De badkamer van de buurvrouw (5)

 

Het was ondertussen al aardig laat in de middag. Ik was er in geslaagd mijn ex-collega te bereiken en hij had mij beloofd om in de loop van de dag langs te komen. Hij had tot drie keer toe gevraagd of het opgegeven adres wel juist was ondanks dat ik hem evenzo vele keren toch duidelijk had uitgelegd dat het probleem bij de buurvrouw zat en niet bij mezelf. Het was de leiding van de buurvrouw, nou ja de leiding in de badkamer van de buurvrouw, die even de aandacht van een vakman vereiste.
‘Ben je aan het beunen geslagen Jacob?’ vroeg hij en ik proefde iets van sarcasme in zijn opmerking. ‘Ik kan het begrijpen,’ ging hij verder. ‘Van de hele dag maar wat rondhangen, wordt een mens ook niet vrolijk.’
Nadat ik hem vrij uitvoerig op de hoogte had gebracht over de voortgang van mijn project en de daarbij ondervonden problemen, hoorde ik aan de andere kant van de lijn een diepe zucht.
‘Dat geeft meestal het meeste gedoe. Dat gepruts. Een mens is soms een raar ding. De mensen geven kapitalen uit aan de inrichting van een badkamer, maar alleen maar aan de dingen zie ze kunnen zien. Maar niet aan leidingen en afvoer en zo… Dat komt niet zo precies.’
‘Dat zou ik niet willen zeggen. Leo, de overleden man van de buurvrouw was een prima vakman. Een kerel van stavast en hij was secuur tot op de laatste punt, wat zeg ik…tot ver achter de komma.’
‘Ja, ja…’ was zijn enige reactie.
Om mijn betoog extra kracht bij te zetten vertelde ik aan Jan, want dat was de naam van mijn ex-collega, dat mijn overleden buurman ook verantwoordelijk was voor de uitbouw en de zelfgemaakte keukenkastjes. Jan was er niet van onder de indruk.
Nou had hij mij wel eens verteld dat hij zijn huis helemaal zelf had ontworpen, getekend en gebouwd. Ik was een keer bij hem thuis geweest en ik herinnerde mij dat dat het inderdaad een mooi ruim huis was dat aan de rand van het dorp stond. Het had een statige uitstraling al vond ik het er wel wat afgelegen. Hij had mij indertijd op het hart gedrukt dat het zalig was om zo te wonen. Geen herrie en geen gedoe met buren en zo. Hij had vol trots zijn volière laten zien. Hij kweekte er kanaries in allerlei kleurtjes. De vogeltjes waren zijn lust en zijn leven. De aandacht voor zijn vrouw schoot er wel eens bij in, tenminste dat vertelde hij zelf. Jan had iets van een alleskunner over zich. Hij had overal verstand van, dat was althans de indruk die hij op iedereen maakte. Of je hem nou iets vroeg over de politiek of om raad vroeg bij het invullen van het belastingformulier, advies bij het verbouwen van de garage of het aanleggen van stroom naar de schuur, Jan stond altijd klaar met een gedegen en onderbouwd advies. Ik was daarom in eerste instantie ook blij dat hij voorstelde om mij in het verdere verloop van mijn badkamerproject te ondersteunen. Hij vertelde mij dat hij op het moment toch niet veel om handen had.
‘Ga je niet meer op vakantie? Jullie gingen toch altijd naar Spanje?’ vroeg ik belangstellend.
Het bleef even stil.
‘Nee, ik heb dat vakantiehuisje niet meer. Ik heb het verkocht. Zo alleen heb je er ook niets te zoeken…’
Zijn antwoord bracht me even van slag.
‘Hoezo… alleen? Je vrouw is toch niet…?’
‘Nee, dat niet, maar ze heeft een maand of vijf geleden haar koffers gepakt. Ze zei dat ze het zat was. Ze noemde me een eigenwijze eigengereide zeurkous. Ze is naar haar jongste zuster gegaan, die in Rotterdam woont. Ze zei dat ze er niet meer tegen kon.’
‘Tegen jou…?’
‘En tegen de kanaries…en zo.’
‘Oh, soms gaat dat zo,’ was het enige wat ik uit kon brengen.
‘Ja,’ klonk het kortaf. ‘Soms wel ja.’
Het bleef even stil.
‘Het is niet anders. Meer kan ik er ook niet van maken. Maar ja, ik heb nu in ieder geval wel wat meer tijd. Daar heb jij geluk bij. Daarom kan ik je ook met dat badkamertje helpen…’
‘Zeker. Dat kun je wel zeggen. Fijn dat je dat even wilt doen.’
‘Ik weet niet of het veel werk is, maar dat zie ik vanmiddag wel. Daar komen we wel uit. Ik zal een mooi prijsje voor je maken.’
Ik wilde protesteren. Hem laten weten dat dit eigenlijk niet de bedoeling was. Dat ik het eerst met mijn buurvrouw wilde overleggen. Maar ik kwam niet over. Hij hoorde me niet, of hij wilde mij niet horen.
‘Nou, tot vanmiddag dan. Ik zal in ieder geval alvast wat spullen meebrengen. Ik werk alleen met mijn eigen materiaal. Dan weet je wat je hebt en anders weet je het maar nooit. Wat mensen soms voor rommel hebben… ongelofelijk. Nou gegroet.’ De verbinding werd verbroken.
Ik voelde me ongemakkelijk en ik wist niet goed wat ik ermee aan moest. Ik voelde aan mijn theewater dat een samenwerking tussen Jan en mezelf gedoemd was om volledig te mislukken. Want opeens wist ik het weer. Jan was een prima kerel, maar wel op afstand en in vrijblijvende situaties. Het zweet brak me uit bij de gedachte dat hij mij opdrachten zou geven. Zijn commentaar op mijn geklungel zou inslaan als bliksem in de kerktoren. Zijn terechtwijzingen, zijn driftige reacties op alles wat ik vol overgave zo goed mogelijk probeerde te doen, maar in zijn ogen geen genade zou kunnen vinden.
Ik nam de telefoon en toetste opnieuw zijn nummer in. Ik kreeg de voicemail.
‘Dag Jan…Hier Jacob. Het kan vanmiddag helaas niet door gaan. We moeten weg. Er komt even iets tussen. Het wordt even anders opgelost. Maar in ieder geval bedankt. Ik bel je nog wel.’
Ik voelde dat ik kleurde. Ik hoopte toch zo dat hij mijn berichtje op tijd zou afluisteren en niet plotseling op de stoep zou staan met een hele verzameling materiaal.
Even later hoorde ik de buurvrouw.
‘En…?’
‘Hij stond op het punt naar Spanje te vertrekken. Jammer, maar ik zal wel even een loodgieter bellen…’