Kerstbomen (2)

 

Het is gelukt. De kerstboom staat in volle glorie te pronken in de huiskamer van mijn buurvrouw. Versierd met allerlei kleurige ballen, vogeltjes en andere snuisterijen. Afgemaakt met gouden slingers en rode kralen en een grote gouden piek. Buurvrouw heeft speciaal voor mij een cake gebakken. Een boerencake met chocolade. Ze is dankbaar voor mijn bijdrage, maar ze voelt zich ook wel een beetje schuldig. 

Na koud een kwartier in de nabije buurt te zijn geweest van de grote blauwspar voelde ik de eerste kriebels al opkomen. Na een klein halfuur was het zo ver. De pukkels dienden zich in rap tempo aan. Op mijn armen, op mijn handen, in mijn gezicht. Binnen het uur voelde ik over mijn hele lichaam het kriebelige resultaat van het intieme contact met de overigens prachtige blauwspar. Buurvrouw had de versierselen aangereikt. Ze vertelde me uitgebreid dat ze er zelf geen kijk op had en ze benadrukte nog maar eens een keer hoe blij ze was dat ik de klus voor haar wilde klaren.
‘Daar bovenin Jacob, daar zit nog een kaal plekje. Misschien moet je daar nog wat neerhangen. Hier heb ik nog een trompetje. Dat is bijna antiek. Het is nog van mijn ouders geweest. Het hing bij ons thuis altijd op dezelfde plek in de boom. Ik kan me geen kerst herinneren zonder dit trompetje. Het is echt iets speciaals.’
Deze opmerking had me zenuwachtig gemaakt. Ik voelde mezelf wankelen en het krakkemikkige trapje waar ik op stond maakte het alleen nog maar erger. Na een aantal ongecontroleerde bewegingen slaagde ik er uiteindelijk wel om mijn evenwicht terug te vinden. Ik was opgelucht dat ik overeind was gebleven. Wel had ik in de hitte van de strijd het zilveren trompetje blijkbaar iets te stevig vastgepakt. En dat was heel vervelend. Vooral voor het trompetje. Want tijdens mijn halsbrekende toeren had ik onbedoeld het mondstuk gescheiden van de rest van het instrumentje.
‘Sorry…’ stamelde ik tamelijk onbeholpen met een hoofd zo rood als een kreeft.
‘Zonde.’ Meer zei ze niet terwijl ze naar het slachtoffertje keek.
‘Zeg dat wel buurvrouw. Heeft het al die jaren overleefd en nou maak ik het stuk.’
Ik voelde me heel erg schuldig.
‘Dat kan gebeuren. Het is jammer, maar voor hetzelfde geld val je van het trapje en breek je een been of zo. Dan waren we verder van huis geweest.’
Ik vond het ongelofelijk fijn om te horen dat buurvrouw klaarblijkelijk meer waarde hechtte aan mijn welzijn dan aan dat van een bijna antiek trompetje, met vooral een grote nostalgische waarde.’
‘Tjonge, dat had echt helemaal verkeerd uit kunnen pakken,’ ging ze verder. ‘Voor hetzelfde geld val je met boom en al door de kamer. Dan was de ellende helemaal niet te overzien geweest.’
Ik ging er maar even vanuit dat ze hiermee mijn ellende bedoelde, maar ik kwam er al snel achter dat het haar niet alleen om mijn gezondheid te doen was
‘Stel je voor. Dat zou een rotzooi hebben gegeven. En dat niet alleen, want ik denk dat daarmee de hele kerstversiering naar zijn grootje was geweest. En dan had ik nu nog even op stel en sprong nieuwe kerstspullen moeten halen.’
Ze zuchtte en pakte een zilverkleurig vogeltje uit de doos die op tafel stond. Nog voor dat ik het vogeltje kon vastpakken, viel het uit haar handen en brak het in stukken.
‘Het is vandaag wel mijn pechdag. Eerst mijn zwager door zijn rug, dan mijn wasmachine kapot. Dan val jij bijna met mijn boom. Dan breek je het trompetje van mijn ouders en nou breek ik ook nog eens het vogeltje dat altijd naast het trompetje heeft gehangen. Hoe is het mogelijk.’
Ze was er zichtbaar van ontdaan.
In alle opwinding was ik de kriebelige pukkels even vergeten. Maar goed. Het is allemaal toch nog goed gekomen. Hij staat.

‘Wil je nog koffie?’ vraagt ze.
‘Lekker,’ antwoord ik.
‘Je lust zeker nog wel een sneetje cake?’
‘Daar zeg ik geen nee tegen buurvrouw.’
Ze heeft het gebroken vogeltje met zorg op de keukentafel gelegd, naast het tweedelig zilverkleurig trompetje.
‘Dat dit nou moest gebeuren…’ zegt ze op een manier alsof ze net afscheid heeft genomen van de kanariepiet die jarenlang, elke dag maar weer, zijn hoogste lied voor haar heeft gezongen.
‘Dat vind ik zo zonde,’ zegt ze. ‘Leo heeft het ooit voor me meegebracht. Hij was het tegengekomen op een rommelmarkt. Hij wist dat hij mij er een plezier mee zou doen. Hij had een volle doos kerstversiering voor een geeltje. Dat was nog best geld voor zo’n doosje. ’
‘Dat ligt er aan. Dat spul is aardig aan de prijs,’ antwoord ik.
‘Het is al lang geleden Jacob. Dat mag je zo niet meer vergelijken. Ik denk dat het zeker vijfentwintig jaar geleden is. Toen was alles nog veel goedkoper.’
‘Dat zeker,’ is mijn reactie.
‘Nou ja, het is niet anders. De kerst zal er niet minder om zijn.’
‘Dat denk ik ook niet.’
‘Ben jij alleen met die dagen?’ vraagt ze.
‘Zoals het nu lijkt wel,’ antwoord ik terwijl ik eigenlijk weet dat het zeker is dat ik alleen ben. Het is de laatste jaren niet anders geweest. Mijn enige zus is ruim tien jaar geleden overleden. Af en toe vierden we nog wel eens samen kerst.
‘Vind je het misschien leuk om eerste kerstdag bij mij te komen eten?’
Haar uitnodiging overvalt me en ik weet niet goed hoe ik moet reageren.
‘Nou…’ vraagt ze een beetje ongeduldig. ‘Wat vind je ervan?’
‘Nou buurvrouw, ik maak graag gebruik van je uitnodiging. Alleen is tenslotte ook maar alleen.’
‘Mooi, dat is dan afgesproken. Ik ben blij dat ik iets kan goedmaken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou…’ en ze wijst naar de grote rode stippen op mijn armen, handen en in mijn gezicht.
‘Oh, dat…’ zeg ik stoer. ‘Een paar dagen verder en je ziet er niets meer van. Daar moet je jezelf niet schuldig over voelen.’
‘Nou ja, eigenlijk vind ik het ook wel gezellig als je komt, dus niet alleen daarom hoor,’ is haar reactie.
Ik denk dat deze kerst in ieder geval anders gaat worden dan in de afgelopen jaren. Behalve de rode pukkels dan.