De zus van de buurvrouw 

 

Ik heb nooit geweten dat ze er een had. Ze had het me ook nooit verteld.
Ze zei dat het dan waarschijnlijk nooit ter sprake was gekomen en ik kon haar daar alleen maar gelijk in geven. Ze zou de volgende dag arriveren. De oudste en enige zus van mijn buurvrouw. Ze woonde in een klein dorpje in de buurt van Kleef, net even over de grens bij Nijmegen.
‘Annelies was verliefd op Helmut en is vlak na de oorlog met hem meegegaan naar Duitsland. Onze ouders vonden het eigenlijk maar niks. Je weet wel… die anti Duitse sentimenten na de oorlog.’
Ik knikte dat ik het begreep.
‘Onze Annelies heeft zich er nooit iets van aangetrokken. Zelfs toen ze niet meer welkom was en door de hele familie met de nek werd aangekeken. Nou ja bij wijze van spreken dan…’ Buurvrouw zuchtte eens diep.
‘Ze was altijd al een beetje apart. Ze deed waar ze zin in had. Zo heeft ze in het verzet gezeten en heeft ze jarenlang in de opvang van daklozen gewerkt.’
‘Daar is toch niks verkeerd aan…’ zei ik.
‘Nee, dat is ook wel zo, maar toch niet direct iets voor een meisje uit een plattelandsgezin. Mijn vader en mijn moeder snapten er niets van en zeker niet toen Annelies naar Rotterdam vertrok. Maar op zich is het wel goed gekomen met haar. Helmut was geen verkeerde vent…’
‘Was…?’
‘Ja, hij is een jaar of vijf geleden overleden aan kanker. Longkanker. Hij rookte ook veel te veel. Van die dikke sigaren. En hij dronk ook nog regelmatig een stevig glas. Hij zou de vijfde mei drieëntachtig zijn geworden. Eigenlijk best een vreemde datum voor een Duitser om jarig te zijn. Het was voor ons altijd moeilijk om hem te feliciteren.’
‘Jarig is jarig…’ antwoordde ik.
‘Ja, dat kun je zo wel even snel zeggen, maar voor mijn familie lag dat gevoelig. Mijn vader kon Helmut niet zo goed velen. Hij moest hem niet zo. Niet om de man zelf, maar vooral omdat hij een Duitser was. Mijn vader moest er niets van hebben. Mijn moeder die probeerde het nog wel, maar echt geaccepteerd hebben ze hem niet.’
‘Dat zal voor je zus ook niet prettig zijn geweest.’
‘Nou, Annelies vond het wel prima. Die ging toch haar eigen weg. Ze stoorde zich niet zo aan ons. Er gingen soms jaren voorbij voordat we elkaar weer eens zagen. Ze zei dat ze het niet miste.’
‘En nu is het weer goed? Ik bedoel nu gaat het weer beter tussen jullie?’
‘Jawel, hoor de laatste jaren hebben we regelmatig contact. We bellen meestal een keer in de maand met elkaar. Of er moet wat bijzonders zijn, maar dat is het meestal niet.’
‘Je bent en blijft toch zussen…’ probeerde ik, want ik wist ook niet zo goed wat is er op moest zeggen.
‘Ja, zo is het wel. Je bent samen opgegroeid en je bent toch van hetzelfde bloed, om het zo maar eens te zeggen.’
Buurvrouw veegde over haar jurk alsof ze er denkbeeldige kruimels van af wilde vegen.
‘Ik ben best een beetje zenuwachtig,’ zei ze met zachte stem.
‘Het is toch je zus waarom zou je…?’voegde ik haar toe.
‘Ik weet het niet. Nou ja, ze blijft een paar nachten bij me slapen, maar om eerlijk te zijn zie ik er best tegen op.  Ik ben zo bang dat we elkaar niets te zeggen hebben. Dat het ongezellig wordt.’
‘Als je je best doet buurvrouw en er voor open staat zal het best allemaal meevallen.’
‘Maar het is zo lang geleden…’
‘Reden te meer om er eens samen ruim de tijd voor te nemen.’
‘Ja, ja jij hebt gemakkelijk praten…’spartelde ze tegen.
‘Gewoon jezelf zijn buurvrouw…’ hoorde ik mezelf zeggen.
Ze knikte.

De volgende dag zag ik buurvrouw in de supermarkt.
‘En…?’ vroeg ik belangstellend.
‘Het is heel gezellig zo met ons tweetjes. Annelies drinkt elke morgen vers geperst sinaasappelsap dus ik haal even vlug perssinaasappels…’
‘Nou nog veel plezier samen,’ zei ik en ik ging verder met mijn eigen boodschappenlijstje.
‘Nou ik vertel je nog wel hoe het is verlopen. Daag.’
De buurvrouw klonk opgelucht.
Beste lezer. Sinds enkele dagen weet ik dat ik een echte fan heb. Het voelt goed om een fan te hebben. Iemand die plezier beleeft aan hetgeen ik elke week bij elkaar fantaseer en produceer. Een fan, daar moet ik zuinig op zijn. Dat realiseer ik me maar al te goed. Ik ben er zeker van dat mijn fan dit ook zal lezen en het minste wat ik kan doen is het allereerste verhaal van Henneman aan hem op te dragen.
Beste Aad, “Pudding” is het allereerste schrijfsel, maar was tot nu toe nog niet gepubliceerd. Waarom…? Geen idee. Of misschien heb ik wel onbewust gewacht tot dit mooie moment. 

Pudding
Ik moet een jaar of zestien zijn geweest. Mijn moeder was een dagje uit winkelen. Het gevolg van haar onderneming was dat mijn vader en ik op ons zelf waren aangewezen. Mannen onder elkaar. Een van onze uitdagingen was het produceren van een maaltijd of in ieder geval van iets eetbaars. Na een kwartiertje van intensief beraad waren we het er over eens dat een van ons beiden een taak had in de keuken. Ik leek hiervoor de meest aangewezen persoon te zijn. Gelukkig was er volledige overeenstemming dat met een simpel gerecht kon worden volstaan. Het opleidingsniveau op het culinaire vlak van zowel mijn vader als ondergetekende was te verwaarlozen. Beter gezegd, er was hier sprake van geen enkel niveau. Mijn vader had nog wel op een goede dag geprobeerd spruitjes, zo van de koude grond verteerbaar te krijgen, maar de hoeveelheid zand en andere ondefinieerbare zaken deden in hoge mate afbreuk aan de smaakbeleving van het gerecht. De aardappelen waren gelukkig wel van hun schil ontdaan, alleen was het jammer dat er bij elk exemplaar sprake was een grote hoeveelheid diepe donkere starende ogen. Volgens mijn vader kon dat niet anders omdat de natuur zich niet laat verloochenen. Ergo, mijn uitverkiezing was eigenlijk ook vanuit deze eerdere ervaringen vrij logisch. Maar goed dit terzijde. Na overleg met mijn vader was de keuze gevallen op het gerecht dat het beste aansloot bij mijn vaardigheden en dat in een pakje Koopmans pannenkoekenmeel zat. De hoeveelheid leek mij echter niet voldoende om daarmee onze honger volledig te kunnen stillen. Dankzij het scherpe inzicht van mijn vader die mij op het hart drukte dat meel, meel is en dat het dus geen enkel probleem was om een geringe hoeveelheid toe te voegen uit een pak waarop “custard” stond vermeld, kon ik verder met het ten uitvoer brengen van mijn plan. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik nog wel mijn bedenkingen had, zeker toen ik probeerde met een zestal eieren, een halve liter water en met een even grote hoeveelheid melk een soort van beslag te maken. Het leek niet op datgene dat ik wel eens gezien had tijdens een van de kooksessies van mijn moeder. Na een kwartiertje intensieve inzet van de mixer ging ik er van uit dat het brouwsel gebruiksklaar was. Gereed om naar de koekenpan te worden overgeheveld. Het vuur onder de pan deed zijn werk en de boter was vrij snel aan de bruine, zeg maar aan de zwarte kant. Mijn vader vroeg bezorgd vanuit zijn luie stoel in de zitkamer of ik alles onder controle had. Ik kon hem geruststellen. Mijn mengsel deed het prima in de pan. Het was alleen nog een kwestie van even omdraaien. Ik had gelukkig ook ooit gezien dat mijn moeder daar een soort van grote spatel voor gebruikte. Na enkele minuten van intensief recherchewerk vond ik het gereedschap in een keukenla. Op zich ook wel logisch dat het daar lag. Ondertussen had het vuur onder de pan zijn werk gedaan. Eigenlijk was het even iets te veel van het goede. Het was moeilijk de juiste kleur vast te stellen toen ik mijn pannenkoek had omgedraaid. Wat het een lichte tint van zwart of een donkere tint van bruin? Bovendien was het geval bij het omdraaien uit elkaar gevallen. De foto op de verpakking kwam in ieder geval niet in de richting van het gerecht dat in mijn koekenpan lag na te smeulen. Na een korte vertwijfeling besloot ik het gedrocht op een bord te draperen en dit vervolgens dan toch maar aan mijn vader aan te bieden. De overmatige hoeveelheid poedersuiker verzachtte de aanblik. Toen mijn moeder twee dagen later pudding wilde maken, vroeg ze of ik wist waar de custard gebleven was. Ik haalde mijn schouders op en zei achteloos dat we er pannenkoeken mee hadden gemaakt. Ze keek me aan en vroeg me; ‘Smaakt dat…? Gebakken pudding...?’ Ik vertelde haar dat mijn vader niet had geklaagd. Ikzelf had die avond drie boterhammen met kaas gegeten.