De badkamer van de buurvrouw (6)
Dankzij een bereidwillige loodgieter en vooral dankzij honderdtwintig euro vijfenzeventig is het probleem van de lekkende leiding ook weer verholpen. Dat de loodgieter nog dezelfde middag is gekomen was vooral te danken aan het souffleren van mijn buurvrouw die mij geen enkele ruimte liet dan de man aan de andere kant van de lijn ervan te overtuigen dat het euvel echt dezelfde dag moest worden verholpen. Het tijdelijk niet beschikbaar zijn van water was in mijn ogen een niet overkomelijk gemis. Buurvrouw kon zich daar niet in vinden. Ook mijn opmerking dat er hele volksstammen zijn die geen kraan hebben waar iets drinkbaars uitkomt, vond absoluut geen genade in de ogen van mijn buurvrouw.
‘Die zijn dat niet zo gewend. Dan zal het ook wel niet zo groot gemis voor hen zijn,’ had ze geantwoord.
Ik vond die reactie wat kort door de bocht en kon het niet nalaten om hier mijn visie op te geven.
‘Dat misschien niet. Maar die mensen hebben toch net zo goed recht op schoon water. Al is het maar om te drinken.’
‘Dat hoor je mij toch ook niet zeggen,’ was haar enigszins felle reactie. ‘Ik zeg niet dat ze daar geen recht op hebben, maar het is toch zo dat wij niet meer zonder kunnen. Ik zal blij zijn dat ik het toilet weer kan doorspoelen. En ik heb ook nog een wasje. Nou had dat wel een dag kunnen blijven liggen, maar voor de verdere rest mis ik het verschrikkelijk.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Misschien heb je ook wel gelijk. We kunnen niet meer zonder water uit de kraan. Maar ja, zo is het met alles. Als je er aan gewend bent is het lastig als je het niet meer hebt. Al is het dan ook maar voor even.’
‘Zo is dat. Het is toch geweldig dat we elektriciteit en gas hebben. Dat je met een draai aan een knop een aangename temperatuur in je huis regelt. Of met een druk op een schakelaar licht hebt. Om nog maar te zwijgen over de koelkast en de teevee. Wat dat betreft zijn we echt bevoorrecht.’
Ik vond dat het gesprek nu toch wel een overdosis aan diepzinnigheid begon krijgen. De vraagstelling waarom wij eigenlijk op aarde zijn was in mijn beleving een kwestie van minuten. Ik probeerde het gesprek een andere richting te geven.
‘Zeker. Maar goed, met een telefoontje en een handvol euro’s is het nu weer helemaal in orde. Zo, ik denk dat ik maar eens ga op ruimen. Het is tenslotte al ruim na vieren. Morgen zie ik wel weer.’
‘Je komt toch nog wel terug. Ik bedoel, je maakt het toch nog wel af?’ klonk het ongerust.
‘Ja natuurlijk, zo veel is het niet meer. Heb je de tegelzetter al laten weten dat hij aan de gang kan?’
‘De tegelzetter?’
‘Ja… en degene die het sanitair komt plaatsen?’
‘De Praxis…? Die brengen het alleen maar thuis. Verder doen ze niets.’
‘En de aansluitingen en zo…? Ik begon een onbestemd gevoel te krijgen. Ik vroeg me af of ik misschien onduidelijk was geweest. Of ik misschien ongewild bepaalde verwachtingen had gewekt. Dat er dingen van mij werden verwacht, die voor mij veel te hoog gegrepen waren. Ik betreurde plotseling mijn telefoontje naar Jan mijn ex-collega, de alleskunner en vooral ook de betweter die ik zo maar even had afgewimpeld. Ik had een slag om de arm moeten houden.
‘Jacob… je gaat me toch niet in de steek laten?’
Haar opmerking sneed als een mes door mijn ziel.
‘Natuurlijk niet. Hoe kom je daar nu bij. Alleen…’
‘Gelukkig maar. Ik dacht al. Als het goed is brengen ze vrijdag het sanitair en de tegels liggen klaar om te worden afgehaald bij Jansen in de Hoofdstraat. Je weet wel, die tegelhandel naast de verfwinkel.’
‘Oh, die. Maar buurvrouw, ik red het niet alleen. Dan gaat het veel te lang duren. Dat kan ik je niet aandoen. Misschien dat we er toch wat hulp bij moeten halen.’
‘Als jij het zegt. Maar wat gaat me dat dan wel niet kosten?’ Ik meende een licht teleurstelling in haar vraagstelling te horen.
‘Dat is moeilijk te zeggen. Dat zou ik eens na moeten vragen?’
‘Als het maar niet te begrotelijk wordt. Ik heb nog wel een paar centen achter de hand, maar ik moet voorzichtig zijn. Als het zo doorgaat met de crisis en met deze regering dan kom ik straks nog te kort. Het kleine pensioentje van Leo is net genoeg om van rond te komen. Dus daarom heb ik jou ook gevraagd. Anders had ik wel een bedrijf laten komen.’
Ik realiseerde me dat ik dus tweede keus was. Dat ik in het kader van veel voor weinig was ingehuurd om de klus te klaren. Er laaide een innerlijke strijd op. Enerzijds was daar mijn gevoel van trots, gestreeld door het vertrouwen dat buurvrouw blijkbaar in mij had. Anderzijds was er ook het dubbele gevoel door de wetenschap dat zuinigheid de doorslaggevende reden was geweest voor de buurvrouw om mij deze klus te gunnen.
‘Wat mag het kosten? Waar mag ik vanuit gaan?’
‘Het moet echt niet veel meer zijn dan vijfhonderd euro…’
‘Ik zal het wel eens voor je navragen. Goed?’
‘Fijn,’ zei ze opgelucht.
Toen ik Jan belde en hem vroeg waar hij het voor kon doen zei hij dat hij eerst wilde bekijken hoeveel werk het was. Ik wist dat ik geen schijn van kans had om hem op voorhand een prijs te laten noemen, dus maakten we een afspraak voor de volgende dag.
‘Buurvrouw, mijn collega komt morgen langs,’ had ik gezegd.
‘Oh, ik dacht dat hij op vakantie was.’
‘Er is iets tussen gekomen. Dus hij wilde ons wel uit de brand helpen.’
‘Dat is heel mooi. Wel jammer van zijn vakantie. Maar een gelukje voor ons.’
‘Zeg dat wel.’
Jan is komen kijken. Hij wilde het wel doen voor vierhonderdvijfenzeventig euro.’
Ik kwam tot de conclusie dat er voor mijn beloning hooguit vijfentwintig euro aan ruimte overbleef in het door buurvrouw ter beschikking gestelde budget.
Ik heb me er overheen gezet en heb besloten om buurvrouw een mooie bos bloemen cadeau te doen als alles achter de rug is. Jan brengt vanavond alvast zijn eigen gereedschap.