Gesprek bij de visboer

 

‘Tjonge, wat is het toch waardeloos weer’ zei de man tegen me die voor mij aan de beurt was.
‘Doe mij maar twee harinkies en wat uitjes. Los. Niet er overheen graag. En uh…doe ook maar een lekkerbekkie. Dat komt wel op.’
Hij richtte zich weer tot mij en ik probeerde hem vol aandacht te volgen.
‘Ik geloof dat ik deze week al minstens zes keer zeiknat ben geworden. Ze kunnen wel zeggen dat we een broeikaseffect hebben, maar volgens mij is het meer een broeikasdefect…’
Hij vond zijn opmerking een hoog humoristisch gehalte hebben, tenminste dat kon ik afleiden uit de daverende lach die hij produceerde. Hij gaf me een vriendschappelijke tik op mijn schouder en vroeg wat ik er van vond.
Ik moest er even over nadenken, maar kwam tot de conclusie dat ik er eigenlijk te weinig van wist om een goed oordeel te kunnen geven. Ik keek de man van de haringkies en het lekkerbekkie aan en stond op het punt om mijn visie op het een en ander aan hem bekend te maken.
Voordat ik iets kon zeggen draaide hij zich van mij af en richtte zich tot de dame die naast hem stond. Hij vertelde haar over zijn grap en dat hij altijd de lachers op zijn hand kreeg. Er waren er natuurlijk altijd wel van die lui die zijn kwinkslagen niet goed doorhadden of niet konden waarderen, maar meestal was hij wel succesvol. Ik realiseerde me dat zijn opmerking wel eens betrekking zou kunnen hebben op mij, omdat ik had nagelaten op zijn opmerking over het broeikasdefect met een daverend lachsalvo te honoreren. Het maakte me onrustig, zeker toen de man aanstalten maakte om ook de nieuw binnengekomen klandizie te wijzen op zijn enorme gevoel voor humor en ik steeds meer het onbehagelijk gevoel kreeg dat het slechts een kwestie van tijd was dat de man naar mij zou wijzen met de mededeling dat ik geen enkel respect had getoond voor zijn grote komische talent. Ik kon alleen maar hopen dat zijn bestelling snel klaar zou zijn en dat hij daarna van het toneel zou verdwijnen.
Even later keerde hij zich weer naar mij. Hij had ondertussen een plastic bakje met de bestelde haringen in zijn hand.
‘Ken jij die mop van de laatste trein…’zei hij en ik voelde de dreiging.
‘Nee…die ken ik niet. Ik ben benieuwd, ’ zei ik maar het klonk niet echt overtuigend.
‘Nou…’ zei de man van de harinkies, het lekkerbekkie en de kibbeling, ‘effe wachten dan komt ie zo…’
Ik nam het moedige besluit om te lachen, al had ik geen enkel idee waarom ik dat deed.
Mijn onnatuurlijke manier van lachen moet hem zijn opgevallen.
‘Jij bent ook niet echt goochem…’ zei hij en stond op het punt om een haring te verorberen.
‘Ik zeg net… effe wachten, zodat ik eerst effe mijn harinkie kan eten, begin jij al te lachen… terwijl ik ‘m nog moet vertellen man. Ik was nog niet eens begonnen…’ zei hij en hij schudde mismoedig het hoofd.
‘Die komt niet…’ maakte hij zijn grap af. ‘Maar ja, nou is er niks meer aan.’
Hij legde de haring weer terug in het plastic bakje, nam de rest van zijn bestelling in ontvangst en liep zonder mij te groeten de winkel uit.
Ik vond het eigenlijk wel komisch.