die zebra, dat vind jij toch?’

‘Je bent nou eenmaal een gestreepte... uh eenhoorn. Daar kan je niet omheen.’

‘Er lopen inderdaad een paar witte en zwarte strepen over mijn lijf.’

‘Een paar…’

‘Nou goed dan, jij je zin. Een heleboel… zo goed? Maar meer witte dan zwarte, dat moet je wel toegeven.’

‘Zeker… en ik zal nu maar eens vlug naar huis gaan. Straks zitten ze nog te wachten met het eten… en dat vinden mijn ouders niet echt fijn.’

‘Ga maar vlug en denk erom… mondje dicht,’ zei Henk streng.

‘Daar kan je op vertrouwen. Tot morgen Henk, dan ben ik er weer.’

‘Dag Toby en wees voorzichtig.’

‘Je lijkt mijn moeder wel Henk,’ reageerde Toby met een brede glimlach op zijn gezicht.

‘De groeten, en voor straks…welterusten.

 ****

 

Het was woensdagmiddag en Toby was net thuis uit school. Hij gunde zich nauwelijks de tijd om iets te eten.

‘Wat heb jij vandaag,’ vroeg zijn moeder. ‘Waarom heb je zo’n haast. Heb je soms met iemand afgesproken of zo?’

‘Uh nee, niet met iemand, maar met Henk.’

‘Kan dat beest niet even zonder je. Natuurlijk, het is prima dat je hem aandacht geeft, maar je moet ook niet overdrijven. Er zijn nog andere leuke dingen in het leven. Misschien moet je Jens weer eens vragen om te komen spelen. Of Christiaan.’

Toby haalde zijn schouders op. Natuurlijk had z’n moeder wel een beetje gelijk. Het kwam er de laatste weken niet van om met zijn vrienden af te spreken. Maar het was ook altijd wel iets. Dan moest de een naar de tandarts, dan weer moest de andere naar hockey en vorige week moest hij zelf naar de kapper. Zo was er steeds wel weer iets anders.

‘Ik ga volgende week weer een keertje afspreken mama, dat is beloofd.’

‘Voor mij hoef je dat niet per se te doen Toby, maar ik dacht dat je dat altijd wel gezellig vond.’

‘Dat is het ook, maar tja… het kwam gewoon even niet uit…de laatste week.’

‘Weken…’ zei zijn moeder.

‘Weken dan,’ grinnikte Toby, terwijl hij zijn spullen pakte om naar Henk te gaan.

 

Hij was reuze nieuwsgierig hoe het met zijn speciale eenhoorn ging. Misschien dat er vandaag al iets te merken was van de hoorn op zijn hoofd.

En Toby vroeg zich ook af of Henk vandaag ook weer zin zou hebben in een praatje. Hij had het wel moeilijk gevonden om helemaal niets tegen zijn vader en zijn moeder te zeggen, maar hij had zich gehouden aan zijn gelofte. En misschien had Henk ook wel gelijk. Als het bekend zou worden dat Henk behalve een gestreepte eenhoorn was, en daarbij ook nog kon praten, dan zou dat zomaar het leven van Henk volledig op de kop kunnen zetten. En dat was wel het laatste wat hij zou willen.

 

****

 

Nadat Toby zijn moeder had gegroet, was hij op zijn fiets naar de stal gegaan en toen hij daar was aangekomen, keek hij zorgvuldig om zich heen.

‘Zeker weten, dat we geen pottenkijkers hebben, je weet maar nooit,’ mompelde hij.

Een paar tellen later stond hij voor de deur van de stal. Het was er stil.

‘Hé Henk…’ riep de hij, maar er kwam geen enkel geluid uit de stal.

‘Ben je daar... of waar zit je?’ riep Toby met luide stem.

‘Hier ben ik kleine vriend,’ klonk het vanachter de stal. ‘Ik stond de bloemen van de struiken te bewonderen. Hebben jullie die hier geplant?’

‘Nee hoor, die stonden er al, toen we de stal kochten. Het zijn vlinderstruiken, zo worden ze genoemd. Officieel heten ze de Buddleja Daviddi, dat is de Latijnse naam.’

‘De wat…?’ vroeg Henk verbaasd.

‘De Buddleja Daviddi… het klinkt inderdaad wel een beetje ingewikkeld.’

‘Hoe weet jij dat… van die boedelja dadiddi…?’

‘Buddleja Daviddi Henk, niet de boedelja dadiddi. En dat weet ik omdat de juf er op school over heeft verteld. Ik vond het wel een grappige naam. Maar goed, de meeste planten en ook dieren hebben een Latijnse naam. Misschien zelfs wel allemaal.’

‘En waarom is dat dan?’

‘Schijnt handig te zijn. Zo weet iedereen in de wereld precies wat je bedoelt als het over planten en dieren gaat. Het is zo afgesproken door wetenschappers. Zo heeft onze juf het ons uitgelegd.’

‘Slimme juffrouw heb je.’

‘Tja, dat zal wel als jij het zegt. Hoe is het met de hoorn op je hoofd?’

‘Wil je misschien even voelen?’

Toby ging voorzichtig met zijn hand over het hoofd van de eenhoorn, maar in een instantie voelde hij helemaal niets, wat er op zou kunnen wijzen dat de hoorn in aantocht was.’

‘Voel jij wel goed,’ vroeg Henk een beetje ongeduldig.

‘Hier toch…’ vroeg Toby.

‘Uh, een beetje meer naar voren lijkt me,’ zei Henk. Een klein stukje vóór mijn oren, en dus niet ertussen. Dat ding komt niet tussen mijn oren, maar ervoor.’

‘Sorry hoor, ik dacht… Oh, wacht eens, hier voel ik iets. Een hard knobbeltje of zo.’

‘Dan zal je ‘m daar hebben. Dat duurt nog wel een week of zo, maar dan is het wel klaar. Dan kunnen we op avontuur.’

‘Ho eens even Henk, ik moet ook nog naar school. Daar kan ik niet zomaar wegblijven.’

‘Oh, natuurlijk. Dat was ik bijna vergeten. Enfin, zover is het nog niet. Zolang mijn hoorn er nog niet is, kunnen we sowieso niet al te veel, zeg maar gerust niets.’

Toby haalde zijn schouders op.

‘Je bent af en toe wel een rare…’

‘Maar wel een goede vriend…’ vulde Henk met een uitgestreken gezicht aan. ‘Gaan we vanmiddag trouwens nog wat doen?’

‘Wat wil je gaan doen…’

‘Uh, ik weet het niet, misschien heb jij een ideetje?’

‘We kunnen een stukje in het bos gaan wandelen…’

‘Of ergens onder een dikke boom gaan liggen. Het is tamelijk warm vandaag. Dus dat lijkt me wel een goed plan.’

‘Wat jij wilt Henk, mij maakt het niet uit.’

 

Even later lagen Toby en Henk uitgestrekt in het lange gras, in de schaduw van een grote eik.

‘Zo, dit is niet verkeerd,’ zei Henk.

‘Je hebt inderdaad wel een beetje gelijk, het is vandaag wel een hele warme dag.’

‘En vandaag nog wat geleerd op school?’

‘Niks bijzonders. Het was een beetje saai. We hadden eerst dictee en daarna moesten we nog tafels oefenen,’ vertelde Toby.

‘Wat… moesten jullie op tafels oefenen,’ vroeg Henk. ‘Hoe werkt dat dan?’

‘Nee, zo bedoel ik het niet. We moesten de tafel van negen leren. Bijvoorbeeld negen keer negen is eenentachtig.’

‘Oh, is dat zo…’

‘Ja en negen keer zeven is drieënzestig.’

‘Fijn om te weten,’ grinnikte Henk.

Toby haalde zijn schouders op en liet hem maar.

‘Hé, wat ik je wilde vragen, waarom is die stal van mij zo kleurloos. Ik vind het eigenlijk maar een saaie bedoening.’

‘Moet jij nodig zeggen met je zwart-wit gestreepte pak aan…’

‘Wacht maar mannetje… als ik mijn hoorn heb…’

‘Ik laat me verrassen.’

‘En nou heb ik nog steeds geen antwoord op mijn vraag.’

‘Mijn vader heeft nog geen tijd gehad om de hele handel hier een verfbeurt te geven. Hij was het wel van plan, maat het is er nog niet van gekomen. Hij heeft de verf al in huis.’

‘Wat voor kleur?’

‘Groen geloof ik.’

‘Ajakkes… groen, dat meen je toch niet. Ik ga hier spontaan van zweten.’

‘Van groene verf?’

‘Nee, van de gedachte eraan. Bah, alles groen om me heen.’

‘Wat had jij dan in gedachten? Welke kleur zou jij willen?’

‘Paars en geel, en oranje met blauw.’

‘Maak er maar één grote bonte kermis van.’

‘Misschien wel mijn vriend, maar het is wel heel kleurrijk, dat kan je niet ontkennen.’

‘Ik zal het tegen mijn vader zeggen.’

‘Maar niet dat ik dat zo aan je heb verteld, want dan weten ze dat ik kan praten, en je moet echt proberen te voorkomen dat ze daarachter komen. Dat is ons geheim, iets tussen jou en mij.’

‘Natuurlijk ga ik dat niet vertellen, dat heb ik toch je beloofd. En wat je beloofd hebt, moet je doen.’

‘Wil je nog eens op mijn hoofd voelen. Het kriebelt zo verschrikkelijk,’ vroeg Henk, terwijl hij onrustig heen en weer bewoog.

Toby ging weer met zijn hand voorzichtig over het hoofd van de eenhoorn en met een diepe frons op zijn voorhoofd zei hij plechtig, ‘ik geloof dat uw hoorn zich opmaakt om naar buiten te treden.’

‘Echt…’ vroeg Henk opgewonden. ‘Tjonge, dat zou wat zijn…’

‘Maar even afwachten Henk, meer kunnen we niet doen,’ zei Toby kalm.

 

****

 


Toby en Henk bleven nog een uurtje onder de boom liggen, en daarna wandelden ze terug naar de stal.

‘Zo, het is weer tijd voor me om naar huis te gaan Henk. Tot morgen maar weer.’

‘Mag ik niet een keertje met je mee naar jouw huis, dan kan ik zien waar en hoe je woont.’

Toby moest hier even over nadenken.

‘Ik weet niet of dat wel zo verstandig is, maar goed als ik je daar een plezier mee kan doen… We zullen zien.’

‘Ik beloof je, dat ik me keurig zal gedragen.’

‘Daar ben ik ook niet zo bang voor, maar… ach laat ook maar.’

‘Wat…’

‘Stel dat mijn ouders erachter komen dat je een pratende eenhoorn bent, in plaats van een gestreepte pony.’

‘Tja, dat is wel even een dingetje, daar heb je wel een punt.’

‘We gaan het zien. En nu ga ik echt, het is de hoogste tijd.’

 

**** 

 

Toen Toby thuis was gekomen had hij aan zijn moeder gevraagd wat ze ervan zou vinden als Henk voor een keertje met hem mee zou komen naar hun huis. Zijn moeder was niet meteen heel erg enthousiast over het idee, maar nadat ook Toby het ook aan zijn vader had voorgelegd, die op zich er niet tegen was, wilde ze er nog wel over denken.

‘Dat zou fijn zijn mam, Henk is echt een heel lief beest.’

‘Dat geloof ik graag Toby, maar een pony hoort in de wei en niet in een woonwijk.’

‘Het is alleen maar om hem te laten zien waar en hoe wij wonen.’

‘En waarom zou een pony daarin geïnteresseerd zijn?’

‘Uh, nou gewoon. Ik denk dat hij ons huis graag wil zien.’

Het klonk niet al te overtuigend en Toby realiseerde zich dat ook wel.

‘Hoe dan ook, ik vind het maar een vreemd plan Toby,’ zei zijn moeder.

‘Maar mag het wel?’

De moeder van Toby knikte en dat was een hele opluchting.

‘Ik ben eergisteren nog even bij de stal gaan kijken,’ zei zijn vader. ‘Het lijkt wel heel erg goed met hem te gaan. Hij groeit in elk geval goed en hij ziet er gezond uit. Ik heb boer Harmsen gevraagd om eind van de week nog een paar pakken hooi te brengen. Over een paar weken heb ik een paar dagen vakantie, misschien dat we dan zijn stal een beetje op kunnen knappen. Het hout kan wel een likje verf gebruiken.’

‘Dat zou heel fijn zijn papa. Misschien dat we er dan ook wat kleur aan kunnen geven. Misschien wel meerdere kleurtjes, zodat de stal voor Henk een gezellig plekje wordt, in plaats van het saaie verblijf dat het nu is.’

Zijn vader had hem vragend aangekeken.

‘Ik heb al groene verf gekocht en denk je nou echt dat het Henk was uitmaakt?’

‘Ik denk het wel papa, echt… en wanneer kan ik Henk meebrengen naar hier?’

‘Ik ben vrijdag op tijd thuis, dan kunnen we hem wel even ophalen. Ik vind het ook nog steeds een beetje raar plan, maar als jij vindt dat we dat moeten doen, nou dan doen we het. Maar alleen maar voor deze ene keer. Ik vind net als je moeder dat een pony in de wei en in een stal hoort, en niet in een wijk vol met auto’s en spelende kinderen.

 

Toby vroeg zich af hoe Henk zou reageren als hij hem zou vertellen dat hij mee mocht naar zijn huis. Hij vond het ook wel een beetje spannend, en hij vroeg zich af hoe de mensen zouden reageren als hij met zijn gestreepte pony door de straten zou lopen. Nou ja, Henk was dan wel geen pony, maar hij kon toch moeilijk hun geheim verklappen. Bovendien, wie zou hem geloven als hij zou vertellen dat Henk een echte eenhoorn was. Niemand toch. Een eenhoorn, zonder hoorn. Nu nog wel. Toby vroeg zich af hoelang het nog zou gaan duren voordat Henk een echte eenhoorn zou zijn.

 

‘Heb je je huiswerk al gemaakt Toby,’ riep zijn moeder.

‘Nou niet mama, maar ik ga er direct aan beginnen. Het is niet zoveel vandaag,’ riep Toby terug. ‘Ik ben er zo mee klaar.’

‘Prima, en daarna is het bedtijd.’

‘Mag ik als ik mijn werkje af heb, nog wat drinken?’

‘Goed dan, een glas ranja en daarna als de wiedeweerga je bed in.’

 

 ****

 

Het was vrijdagmiddag en Toby was samen met zijn vader op weg naar de stal. Op weg naar Henk.

Toby had Henk er al over verteld en hij had Henk op het hart gedrukt om zich voorbeeldig te gedragen.

Henk had geknikt.

‘Ik ga mijn eigen glazen niet ingooien vriend. Als ik me niet goed gedraag, dan ben ik bang dat ik niet meer welkom bij jullie zal zijn. En dat is het laatste wat ik wil. Nee, ik zal me gedragen als een echte eenhoorn.’

‘Nee, als een echte pony. Niemand weet dat je een eenhoorn bent, en dat moeten we maar even zo laten,’ had Toby hem op het hart gedrukt.

 

‘Vind je het spannend Toby,’ vroeg zijn vader.

‘Best wel een beetje. Het is ook wel een beetje raar, zo’n zwart-wit gestreepte pony…’

‘Ja, dat is het zeker. Maar goed, hij ziet er nou eenmaal zo uit, maar verder is er niets mis mee.’

Toby zuchtte een diep.

‘Nee, verder is er inderdaad niets mis mee…’ mompelde hij.

 

 ****

Toen ze bij de stal waren aangekomen, stond Henk al klaar.

‘Zo die heeft er zin in,’ zei Toby’s vader. ‘Hier heb je een koord, maak het wel goed vast aan zijn riem.’

‘Doe ik papa,’ en even later waren ze klaar voor de wandeling naar het huis van Toby.

‘Zijn strepen lijken niet weg te gaan,’ zei zijn vader. ‘En het lijkt wel of hij een bult op het midden van zijn kop krijgt. Heeft ie zich gestoten of zo?’

Toby keek naar Henk en die knipoogde.

‘Die strepen horen bij hem, als … als honing bij een bij,’ stamelde Toby. ‘En die bobbel… uh, misschien een muggensteek of zo.’

Zijn vader knikte.

‘Het blijft een bijzondere pony. Ik heb nog nooit zo’n pony gezien en ik heb gisterenavond ook nog op internet gezocht, maar er is niets over te vinden. Die Henk van jou lijkt een foutje van de natuur te zijn, maar het is wel een lief beest. Dat dan wel weer. En hij is blijkbaar uniek’

Henk reageerde op de woorden van Toby’s vader door het maken van een hinnikend geluid. Tenminste, dat moest erop lijken.’

 

Toen ze de straat in liepen, kwam toevallig de buurvrouw naar buiten.

‘Is dat die pony van je Toby? Wat een apart paardje heb je. Dat zie je niet veel, die strepen. Hij lijkt wel een beetje op een zebra.’

‘Maar dat is hij niet buurvrouw,’ reageerde Toby fel.

Ook de buurjongen kwam naar buiten.

‘Hé Toby, is die zebra van jou? Wat een vreemd geval.’

‘Ja Teun, dat is mijn pony…. En hij is niet vreemd … hooguit een beetje anders.’

‘Hoe heet hij,’ vroeg Teun.

‘Henk.’

‘Henk… wie noemt zijn pony nou Henk…’ grinnikte de jongen en er volgde een luide lach.

‘Ik,’ reageerde Toby verbeten. ‘Ik vond en vind dat nog steeds een passende naam voor ‘m.’

De andere buurman was ondertussen er ook bij komen staan.

‘Hoe oud is ie nou?’

‘Ruim een half jaar,’ zei Toby’s vader. ‘Hij oogt wat raar, maar verder is hij kerngezond. En Toby heeft er een goede vriend aan, en dat is het belangrijkste.’

‘Daar heb je een punt buurman,’ antwoordde de buurman.

‘Kom we gaan Henk,’ zei Toby en hij liep naar de poort van hun tuin. ‘We zijn er Henk, gelukkig wel…’   

 

‘Ah, daar zijn ze,’ hoorde hij zijn moeder zeggen. ‘Tjonge, hij is wel een stuk gegroeid.’

‘Dat valt wel mee mama.’

‘Maar hij is toch veel groter dan toen we hem kochten.’

‘Ja, dat wel.’

‘En wat is die rare knobbel op zijn hoofd?’

‘Nu zag Toby het ook. De knobbel leek weer groter te zijn geworden. Gisteren leek het nog een grote muggenbult, nu had de knobbel meer de afmeting van een ei.

Zijn vader was er bij komen staan en wreef over de bult op het hoofd van Henk.

‘Wat raar, het lijkt wel of er iets groeit.’

Toby voelde dat hij bloosde.

Zouden ze nu achter het geheim van Henk komen, en wat zou daar dan het gevolg van zijn.

Hij wist dat het niet veel zijn had om nog te ontkennen, want de bult werd zienderogen groter en groter.

‘Het lijkt wel een hoorn te worden,’ zei Toby’s vader.

‘Een pony die op een zebra lijkt en nu ook nog een hoorn op zijn hoofd krijgt, gekker moet het niet worden,’ kirde zijn moeder. ‘Moeten we hiermee naar de dierenarts?’

Zijn vader schudde zijn hoofd.

‘Ik denk het niet. Verder is hij helemaal in orde lijkt me. Haal maar even een emmertje water voor ‘m Toby. En er liggen nog een paar verse wortels in de koeling. Daar zal hij ook wel zin in hebben. Hij komt tenslotte op visite.’

 

****

 

Henk stond er wat onrustig bij. Hij voelde dat de knobbel op zijn hoofd langzaam maar zeker groter werd en dat het niet lang meer zou duren voordat die zou veranderen in een echte hoorn. Dat kon soms zomaar heel snel gaan. Hij keek naar Toby, die wat bedrukt naar hem stond te kijken. Dit was niet de bedoeling geweest. Hij wilde alleen maar weten waar Toby en zijn familie woonde en nu… nu leek het erop dat hij zou worden ontmaskerd. Dat het nu uit zou komen dat hij helemaal geen pony was maar een eenhoorn, en nog wel een heel vreemde eenhoorn ook. Een met zwart-witte strepen. Al zouden die dan ook snel gaan verdwijnen. Hij vroeg zich af hoe ze zich uit deze situatie konden redden, maar hij kon toch moeilijk aan Toby vragen om mee terug te gaan naar de stal. Dan was het helemaal klaar. Maar hoe dan?

Gelukkig keek Toby op zijn horloge.

‘We moeten zo meteen terug naar de stal papa, anders wordt het te laat.’

‘Wil je nu al terug. We zijn net hier.’

‘Jawel, maar ik zie aan Henk dat hij zich niet helemaal op zijn gemak voelt, dus ik denk dat het beter is…’

‘Blijf toch nog even, en volgens mij heeft Henk het echt wel naar zijn zin. Zie hem eens genieten van die wortels. Hij doet niemand kwaad toch?’, zei zijn moeder.

‘Het lijkt wel of de witte strepen andere kleuren krijgen,’ merkte de vader van Toby op. ‘Ik weet het niet, maar hier gebeuren rare dingen.’

‘We moeten nu echt gaan,’ zei Toby ongeduldig. ‘Het wordt echt te laat.’

Henk schudde zijn manen en zei zonder het zich te realiseren, ‘rustig nou vriendje van me …’

‘Wat zei je Toby,’ vroeg de vader van Toby.

‘Uh, dat Henk rustig moest blijven. Er is niets aan de hand.’

‘Wat had je opeens een rare stem,’ zei zijn vader.

Er zat een kikker in mijn keel…’ stamelde Toby. ‘Verder is alles in orde, met mij en ook met Henk.’

‘Behalve dan dat hij verkleurt,’ zei de moeder van Toby.

‘Misschien kan hij niet tegen wortels…’ probeerde Toby.

‘Ja misschien is dat het, maar hoe dan ook, het is wel raar.’

 

Tien minuten later waren Toby en Henk op weg naar de stal. Gelukkig was er niemand op straat, want het verkleuren van de witte strepen leek niet meer te stoppen. Geel, rood, blauw, groen en turquoise en als de klap op de vuurpijl ook nog eens oranje.

‘Je lijkt wel op een regenboog,’ zei Toby.

‘Oh, is dat zo,’ reageerde Henk kalm. ‘Nou, dan gaat alles goed komen, want dit is uiteindelijk wel de bedoeling.’

‘Weet je het zeker?’

‘Zo zeker als ik Henk heet.’

‘Waarom nou net vandaag,’ mopperde Toby.

‘Wees blij dat jouw ouders er blijkbaar niet zo’n punt van maken. Het had veel slechter uit kunnen vallen.’

‘Maar nu ben je echt geen pony meer, voor niemand.’

‘Klopt, en daar zullen we samen mee om moeten leren gaan. Ik heb daar wel vertrouwen in. En jij?’

‘Ik ook wel Henk…’


Toby zag ondertussen dat de hoorn op het hoofd van Henk helemaal volgroeid was en dat de zwarte kleuren fletser en fletser werden. Ze waren al bijna grijs, en op meerdere plekken zelfs meer lichtblauw.

‘Ik word er wel een stuk knapper op,’ grapte Henk.

‘Ik krijg er de bibberritus van. Tjonge wat gebeurt er allemaal, en hoe leg ik dit nog allemaal uit.’

‘Je hoeft niets uit te leggen Toby. Jouw vader dacht dat hij een pony voor je had aangeschaft, maar dat blijkt even anders te liggen. En daar kan jij niets aan doen. En ik trouwens ook niet.’

 ****

 

 

Er was een week voorbij en de hoorn op het hoofd van Henk was tot volle wasdom gekomen. Het was een stevige, gedraaide hoorn, in de kleuren van de regenboog. De witte strepen op de vacht van Henk hadden ook allerlei tinten gekregen. Niet heel fel, maar het waren zachte kleurtjes, een soort pasteltinten. Lichtgroen, lichtblauw, geel en oranje. Lichtrood en lila. De zwarte strepen waren grijsachtig blauw geworden, net als de manen van Henk. 

‘Ik denk wel dat het nu klaar is,’ had Henk gezegd. ‘Zo zou ik er uit moeten zien, voor zover ik weet. Heb je hier toevallig een spiegel?’

‘Nee, maar ik kan wel een foto van je maken met mijn mobiel.’

 ‘Dat is ook goed. En dan hebben we wat er ook gebeurt, in elk geval de foto’s nog,’ grinnikte Henk.

 

Nadat Toby enkele foto’s van Henk had genomen en ze die samen zorgvuldig hadden bekeken, zag Toby opeens de bezorgde blik in de ogen van Henk.

‘Waarom kijk je zo moeilijk Henk?’

‘Tja, waarom kijk ik zo moeilijk… Ik maak me zorgen hoe het nu verder moet mijn vriend…’ zei hij tegen Toby.

Toby haalde zijn schouders op.

‘Ik zou het niet weten, Jij een idee?’

‘Nee en ja...’

‘Vertel.’

‘Weet je Toby, ik weet maar al te goed dat ik hier niet al te lang meer kan blijven. Ik zal terug moeten naar het Land van de Eenhoorns, naar mijn familie. Het land waar ik thuis hoor. En hoe graag ik ook bij je zou willen blijven, het gaat niet. Ik pas nou eenmaal niet in jouw wereld.’

‘Maar… wanneer ga je dan Henk?’

‘Uh… niet meteen, ik bedoel niet op stel en sprong. Nee, we hebben samen nog wel wat tijd. Maar ja, de mensen zullen ook snel ontdekken dat ik geen pony ben, maar een eenhoorn. En dat… nou ja, dat hoef ik je niet te vertellen, dat gaat echt grote problemen geven. Ik kan dat risico niet nemen.’

Toby keek beteuterd naar zijn vriend.

‘Dus je gaat sowieso weg…’

‘Helaas, het kan niet anders. Ik kan zoals ik al zei, niet als een eenhoorn in jouw wereld leven. Net zomin als jij dat als mensenkind zou kunnen in mijn land. Dat past gewoon niet.’

‘Ik snap het, maar ik zal je wel heel erg gaan missen Henk.’

‘En ik jou ook Toby. Maar ik beloof je dat ik je nooit zal vergeten en dat ik altijd aan je zal blijven denken.’

‘Ik zal jou ook nooit vergeten Henk,’ zei Toby met een trillende stem.

‘En luister… voordat ik vertrek, mag je één wens doen. Ik zal er dan voor zorgen dat die wens in vervulling gaat. Hoe moeilijk die wens dan ook is. Dat beloof ik je.’

‘Ik mag zeker niet wensen wat jij bij me blijft…’

‘Nee,’ zei de eenhoorn met een lach. ‘Nee, dat zou wel een grap zijn, maar helaas…die vlieger gaat niet op.’

‘Jammer…’ reageerde Toby teleurgesteld.

‘Het is al laat Toby, ik denk dat je nu naar huis moet gaan. Morgen ben ik er ook nog, en misschien overmorgen ook nog wel. Denk maar eens na over wat je graag zou willen. Dan hoor ik wel wat je hebt bedacht als je hier weer bent.’

‘Dus we gaan samen geen avonturen meer beleven…jammer. Nou tot morgen dan maar Henk,’ zei Toby gelaten terwijl hij met zijn hand de manen van de eenhoorn aaide.

‘Tot morgen Toby,’ zei Henk.

 

**** 

Toby was thuisgekomen en zijn moeder had gezien dat hij een beetje verdrietig was.

‘Is er iets me je, voel je jezelf niet lekker of zo.’

Toby knikte en hij wist dat hij beter kon vertellen wat er aan de hand was. Hij kon zijn moeder niet om de tuin leiden.

‘Mama… ik moet je iets vertellen… Henk is geen pony…’ begon hij voorzichtig.

‘Nee, dat hadden je vader en ik ook al tegen elkaar gezegd. Ik vond hem meteen al wat raar.’

‘Henk is een eenhoorn…’

Het was eruit voordat Toby het wist.

‘Een eenhoorn...’ reageerde zijn moeder verbaasd.  ‘Uh hoe dan… ik bedoel, hoe weet je dat?’

‘Er is een hoorn op zijn hoofd gegroeid en zijn vacht heeft ondertussen ook alle kleuren van de regenboog gekregen.’

‘En die witte en zwarte strepen dan?’

‘Die zijn verdwenen… door die hoorn… uh ik bedoel, toen die er was, waren die strepen zomaar verdwenen.’

‘Ach lieverd toch,’ zei zijn moeder, terwijl ze haar hand op zijn schouder legde. ‘En nu, hoe moet het nu verder?’

‘Henk moet terug naar het Land van de Eenhoorns… hij kan hier niet blijven. Bovendien zou dat ook te gevaarlijk voor ‘m zijn. De mensen zouden hem niet met rust laten. Ik mag nog wel een wens doen.’

‘Hoe weet je dat allemaal.’

‘Uh… mama niet lachen of zo, je moet me beloven dat je het tegen niemand vertelt, maar Henk kan praten.’

De moeder van Toby sloeg met haar handen op haar knieën en haar ogen stonden vol ongeloof.

‘Toby… gaat het wel goed me je,’ vroeg ze aan hem.

‘Je moet me geloven mama. Alsjeblieft. Misschien dat je morgen met me mee kunt naar de stal. Dan kan je het met eigen ogen zien.’

De moeder van Toby wist niet zo goed wat ze ervan moest denken.

‘Mag ik het vanavond wel tegen papa vertellen,’ vroeg ze.

‘Maar dan moet ook papa beloven dat hij er met niemand over zal praten.’

‘Beloofd.’

‘Zal ik alvast de tafel dekken?’

‘Dat is goed Toby, het eten is bijna klaar en papa kan elk ogenblik thuiskomen van zijn werk. Ik zal Joe alvast roepen, die zit boven op zijn kamer.’

 

Een kwartier later zaten ze met z’n vieren zwijgend aan tafel, met voor zich een groot bord met spaghetti.

Toby had zijn verhaal over Henk gedaan tegen zijn vader en die was al net zo verbaasd geweest als zijn moeder.

En ook hadden ze Toby beloofd om tegen niemand iets te vertellen over hoe het er voor stond met Henk, en ze stelden voor om samen met hem naar Henk te gaan.

 

 ****

 

En zo gingen ze de volgende morgen met zijn vieren naar de stal. Henk stond al buiten en genoot van het zonnetje.

‘Hallo Henk, hier ben ik weer en ik heb mijn vader en moeder en mijn broertje Joe meegebracht.  Ik heb ze alles verteld, en ook dat jij kunt praten. Ik kon echt niet anders… Ik hoop dat je niet boos op me bent, al heb ik dan mijn belofte verbroken.’

De eenhoorn schudde met zijn manen.

‘Nee hoor mijn vriend. Ik begrijp het wel. En bovendien neem ik zonder meer aan dat je ouders en je broer ons geheim goed zullen bewaren,’

‘Dat zullen we zeker Henk,’ zei de vader van Toby.

‘Nou dan weten jullie hoe het ervoor staat. Ik moet jullie gaan verlaten, hoe erg ik het ook vind.’

‘Dat we weten we Henk,’ zei de moeder van Toby. ‘We vinden het heel erg, maar we weten ook dat het niet anders kan. Een eenhoorn past nou eenmaal niet in onze mensenwereld.’

‘Klopt helemaal mevrouw… uh moeder van Toby. Het zou alleen maar een hoop ellende gaan geven. Dus het is beter zo.’

Toby stond er een beetje beteuterd bij.

‘En… heb je al nagedacht over jouw wens?’

‘Ja… een beetje.’

‘Wat zou je liefste wens zijn. Vooruit, voor de dag ermee.’

‘Mijn liefste wens is … uh dat wij samen, mijn vader en moeder en mijn broertje en ik, dat we samen een gelukkig en vreedzaam leven hebben. En dat wens ik ook voor jou, als dat kan. Dat is mijn liefste wens.’

‘Dat is een mooie wens Toby,’ zei de eenhoorn, ‘maar wil je niet een mooie fiets of een voetbal of zo. Ik kan er zo voor zorgen. Of misschien wil je wel een echte pony… Geen enkel probleem.’

‘Nee hoor Henk, het is goed zo. Ik hoop echt van harte dat je mijn wens in vervulling kunt laten gaan.’

‘Natuurlijk kan ik dat. Geen probleem… dat gaat goed komen. Maar uh, zullen we nu samen iets gezelligs doen. Wat dachten jullie van een stukje taart met limonade? Ter gelegenheid van mijn afscheid, zullen we maar zeggen.’

‘Maar… we hebben niets meegebracht,’ zei de moeder van Toby.

‘Dat hoeft ook niet… kijk.’

Er daar stond uit het niets een tafeltje bij de stal, met daarop een grote aardbeientaart met slagroom en vier grote bekers tot aan de rand gevuld met limonade.

‘Zo zie je, het is soms wel eens makkelijk als je wensen kunt vervullen…’ grinnikte Henk.

‘Kan je mij dat ook niet leren,’ vroeg de vader van Toby.  ‘Al is het maar een ietsepietsie.’

‘Nee, vader van Toby, dat gaat helaas niet lukken, tenzij je ook zo’n gedraaide hoorn op je hoofd wilt…’ lachte de eenhoorn.

‘Nee dank je wel Henk, dan laat maar zitten.’

‘Komen jullie nu eindelijk. Het is tijd voor taart,’ riep de moeder van Toby ongeduldig.

 

 ****

 

Het is alweer enkele weken geleden dat Henk is vertrokken. Het was een lastig afscheid geweest, maar ze wisten allemaal dat het niet anders kon. Het gewone leven ging weer zijn gangetje en de jongens op school vroegen regelmatig aan Toby hoe het met die rare pony ging. Hij had ze in eerste instantie maar wat verteld, maar na de zoveelste keer had hij verteld dat hij zijn pony had verkocht en dat die door de koper was opgehaald. En dat zijn pony met de nieuwe eigenaar naar een ander land waren vertrokken. De jongens op school hadden het erbij gelaten.

 

Soms als Toby voor het raam zit en naar de wolken kijkt, vraagt hij zich af of Henk daar ergens zal zijn. En af en toe heeft hij het sterkte gevoel dat zijn vriend nog steeds dicht bij hem is. Hij is er eigenlijk zeker van. Toby zal Henk nooit meer vergeten en ergens hoopt hij dat ze elkaar ooit weer zullen ontmoeten. Ach, je weet maar nooit…want soms komen dromen echt uit.

 

 

 

 

Einde