De badkamer van de buurvrouw (4)
De koffie stond nog niet klaar. Althans niet voor mij. Ik moest het me hebben verbeeld. Ik kon me ook niet voorstellen dat ze mij met “lieverd” zou aanspreken, of beter had aangesproken. De gebeurtenissen hadden blijkbaar een wissel getrokken op mijn gevoel voor de werkelijkheid. Misschien dat het stof in combinatie met de aanzienlijke hoeveelheid water een negatieve uitwerking had op mijn verstandelijke vermogen? Al dan niet tijdelijk. Buurvrouw Jannie maakte zich op onverstoorbare wijze de inhoud eigen van de reclamefolders. Er lag een vrij grote stapel voor haar, naast haar kopje koffie. Ik ging behoedzaam tegenover haar zitten in afwachting wat er te gebeuren stond. Na een aantal minuten, tenminste zo lang leek het te duren zette ze haar leesbril af en legde ze de stapel folders met veel gevoel voor nauwkeurigheid recht.
‘Dan zal ik eerst maar eens koffie voor je inschenken. Denk je wel dat het nog allemaal goed gaat komen? Het is wel een zooitje geworden.’
Het klonk streng. Ondanks dat Leo in mij was, maakte zich wederom een zekere mate van onzekerheid van mij meester. Toen ik het kopje met koffie dat buurvrouw ondertussen voor mij had ingeschonken vastpakte, bleek mijn linkerhand allesbehalve stabiel. Een deel van de inhoud, welleswaar een beperkte hoeveelheid, druppelde over de rand van het kopje.
‘Sorry,’ zei ik, maar dat was wel een heel summier excuus. Ik had door mijn ongecontroleerde actie het spierwitte tafelkleed voorzien van een aanzienlijke hoeveelheid bruine spatten. Meer dan ik in eerste instantie had verwacht. Want in mijn beleving viel het eigenlijk wel mee. De hoeveelheid koffie die buiten de oevers van mijn kopje was getreden leek in eerste instantie echt niet veel meer dan een paar uit de kluiten gewassen druppels.
‘Het is niet je dag vandaag Jacob…’ Op het analytische vermogen van mijn buurvrouw viel niets aan te merken. ‘Misschien is het beter dat je het vandaag maar even laat voor wat het is. Misschien dat je er morgen wat beter in zit.’
Vooral haar laatste opmerking was op meerdere manieren uit te leggen. Maar in eerste instantie was het voor mij duidelijk dat ze hoopte dat de situatie zich positiever voor mij zou ontwikkelen. Tot nu toe zat ik alleen maar in de rotzooi, in de puree en in de kleren van wijlen Leo.
‘Dat hoop ik ook. Maar ik denk dat ik het toch nog maar even ga proberen. Als ik mijn koffie op heb wil ik toch nog even een paar uurtjes door. Ik heb het gevoel dat het nou wel allemaal een stuk gemakkelijker gaat.’
Buurvrouw Jannie keek me aan. Ik zag een blik vol ongeloof.
Ik wist ook niet goed te verklaren waarom ik nu, zo maar ineens dacht dat het allemaal beter zou gaan. Er was eigenlijk geen enkele aanleiding voor. Natuurlijk, een groot deel van het sloopwerk had ik achter de rug, maar er moest nog wel een behoorlijk aantal tegels worden verwijderd, waarvan het grootste deel zich rondom twee kranen bevond. Ik realiseerde me dat deze omgeving best eens een gebied zou kunnen zijn vol met boobytraps en bermbommen. Een verdedigingszone, die Leo zorgvuldig had aangelegd met de bedoeling om vernielers van zijn werk af te schrikken, in ieder geval het leven zuur te maken. Het zou zomaar kunnen. Er ging een huivering door me heen bij de gedachte dat ik mijn buurvrouw opnieuw zou moeten teleurstellen.
‘Ken je niemand die de kapotte leiding even dicht kan solderen?’
Ik schrok van de stem van de buurvrouw. Ik was met mijn gedachten volledig bij Leo.
‘Je moet het wel even rap laten repareren, want nu heb ik nergens meer water. Toevallig zat er nog wat in het koffiezetapparaat, anders hadden we zelfs geen koffie meer gehad.’
Er klonk een hoge mate van verwijt door in haar opmerking.
‘Misschien dat een oud collega van mij ons even kan helpen. Tenminste als hij thuis is. Meestal gaan ze rond deze periode een aantal maanden naar Spanje. Daar hebben ze een huisje. Ze hebben een aantal jaren geleden een mooi prijsje in de staatsloterij gewonnen. Je moet maar geluk hebben. Het waren dan wel geen miljoenen, maar genoeg om er een leuk vakantieverblijfje aan over te houden. Zal ik hem even bellen…?’
De buurvrouw keek me aan.
‘Dat lijkt me een goed plan Jacob en anders moeten we maar een loodgieter bellen. Maar dat zal wel niet goedkoop zijn.’
Ik voelde dat ze de aansprakelijkheid volledig bij mij wilde neerleggen. Ze zei nog net niet dat het niet goedkoop voor mij zou zijn, maar ik wist zeker dat ze dat eigenlijk bedoelde.
‘Heb je mijn mobiel ergens gezien?’ vroeg ik. Ik wilde nu spijkers met koppen slaan.
‘Waar heb je die neergelegd?’
‘Eh, die zat in mijn broekzak?’
Het gezicht van de buurvrouw werd rood. Daarna meende ik te zien dat het weer verbleekte.
‘Jacob… ik ben bang dat eh… Hij zit nog steeds in je broekzak.’
‘En waar is mijn broek?’
‘In de wasmachine…’ zei de buurvrouw nauwelijks hoorbaar.
‘In de wasmachine…’ herhaalde ik. Dat ik het wat hard aanzette vond ik eigenlijk wat flauw maar vooral overdreven van mezelf. Dat was niet nodig geweest.
Buurvrouw knikte.
‘Dan zal hij het wel niet zo goed meer doen…’ zei ik met gevoel voor dramatiek.
‘Dat denk ik ook niet,’ klonk het timide.
De onzekerheid was opeens uit mijn lijf verdwenen. Het stond weer gelijk. Onbeslist. Een tegen een. Een geruïneerde badkamer tegen een geruïneerd mobiel. Soms zit het mee.