De bezuinigingen 5 (Crisis)


De laatste dagen gaat het weer wat beter. Niet dat ik er overheen ben, nee dat zeker niet.
Maar ik ben niet meer zo boos, als in de eerste dagen. Ik heb het geaccepteerd en ik heb me voorgenomen om er het beste van te gaan maken.
Mijn collega’s gedragen zich ook weer redelijk normaal en proberen me te steunen, maar vooral te begrijpen. Maar er hangen nog steeds donkere wolken boven onze school. Want naast het schrappen van mijn baan is er van hogerhand een nieuwe opdracht gekomen. Het aantal klassen moet met twee worden teruggebracht. De oudere collega’s voelen de bedreiging. En het heeft dan ook niet lang geduurd voordat de onzekerheid zich meester maakte van de sfeer in de lerarenkamer.
Onze directeur zie ik met de dag ouder worden. Hij sjokt met gebogen hoofd door de gangen en het lijkt of hij een zware last met zich meedraagt. Het wekt bijna medelijden op.

Het is vrijdagmiddag. We zijn gevraagd om een uurtje na te blijven. Niet voor straf, maar onze directeur wil een en ander met ons bespreken.
Nadat er koffie is geserveerd, ik heb de koffiekopjes klaar gezet en juffrouw
Derksen heeft de kopjes gevuld, en nadat iedereen zonder veel woorden is gaan zitten, neemt onze directeur het woord.
‘Beste mensen… het zijn barre tijden. Er komt geen einde aan de drang om te bezuinigen. Ik begrijp enerzijds wel dat er iets moet gebeuren, maar van de andere kant moet dit wel op een verantwoorde en vooral op een eerlijke en doordachte manier gebeuren. Er wordt te gemakkelijk voorbij gegaan aan het feit dat we hiermee mensen beschadigen, maar zeker ook aan de manier waarop wij onze toekomst, onze kinderen opzadelen met iets wat eigenlijk niemand wil. Het deels ontnemen van gedegen onderwijs…of moet ik zeggen het deels ontnemen van een gedegen toekomst. Ik weet het niet. Ik ben nu bijna twee en vijftig. Ik heb ruim vijf en twintig jaar mijn bijdrage aan de educatie van onze toekomst, onze kinderen geleverd.’
Hij zucht diep en het lijkt er op dat hij hiermee een aanloop neemt om de volgende horde te nemen.
‘Zoals jullie weten hebben mijn vrouw en ik geen kinderen. Dat is ook van doorslag geweest voor mijn of liever onze beslissing. Beste mensen…’ er klinkt weer een diepe zucht en hij drinkt een slok van zijn inmiddels lauwe, misschien wel koude koffie. Hij kijkt strak voor zich uit.
‘Beste mensen, jullie weten dat mijn hart bij deze school ligt. Het is mijn kindje, mijn levenswerk, al klinkt dat misschien wat zwaar. Maar wat ik vooral belangrijk vind is dat ik mezelf elke avond in de spiegel kan aankijken en oprecht tegen mijzelf kan zeggen dat ik met de juiste dingen bezig ben…’
Er valt een pauze.
‘Daarom beste mensen, heb ik mijn ontslag ingediend bij het schoolbestuur. Mijn vrouw en ik gaan een schooltje opzetten in Rwanda. Het is een overheidsproject en we zijn daarvoor uitgenodigd. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar wij, mijn vrouw en ik vinden dat we dit moeten doen.’
Het is stil in de lerarenkamer
‘Geweldig…’ reageer ik. Als eerste. Mijn collega’s volgen.
‘Dank jullie wel, ik hoop dat jullie mijn beslissing willen begrijpen.’
We knikken allemaal instemmend en vervolgens sta ik op en vraag wie er nog koffie wil.
‘Da’s wel een heel end weg,’ zegt juffrouw Derksen,’ Rwanda…’
‘Dat is het zeker…’ antwoordt onze directeur met een diepe zucht, ‘het is zeker een heel eind weg…’
En dit kan ook van zijn gedachten worden gezegd.