De bezuinigingen 7 (Crisis)

 

Buurvrouw is weer een paar dagen van huis. Het is dan voor de hand liggend dat ik als uitlaatservice wordt aangewezen voor de kleine Micky. Op zich is dat ook geen enkel probleem. Het is goed voor de sociale kontakten en ook niet onbelangrijk als kleine tegemoetkoming voor het structureel gemis aan gezonde lichaamsbeweging. Micky is bij uitstek geen duurloophond. Hij houdt meer van korte rustige wandelingetjes. Ik kan me daar wel in vinden. De driehonderd meter naar het hondenuitlaat- respectievelijk losloopterrein zijn voor ons beiden de grens. Gelukkig heeft een van de bedenkers van deze gemeentelijke service ook het idee omarmd dat het handig zou zijn indien er bankjes aanwezig zouden zijn, zodat er tijdens de vrije oefeningen van de hondenbeesten  kan worden toe gezien op een ordentelijk verloop van de exercitie. Micky is verdraagzaam en sociaal. Hij is een echte hondenliefhebber en is voortdurend op zoek naar gelijkgestemde medesoortgenoten, die onder andere bereid zijn om samen met hem het halve veld af te snuffelen. Maar goed dit terzijde.
Gisterenmiddag was het weer zo ver. Micky, die overigens ook bij mij logeert was toe aan zijn plaspauze, zijn sanitaire stop, zijn p&p moment. Het zonnetje maakte het allemaal nog zonniger. Het was stil op het hondenfestivalterrein.
Slechts een donkerbruin tekkelachtig gedrochtje wandelde door het te lange gras. Micky had hem gespot en rende er in volle galop op af.
‘Hij doet niets,’ hoorde ik achter me. Vanuit het niets was een man van rond de veertig verschenen.
‘Die van mij ook niet,’ was alles wat ik op dat moment wist te bedenken.
‘Ik heb u hier nog niet vaak gezien,’ zei de man. ‘Volgens mij is dat Micky van mevrouw Jannie, die u daar bij u heeft,’ ging hij onverstoord verder.
Dat het Micky was, was zonder meer een keiharde waarheid, maar dat de eigenaresse mevrouw Jannie werd genoemd was mij onbekend. Ik kende haar alleen als mevrouw van Kempen.  Zo gauw ze terug was zou ik haar daar op aan spreken, ten minste dat nam ik me voor. Ik zou wel eens willen weten waarom ze mij Jacob noemde terwijl ik niet eens wist dat ze Jannie heette. Ik voelde me achtergesteld zeker ten opzichte van de onbekende man van het tekkelachtige bruintje, dat ondertussen wel het totale p&p programma had afgedraaid en nu op het punt stond om nog wat rek- en strekoefeningen te doen, daarbij dankbaar gebruik maken van Micky van mevrouw Jannie.
‘Micky is toch geen teef?’ zei de man. Het klonk zo banaal.
‘Nee hoor, het is een mannetje, voor zover ik er verstand van heb,’ antwoordde ik.
De man keek mij aan.
‘Een reu bedoel je zeker.’ Het klonk streng en belerend.
‘Het is allemaal wat,’ ging hij ongevraagd verder. ‘Gisteren hebben ze je nodig vandaag kun je thuisblijven. En ze blijven maar roepen  dat het niet anders kan, dat het crisis is. Dat we in een recessie zitten. In zwaar weer. Je wordt er gek van. Maar wij zitten er mee.’
‘Dat zeker,’ vulde ik aan.
Hij keek niet op of neer.
‘Ze doen maar, ze schrijven je af en ze gooien je buiten alsof je oud vuil bent.’
‘Zeg dat wel. Ikzelf ben ook net mijn baan kwijt. Tenminste na de vakantie hoef ik niet meer terug te komen,’ klaagde ik met hem mee.
‘Dat is vervelend meneer, maar zo doen ze dat tegenwoordig. Geen greintje respect meer voor de werkman.’
‘Gelijk heb je, maar zeg maar Jacob,’ voegde ik joviaal toe aan zijn statement. We waren tenslotte lotgenoten.
‘Oké Jacob, zeg maar Piet,’ antwoordde hij.
Ik knikte en er klonk een zekere mate van verbondenheid door in mijn reactie.
‘Ja Piet, zo gaat dat. En waarom ben jij ontslagen?’ vroeg ik vol belangstelling.
Piet keek mij wat raar aan.
‘Nee, daar gaat het niet om. Ik heb nog volop werk. Maar ik maak me wel zorgen,’ zei hij.
‘Maar goed,’ ging hij verder. ‘Ik zal maar weer eens verder gaan. Ik heb vanavond weer dienst. Dat is het nadeel van werken in ploegen Jacob?’
‘Zeker,’ zei ik en ik voelde me toch een beetje verraden.
‘Kom Kareltje, baasje moet weer aan de slag, iemand moet het werk doen,’ zei hij en ik proefde een bepaalde hatelijkheid in zijn opmerking. Maar het kan ook zijn dat ik me dat verbeeldde.