Gesprek in het park


En plotseling was zij er. Mevrouw van Zon. Eindelijk dan na een aantal sombere weken. Ik bedacht me geen moment en zocht mijn jas op. Ik was er echt aan toe. Weer een beetje voorjaar, weer even lekker naar buiten. Vlakbij mijn appartement is een parkje. Het is overgebleven nadat alle oude huisjes die er rond omheen stonden zijn gesloopt en zijn vervangen door flats of nee dat zeg ik verkeerd, natuurlijk bedoel ik appartementencomplexen. Flats klinkt zo plat. Maar goed, datgene wat is over gebleven laat zich beschrijven als een flinke plak groen met oude bomen, mooie struiken en een groot grasveld.  Er zijn paden aangelegd en er staan bankjes. Een mooi plekje om even te genieten van het voorjaarszonnetje.
Toen ik in het parkje was aangekomen kon ik niet anders dan vaststellen dat mijn ideetje allerminst origineel was. Er was geen bankje meer onbezet. Althans niet om alleen te kunnen genieten en te mediteren. Links in de hoek zag ik nog een vrij plekje. Het was het enige wat ik kon ontdekken. Op het bankje waren twee mannen met elkaar in gesprek. Althans er was er een aan het woord en de ander knikte met grote regelmaat en het leek er op dat hij het met alles eens was, alles wat bij de spreker over de lippen kwam. Ik besloot toch maar om de nog vrije ruimte te claimen. De spreker keek mij aan en knikte en ik nam maar aan dat hij deze enige nog vacante plek mij niet wilde ontzeggen. De andere man zweeg maar ik kon uit zijn houding afleiden dat hij geen ernstige bezwaren had tegen mijn aanwezigheid. Toen ik was gaan zitten en nog even probeerde mezelf in de meest aangename positie te manoeuvreren hervatte de spreker zijn betoog.
‘Kijk,’ zei hij. ‘Ze proberen ons klein te krijgen, jou net zo goed als mij. We zijn niks voor die lui, ja slaven…’
‘Iek begrijp’ zei de man naast me en ik stelde vast dat hij niet van hier was. Nou ja, niet oorspronkelijk van Nederland, bedoel ik.
De andere man ging met zijn hand naar zijn kin en streelde een denkbeeldige baard of sik. Ik kon het niet vaststellen.
‘We worden uitgebuit en niemand doet iets. Vroeger, ja…  toen gingen we de barricaden op. Toen  legden we de zaak plat. Dan wilden ze wel luisteren…’
‘Iek begrijp’ was weer het antwoord.
Zonder op te kijken ging de spreker verder.
‘Ja, wij stonden ergens voor. Niemand kon ons tegenhouden. We waren trots op ons werk, maar niet voor een schandalig zakcentje en dat lieten we de bazen weten… Ze waren bang voor ons’
‘Iek begrijp.’ Het klonk deze keer wat afwezig.
‘Maar tegenwoordig. Niks hebben we meer te zeggen. Het zijn slappelingen, allemaal. De bazen, ja die hebben het wel gemakkelijk. Hielelikkers zijn het. Allemaal’
En weer hoorde ik de man naast me zeggen, ‘iek begrijp.’
‘Ik kan jou vertellen Erkan, als het zo doorgaat, komt het nog zo ver dat die lui je al ontslaan als je op de werkvloer dood blijft. Onder het mom van werkweigering of niet overlegde werkonderbreking of te vroeg met pauze…’
‘Iek begrijp’ zei Erkan. 
‘Jongen, als we allemaal wat beter hadden opgelet, dan hadden we jullie helemaal niet nodig gehad. Dan hadden we het allemaal nog in eigen hand gehad. Dan hadden we zelf nog genoeg werk… Maar begrijp me goed, ik heb niks tegen jullie hoor.’
Erkan keek hem aan en zei ‘ iek begrijp, jullie beetje dom.’
‘Zeker weten…’ zei de spreker.
En ik was het volkomen met hem eens.