De badkamer van de buurvrouw (3)
Het was zover. Ik had alle moed bij elkaar geraapt en stond voor de voordeur van de buurvrouw. Bijna op de drempel van een niet in te schatten avontuur. Een druk op de bel en achter de groene deur wachtte de grote uitdaging. Het gaf me een onbestemd gevoel en om eerlijk te zijn had ik nauwelijks vertrouwen in een goede afloop. Vraag me niet waarom.
Buurvrouw Jannie maakte met een zwaai de voordeur open.
‘Ik dacht wel dat jij het was,’ zei ze. ‘Je bent mooi op tijd. Als het even meezit kom je misschien vandaag nog wel een heel eind.’
Ik knikte braaf en meer zat er niet in.
‘Ik heb alles al voor je klaar gelegd,’ zei buurvrouw en ze maakte daar een gebaar bij wat ik niet begreep. En wat ze met “alles” bedoelde was mij ook niet duidelijk, maar ik ging er maar vanuit dat zij in ieder geval wist waar ze mee bezig was. En inderdaad toen ik op de plaats des onheils was aangekomen lagen er beitels, een hamer werkhandschoenen, stofkapjes, pleisters, een veiligheidsbril en veger en blik. Ook had ze drie emmers voor me neer gezet.
‘Daar kan het puin in,’ vertelde ze droog.
Mijn voorstellingsvermogen is groot, maar haar veronderstelling dat de inhoud van deze drie emmers voldoende ruimte zou bieden voor de door mij te produceren hoeveelheid puin, leek me niet reëel.
‘Ik denk dat we wel wat meer puin hebben dan dat in deze drie emmers past,’ merkte ik voorzichtig op.
‘Dat denk ik ook wel,’ was het antwoord dat ik kreeg. Ze sprak het zonder blikken of blozen uit.
Een slechtere start kon ik me niet indenken. Mijn zelfvertrouwen bij aanvang van deze klus was al niet groot en werd er door mijn onbenullige opmerking niet beter op. Enfin, er was geen terugweg meer.
Ik had een oude broek en een oud T-shirt aangedaan, want ik ging er maar vanuit dat het behoorlijk stoffig zou kunnen worden. Nadat ik het mondkapje en de veiligheidsbril had opgezet, deed ik de werkhandschoenen weer aan. Inderdaad weer aan, omdat het was lastig bleek om met werkhandschoenen aan het mondkapje en de veiligheidsbril goed op de plaats te krijgen. Dus had ik mijn werkhandschoenen weer even uitgedaan. Zowel de veiligheidsbril als de handschoenen waren overigens wel een maatje of wat te groot.
‘Passen ze?’ vroeg de buurvrouw nog.
‘Net aan…’ antwoordde ik terwijl ik nog in gevecht was met de rechterhandschoen.
‘Ik was er al bang voor. Leo was een stevige vent. Jij bent veel fijner gebouwd.’
Ze zei dat met een apart ondertoontje. Of ze eigenlijk wilde zeggen dat ze vond dat ik door mijn ouders in elkaar geknutseld was en dat ze wel kon begrijpen dat mijn verwekkers nooit echt enthousiast waren geweest over het uiteindelijke eindresultaat.
‘Nou dan laat ik je maar alleen. Als je iets nodig hebt moet je maar roepen. Ik heb nog van alles te doen.’
Ze draaide zich om en liet mij alleen in de leeggeruimde badkamer.
Ik pakte vakkundig maar vooral stevig een van de beitels beet en probeerde met de hamer een begin te maken. En dat viel niet tegen. De tegels hadden het blijkbaar na zoveel jaren ook wel gezien en kwamen bereidwillig, zonder al te veel inspanning van mijn kant, los van de wand. Als rijpe peren van de boom. Het ging voortreffelijk en ik kreeg er steeds meer zin in. Het werd wel wat stoffig, maar dat mocht de pret niet drukken. Op een gegeven moment kwam ik aan op een plek waar het even wat lastiger ging. Het leek er op dat hier een tegellijn van superieure kwaliteit was gebruikt. Stukje voor stukje, beetje voor beetje sprongen de stukjes tegel van de muur. Het leek wel of er staal in zat. Ik besloot om nog maar eens flink kracht te zetten. En wat ik al veronderstelde bleek waar te zijn. Ik hoorde en zag mijn beitel afketsen op iets metaalachtig wat onder de tegel te voorschijn kwam, direct gevolgd door een sissend geluid. Een flinterdunne waterstraal spoot langs de muur omhoog. Tegen het plafond. Dat duurde slechts een paar seconden en het straaltje groeide uit tot een volwassen straal. Voordat ik goed en wel wist wat er gebeurde spoot een enorme hoeveelheid water in mijn richting. Ik probeerde met mijn linker wijsvinger het tij te keren, maar er was geen houden meer aan. Paniek, heel grote paniek maakte zich van mij meester. Ik schreeuwde hulp en om de buurvrouw, maar ik hoorde niets. Geen enkele reactie. Ik werd niet gehoord. Ik weet nu wat Jantje Brinkers voelde toen hij met zijn duimpje probeerde het water in de dijk tegen te houden. Er was ook voor mij geen houden aan. Mijn broek en T-shirt waren ondertussen door en door nat en de hoeveelheid water in de badkamer nam zienderogen toe. In combinatie met het puin en de hoeveelheid stof werd het een onbeschrijfelijke janboel. De veiligheidsbril, die ik mrt kunst en vliegwerk had geprobeerd af te zetten was blijven hangen achter mijn linkeroor en tot overmaat van ramp zat het pootje ook nog verstrikt in het elastiek van mijn mondkapje. Er dropen dikke tranen slijk van mijn gezicht en wat ik ook probeerde er was nog steeds geen enkel geluid waar te nemen dat wees op enige activiteit van de kant van de buurvrouw. Het water stond tot aan mijn lippen. Spreekwoordelijk dan.
Ik probeerde uit alle macht nog maar eens de aandacht te trekken van mijn opdrachtgeefster en tenslotte had ik succes. Ik hoorde de kamerdeur en de buurvrouw.
‘Wat is er aan de hand Jacob…? Lukt het een beetje?’
‘Buurvrouw, wil je alsjeblieft eerst even de hoofdkraan van de waterleiding dichtdraaien…’
‘Wat is er gebeurd….?’
Voordat ik het wist stond ze in de deuropening en ze keek me aan of ze water zag branden. Nou ja, in ieder geval of ze water zag en dat was ook zo. Heel veel. En met midden daarin een verzopen modderige beunhaas, een charlatan met twee linkerhanden
‘Waar zit dat ding?’ vroeg ze paniekerig.
‘Bij de voordeur onder de mat.’
Ze liep weg om zich even later weer te melden.
‘Ik krijg dat ding niet dicht hoor. Die kraan zit zo vast als wat. Hij lijkt wel vastgeroest.’
‘Draai je hem wel de goede kant op?’ vroeg ik.
Ze keek me met een valse blik aan, maar vervolgens liep ze weer weg van de plek des onheils.
Een moment later werd de straal water een straaltje om tenslotte helemaal op te drogen.
‘Het is gelukt…’riep ik.
Een momentje later meldde de buurvrouw zich weer.
‘Tjonge, wat heb jij er een puinhoop van gemaakt.’ Het klonk als een vonnis.
‘Er zat een verborgen afgedopte leiding achter een van de tegels. Ik moet het dopje hebben geraakt met mijn beitel. Ik weet niet wie zoiets verzonnen heeft, maar het is niet erg handig geweest om dat zo te maken.’
Buurvrouw keek nog maar eens rond en kon alleen maar vaststellen dat haar badkamer in een mum van tijd door mij was omgetoverd in een ondergelopen bouwval.
‘Mijn Leo was anders heel secuur in die dingen. Die maakte vakwerk. Ik denk dat je veel te lomp bent geweest.’
Het was duidelijk. Het was mijn fout. Terwijl ik nog na stond te druppelen stelde ze voor om andere kleren voor mij te halen. Ze had nog wel wat liggen. Misschien wel iets te groot, maar zo kon het ook niet.
Even later stond ik in het ondergoed en de overall van wijlen Leo en het voelde of Leo mijn leven had overgenomen. Of zijn geest zich meester had gemaakt van mij en mijn lichaam. En erger, nu wist ik het zeker. Het was mijn fout geweest dat ik de leiding had geraakt. Leo was een vakman eersteklas.
‘Er is koffie lieverd…’ hoorde ik Jannie roepen.