De badkamer van de buurvrouw (7)

 

Het is gebeurd. De badkamer is kant-en-klaar. Ik moet Jan nageven dat hij een professional is. Het strakke tegelwerk, de keurig netjes gemonteerde kranen, de waterpas geplaatste douchecabine, het ziet er allemaal fantastisch uit. Eerlijk is eerlijk. Eigenlijk had ik het vooraf niet zo zien zitten om samen met Jan op een paar vierkante samen te moeten werken. Maar mijn vooringenomenheid moest ik al spoedig loslaten en gaandeweg het badkamerproject groeiden we naar elkaar toe. Jan had ingeschat dat het binnen een week gepiept zou zijn. Tenminste als het allemaal een beetje mee zou zitten en ook al omdat hij er vanuit ging dat hij iets aan mij zou hebben. Hij had een strakke planning uitgewerkt en die in drievoud uitgeprint. Een exemplaar had hij met tape aan de deurstijl vastgeplakt. De andere twee lagen boven op zijn gereedschapskist.
‘Ik neem aan dat hier ook nog een likje verf overheen moet?’ had hij aan mij gevraagd en zonder mijn antwoord af te wachten verwijderde hij een gedeelte van de loszittende verf.
‘Ik denk dat een lichte lila-tint best een mooi effect geeft. Dat moet je zo meteen maar eens beneden gaan vragen.’
Ik had geknikt. Meer kon ik op dat moment ook niet doen. Ik moest het wel met hem eens zijn en vooral blijven. Zonder hem was ik immers niets. Een prutser, een torso met twee linkerhanden. Na een paar dagen werden de gesprekken tussen Jan en mij persoonlijker van aard. Hij vertelde over zijn vrouw, of beter over zijn ex-vrouw.
‘Jacob…’ had hij gezegd. ‘Neem van mij aan dat je het nooit goed doet. Jij bent een verstandige kerel dat je voor jezelf hebt gekozen. Neem dat maar van me aan.’
‘Maar jullie hebben het samen toch ook wel leuk gehad. Ik bedoel het is toch niet altijd zo eh… moeilijk tussen jullie gegaan?’ had ik geantwoord.
‘In het begin ging het wel. Toen was het nog wel om te doen. Maar ja, dat blijft niet altijd zo. Maar toen ik met mijn kanaries begon was het hek van de dam. Maar ja, ik heb toch ook recht op een beetje afleiding en zij had daardoor ook meer tijd voor zichzelf. Ik kan zo genieten van die vogeltjes. Zeker, als ze zitten te broeden. Zo’n nestje jong leven, dat maakt het allemaal de moeite waard. Ik kweek de laatste jaren de mooiste kleurenlijnen. Vorig jaar heb ik er nog een prijs mee gewonnen. Maar mijn vrouw kon er op den duur niet meer tegen. Ze klaagde dat ik te weinig aandacht voor haar had. Ik denk dat ze gewoon jaloers was op mijn kanaries. Kijk, die vogeltjes doen niet moeilijk als je een keertje wat later bent. Of dat je een keer zegt dat je niet zo veel zin hebt in bezoek. Of dat je er van baalt dat je schoonmoeder weer eens het weekend komt. Dat mens had zo de pest aan vogels, vooral aan mijn kanaries. Ze zei dat ze er allergisch voor was. Maar volgens mij was ze overal allergisch voor. Zeker voor mij.’
Hij keek me aan.
‘Jongen, met dat mens heb ik wat afgevochten. Toen mijn schoonpapa er vandoor was gegaan met een veel jongere meid en mijn schoonmoeder en haar dochter berooid had achtergelaten, toen moet er iets bij haar zijn geknapt. Ze moet prompt allergisch zijn geworden voor alles wat ook maar een beetje op een man leek. Ze had er een pesthekel aan. Toen ik voor de eerste bij hen thuis kwam, nadat we al een tijdje wat scharrelden dacht ik er serieus over om er maar meteen weer vandoor te gaan. Maar Thea, want zo heet mijn vrouw hield me tegen. Ze zei dat haar moeder het allemaal niet zo bedoelde en dat ze het moeilijk had. Ja Jacob, ze zei dat haar moeder het moeilijk had, maar wat denk je van mij. Nou vanaf dat eerste moment is ze allergisch voor mij geworden en dat is nooit meer goed gekomen. Ik krijg nog rillingen als ik daar aan terug denk. Aan de verjaardagen, de kerstmissen en aan oudjaar. Altijd was ze bij ons en altijd had ze wel ergens commentaar op. Toen ik met mijn kanaries wilde beginnen zei ze tegen Thea dat ze dat onder geen enkele voorwaarde moest accepteren. Dat ze het mij moest verbieden. Toen ik dreigde dat ik haar buiten zou zetten ging Thea voor mij staan. Ze zei dat ze met haar moeder mee zou gaan. Ik was op dat moment te laf. Achteraf had ik het gewoon door moeten zetten. Het heeft nog drie jaar geduurd voordat ik mijn eerste kanarie had. Toen heb ik een schuurtje achter ons huis gebouwd en heb ik mijn zin doorgedreven. Ik weet nog zo goed dat ik mijn eerste koppeltje meebracht. Ik had het voor een goede prijs kunnen kopen bij iemand van de vereniging. Ik was lid geworden van “de Bonte Kanarievrienden”. Dat waren allemaal kerels zoals ik, die gek zijn van kleurige kanarievogeltjes. Maar goed, dit terzijde. Enfin, mijn schoonmoeder ging zich er mee bemoeien en Thea was het met haar eens. Dat was het begin van het einde Jacob.’
Terwijl hij zijn verhaal had gedaan, had hij een groot gedeelte van de lange wand betegeld. Hij kon blijkbaar tegels lijmen en praten tegelijkertijd. Het peukje dat in zijn mondhoek hing maakte allang een uitgedoofde indruk. Ik vond het kunstig dat de peuk op zijn plek bleef zitten.
‘Je doet er alles voor. Je werkt over, je beunt, je verbouwt het huis, je geeft ze een nieuwe keuken, je verandert de slaapkamer, een nieuw toilet, een vakantiehuis in Spanje… niks is goed genoeg. Ze blijven ontevreden. Thea was net als haar moeder aan het worden Er vallen geen appels van perenbomen... Toen ik moest kiezen tussen de kanaries en haar heb ik de knoop doorgehakt.
Als een kanarie geen kant op wil dan draai ik het nekje om. Bij Thea was ik daar niet mee weg gekomen…’ zei hij lachend. ‘Zo nog even dit randje en dan gaan we een kopje koffie doen. Wil je dat wijffie beneden even vragen hoe ver ze daar mee is. Je moet er ook altijd naar vragen bij die vrouwen.’
Ik stond op. Ik had al die tijd op een omgekeerde emmer zitten luisteren en vooral me zitten verbazen over zijn vakmanschap.
‘Ik zal eens even gaan kijken,’ zei ik en liep naar beneden. Buurvrouw was nergens te zien. Er lag een briefje op tafel.
“Ik ben even weg. Koffie zit in de thermoskan op het aanrecht”, stond er op. Toen ik het tegen Jan vertelde haalde hij zijn schouders op.
‘Zo was die van mij ook zo maar ineens weg. Ook met een briefje op tafel.’
Hij keek me aan.
“Ben weg, naar mijn moeder. Je eten staat in de koelkast. P.S. Voorgoed”. Jan veegde zijn handen af aan een oude handdoek.
‘Om me te pesten had ze spruitjesstamp voor me klaargemaakt,’ ging hij verder.
Toen pakte hij de thermoskan en schonk voor zichzelf een kopje koffie in.
‘Die wijven zijn allemaal ook zo verdomd egoïstisch. Die denken alleen maar aan zichzelf.’
Hij dronk zijn kopje leeg.
‘Geef mij maar kanaries. Daar heb je tenminste een beetje plezier van,’ zei hij. ‘Kom we gaan we verder, anders komt het nooit af.’