Gesprek in de trein

 

Vorige week heb ik weer eens een keer met de trein gereisd. Ik had een afspraak in Utrecht en het leek me een goed moment om ook eens mijn bijdrage te leveren aan milieu en duurzaamheid. Het was wel even wennen. De dingen zijn veranderd. Vroeger was er station met loketten met daarachter mannen die kaartjes verkochten. Later kwam de automaat en nu hebben we de Ov-kaart. Ik heb het maar eens op de digitale manier geprobeerd. Thuis van achter het beeldscherm was het nog wel even spannend. Kwestie van goed lezen, maar dat is niet altijd mijn sterkste punt. Ik ben er te snel van overtuigd dat ik het allemaal wel begrepen heb. In het verleden is meerdere malen bewezen dat dit niet altijd het geval is. Ikea-kasten, andere bouwpakketten, aan te sluiten elektronica, het heeft menigmaal tot grote teleurstellingen geleid. Meerdere malen is mij achteraf gebleken dat de bijgeleverde handleiding geen overbodige luxe is. Maar goed dit terzijde.
Het door mij gewenste treinkaartje kwam uit mijn printer gerold en ik vond dit een overwinning op mijzelf. Behalve dat het formaat niet juist was, stond er verder alles op. Inclusief naam, bestemming, dag en datum. Geweldig. Na drie pogingen lukte het mij ook nog om het juiste formaat te reproduceren. Hoe trots kan een mens zijn.
De volgende dag was het alleen nog maar een kwestie van het juiste perron opzoeken en in de goede trein stappen. Toen ook dat allemaal vlekkeloos ging, was het voor mij helder en klaar dat ik in de toekomst meer gebruik zou gaan maken van de diensten van de NS. Mijn trein was keurig op tijd en ik had een zitplaats. Tegenover mij zat een echtpaar en naast mij zat een oudere man. Ik schatte hem begin zeventig. Toen de trein zich weer in beweging zette en ik wat doelloos voor me uit zat te staren, nam het mannelijke deel van het echtpaar het woord. Hij vertelde dat hij onlangs zijn baan had verloren. Dat kwam door een grote reorganisatie, waarna hij uiteindelijk overbodig bleek te zijn. Hij voegde er aan toe dat het volgens hem alleen maar met zijn leeftijd te maken had. Ze vonden hem gewoon te oud en daarom wilden ze van hem af. Toen de man naast mij vroeg hoe oud hij dan wel was keek hij naar zijn vrouw alsof hij haar toestemming wilde vragen voordat hij zijn echte leeftijd bekend ging maken. Hij was eenenzestig. De man naast mij zei dat hij dat nog jong vond. In het perspectief van zijn eigen leeftijd gezien kwam de eenenzestiger pas kijken. De man naast mij voegde er aan toe dat hij inmiddels de vijfenzeventig was gepasseerd. Ik zat er dus met mijn schatting niet ver naast. Vervolgens maakte hij ons deelgenoot van de wijze waarop zijn loopbaan was geëindigd. Hij was in zijn laatste jaren chef geweest op een afdeling in een bedrijf dat gloeilampen produceerde. Een deel van de fabriek was verplaatst naar een andere stad. Zomaar, de fabriek waar hij zijn beste jaren aan had gegeven. Hij vond het belangrijk dit nog maar eens even te vermelden. Ik zei dat het een schande was en de twee mannen keken elkaar aan. Het was schijnbaar niet de bedoeling dat ik ook aan het gesprek ging deelnemen, hoewel ik toch overduidelijk de indruk had dat de verstrekte informatie ook voor mij bedoeld was. Wijselijk besloot ik om mezelf in het verdere verloop van de reis stil te houden. De vijfenzeventigplusser zei dat het maar van korte duur was geweest. Hij moest in die andere fabriek samenwerken met een andere persoon, die volgens hem dacht dat hij de baas over hem kon spelen. Op een gegeven moment was de maat vol. Twee kapiteins op een schip was niet werkbaar. Er moest er één weg. De directie had hem nog wel bedankt. Ik knikte maar zei verder niets. Het mannelijk deel van het echtpaar zei dat het schandalig was hoe men tegenwoordig de zaken aanpakte. Ik wilde nog opmerken dat het arbeidsconflict van mijn buurman al aardig de houdbaarheid had overschreden en dus niet representatief was voor de huidige tijd, maar gelukkig kon ik me beheersen. De man naast mij zei dat het zijn huwelijk had gekost. Zijn vrouw had hem verlaten nadat hij was ontslagen. Hij was toen welleswaar al drie jaar thuis maar zijn permanente aanwezigheid had een diep spoor getrokken op zijn relatie. Ze was het niet zo gewend. En zijn goedbedoelde bemoeienissen met het wel en wee van het huishouden en zijn commentaar op het wekelijkse theekransje van de vereniging voor breien en borduren was op een bepaald moment de druppel geweest. Ook hier was er waarschijnlijk sprake van een kaptein te veel volgens zijn eigen zeggen. Hij zuchtte en knoopte zijn jas dicht. Het was duidelijk dat hij bij het eerst volgende station ons praatgroepje zou gaan verlaten. Hij groette ons en wenste ons nog een fijne middag. De vrouw, die zich tot dus ver nergens mee bemoeid had, merkte op dat het toch ook wat was. Als je al zo lang gevaren hebt en dan toch nog zo op het laatste moment op een dergelijk manier aan de kant te worden gezet. Het mannelijk deel van het echtpaar fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoe bedoel je?’ zei hij. De vrouw keek hem aan en ze reageerde met irritatie in haar stem; ‘zie je nou wel dat je nooit naar iemand luistert. Hij zit net nog tegen je te vertellen dat het niet werkt… twee kapiteins op één schip.’