Verkiezingen 1
De man die naast me op het bankje zat wist het zeker. Hij keek nog maar eens om zich heen. Het leek wel of hij er zeker van wilde zijn dat er niemand was die meeluisterde.
‘Kijk,’ zei hij. ‘Het is allemaal uit de hand gelopen. Ze hebben er een rotzooi van gemaakt. Dat komt door al dat gedoe met faceboeken en twitteren en zo. Mensen kunnen niet meer communiceren. Ze weten elkaar niets meer te vertellen. Ze durven elkaar niet meer in de ogen te kijken meneer.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Neem nou die gasten in de tweede kamer. Ze worden gekozen en daarna hoor en zie je ze niet meer. En als er dan eentje uit zijn hol komt dan kwettert ie er op los. Als een kip zonder kop. Geen enkel gevoel meer met de werkelijkheid. Dan is het toch ook geen wonder dat mensen niet meer weten waar ze aan toe zijn. Wie zo moeten kiezen. Draaikonten zijn het meneer… ze lullen met alle winden mee. De hele maatschappij gaat naar de donder. De een is nog een grotere hufter dan de ander. Fatsoen kennen ze niet meer meneer. Als je toch die jeugd van tegenwoordig hoort. En dan op de teevee… Tjonge wat daar allemaal niet wordt verteld en wordt uitgezonden. Ze weten van gekkigheid niet meer wat ze moeten laten zien. Geloof me meneer, dit gaat nog eens goed fout aflopen. En maar bezuinigingen… ze maken alles kapot. Alles waarvoor wij, u en ik meneer, hebben gewerkt helpen ze naar de kloten. Sorry voor het woord. Straks moeten de bejaarden hun eigen bed opmaken geloof me. En hun eigen kamer stofzuigen en…’
Hij onderbrak zijn betoog toen hij een vrouw met een rollator zag naderen.
‘Dag mevrouw, lekker weertje,’ zei hij op een allervriendelijkste toon.
De vrouw keek hem aan.
‘Zeker heren, ik denk ik loop maar eens even door het park,’ antwoordde ze en vervolgde haar weg.
‘Zo kan het ook,’ zei mijn bankgenoot. Ik knikte.
‘Die dingen worden ook niet meer vergoed,’ en hij wees in de richting van de rollator. ‘De mensen moeten het zelf allemaal maar uit zoeken. Nee meneer, ik zie het somber in. Ik zou ook niet weten op wie ik moet gaan stemmen. Echt niet. Ze beloven nu van alles en straks als ze alle stemmen binnen hebben dan zijn ze al die beloften de volgende dag al weer snel vergeten. Ze spelen mooi meer meneer, van onze centen. Ik moet nog een paar jaar, maar misschien nog wel langer. Mijn centen raken al aardig op. Toen mijn vrouw is overleden heb ik gelukkig nog wat opzij kunnen leggen van het geld van de verzekering. Anders was ik allang failliet geweest. Maar die gasten van de belasting, ja die weten je wel te vinden. Ik had het beter in een ouwe sok kunnen doen. Maar ja, het is nou eenmaal zo. En trouwens ze weten toch al alles van je. Dat komt door al die computers meneer. Ze drukken op één knopje en ze weten wat je hebt, waar je bent en wat je doet. Geloof me meneer, er is niets meer geheim. Ze gunnen ons geen enkele privacy meer.’
Hij keek nog maar eens het park rond.
‘Het is moeilijk om het voor iedereen goed te doen,’ probeerde ik.
‘Meneer hou toch op. Dat zeggen die gasten ook altijd. Ze moeten eens een beetje meer respect hebben voor de gewone man. Die is altijd al het pispaaltje geweest. Uitgezogen… ja de kruimels, die mochten we hebben. Vroeger had je tenminste partijen en bonden die voor de gewone man opkwamen. Het is allemaal weg meneer. Ieder voor zich en God voor ons allen. Wie kent zijn buurman nou nog?’
‘Ik…’ zei ik timide.
‘Ja,’ reageerde hij en er zat een lichte irritatie in zijn stem. ‘Ik bedoel bij wijze van spreken…’
‘Oh…’ antwoordde ik.
Hij stond op.
‘Zo, nou ga ik maar weer. Het was mij een genoegen meneer om eens met u van gedachten te wisselen over het wel en wee van de huidige maatschappij. Ik zal vanavond nog maar eens de kieswijzer op internet invullen. Gisteren kwam ik op de PVV uit. Misschien dat het vandaag weer wat anders is. Je kunt niet weten.’
Hij stond op het klopte de broodkruimels van zijn broek.