De bezuinigingen 8 (Crisis)

 

‘Ik heb deze week een paar programma’s gevolgd waarin volgens de presentator de nieuwe kopstukken van de komende verkiezingen hun zegje konden komen doen. Nieuwe spelers, oud spel. Meer kon ik er niet van maken.
Hetzelfde gedraai, dezelfde indirecte antwoorden, alleen de gezichten en de stemmen zijn anders. Geen oplossingen, maar beperkingen en corrigerende maatregelen. Ik stelde me serieus de vraag of ik naar een herhaling van een of ander oud programma zat te kijken,’ was het antwoord van de man naast me op het bankje bij het hondenlosloopveldje op mijn vraag wat hij van de huidige politieke toestand dacht. Ik probeerde voor mezelf zijn antwoord in een paar kernpunten samen te vatten, maar ik slaagde daar niet in.
De man naast me was de eigenaar van een golden retriever. Een mooi beest, de hond dan, bedoel ik. Micky was er niet zo gecharmeerd van, hoewel de golden retriever een vriendelijke en verdraagzame indruk op mij maakte.
‘Ze moeten elkaar niet zo, tenminste die van jou moet die van mij niet zo,’ stelde mijn medebankzitter vast.
‘Da’s nooit anders geweest. Zolang ik hier kom moeten ze niets van elkaar hebben. Ze pruimen elkaar gewoon niet. Vraag me niet waarom, meneer. Ik kan het je niet vertellen. Het zijn soms net mensen. Dat zie je ook met die lui in Den Haag. Ze doen net alsof. Maar als het er op aan komt dan moeten ze elkaar niet. Net als die van jou en die van mij,’ mopperde de man.
‘Nou, ik weet het niet. Misschien valt het wel mee,’ zei ik voorzichtig.
‘Nee meneer, het valt nooit mee, geloof me. Ik volg al jaren dat zooitje en het wordt steeds erger. Ze huichelen wat af.’
Hij werd kwaad, tenminste daar leek het op en gezien zijn postuur en de aanwezigheid van in mijn ogen enorme spierbundels leek het mij verstandig voorlopig zijn standpunt te respecteren.
‘En u meneer, wat vindt u er van?’
Ik wist dat het er nu op aan kwam.
‘Kijk,’ zei ik. ‘Ik denk wel dat ze hun best doen, maar het is allemaal best wel ingewikkeld…’ ik wachtte gespannen af of mijn antwoord een beetje paste in zijn manier van denken.
‘Dus jij vindt dat ze hun best doen?’
Het viel me op dat hij mij niet langer met u aansprak. Ik wist niet goed of dit een goed of een slecht teken was.
‘Nou ja, ik denk dat er ook wel goedwillenden tussen zitten, die nog wel iets van een gezonde ambitie en een oprecht idealisme in zich hebben.’
De man van de golden Retriever keek me doordringend aan.
‘Zo, dus dan denk jij… Nou meneer, ik geloof er helemaal niks van. Zakkenvullers, matennaaiers en meelopers zijn het.’
‘Nou, nou,’ reageerde ik.
‘Ieder mens heeft recht op zijn eigen mening,’ ging hij verder. ‘Maar dit zie je toch echt verkeerd. Mensen zoals jij zijn veel te goedgelovig. Ze kunnen jullie van alles wijsmaken. En jullie vinden alles goed. Daardoor krijgen we al die rotzooi. We moeten weer de barricades op. De zaak op zijn kop zetten. Laten zien dat het ons menens is. Niet van dat slappe mietjesgedoe.’
Ik begon de golden retriever steeds minder te vertrouwen. Er moest iets mis met hem zijn. Hij hoorde volgens mij niet bij zijn baasje.
‘Maar,’ ging hij verder. ‘Dat is nou eenmaal de politiek. Volgende week woensdag is er weer een ledenvergadering van mijn partij. Moet je maar eens komen luisteren. Het is hier in het buurtcentrum. Half acht.’
Ik zei dat het goed was maar ik durfde niet te vragen van welke partij hij was
Een ding was zeker, ik zou uitermate geschikt zijn voor een politieke loopbaan.
Wat zei hij ook al weer? Meelopers en huichelaars of zoiets?