Toen Marie en ik in het hotel waren aangekomen lag er een briefje bij de balie. Ik las het vluchtig. Het was een notitie van André.  Hij wilde me niet storen. Maar in alle opwinding van de dag waren we onze vier dissidentjes vergeten. Die hadden de hele dag waarschijnlijk op ons zitten wachten.
‘Marie, we hebben vandaag iets heel doms gedaan?’
‘En dat is…?’
‘Wat denk je van Rissa en Zara en de twee jongens…’
‘Oh, wat stom…’
‘Hoe laat is het?’
‘Bijna half elf…’
‘Weet jij in welk hotel ze zitten?’
‘Nee, dan moet je André even bellen.’
Ik toetste het nummer van André in.
‘Hallo kerel. Ik ben vandaag een beetje heel erg dom geweest… Ik ben mijn vier jonge dissidenten vergeten. Waar heb je mijn beschermelingen ergens geparkeerd?’
Hij zei dat ze vlakbij ons hotel zaten. In hotel Cosmo. Marie knikte dat ze wist waar dat was. Hij vroeg hoe het met ons ging en of er nog iets nieuws te melden was over Eva.
‘Nee, het is allemaal prima verlopen. Nu maar even afwachten. Volgens Theo is ze over een paar dagen wel weer aanspreekbaar. Ze zal blij zijn je weer te zien André. Ik ga nog even vlug naar Hotel Cosmo. Goh, wat dom van me.’
Hij zei dat ik het mezelf niet kwalijk moest nemen. Hij had er bovendien voor gezorgd dat ze niets te kort kwamen. Ik bedankte hem en verbrak de verbinding.
‘Loop je nog even mee Marie… of geloof je het wel voor vandaag?’
‘Nee hoor, ik laat je niet in de steek. Even wat buitenlucht zal me goed. Mijn kop barst uit elkaar.’
Het was inderdaad vlakbij. Nog geen tien minuten lopen. Ik meldde me bij de balie. De medewerker zei dat mijn vier protegés in de lounge waren. Hij wees ons de weg. Ik zag alleen Rissa en Bertrand. Djouff en Zara waren er niet.
‘Hallo jongens, beter laat dan nooit. Sorry… Om eerlijk te zijn waren we jullie vergeten. Het was vandaag allemaal wat anders dan normaal. Nogmaals sorry. Hebben jullie wat gegeten en zo…?’
‘Jawel meneer Joe, we worden echt heel erg verwend.’
‘Waar zijn de andere twee…?
‘Zara is even naar haar kamer, die zal zo wel hier zijn en Djouff is even een stukje wandelen. Die werd gek van het binnen zitten. Dat zijn we niet zo gewend. Maar dat zult u wel begrijpen.’
Een jongeman kwam vragen of we wat wilden drinken. Met een bestelling van drie cola en een glas witte en een glas rode wijn liep hij naar de bar. Zara had zich ondertussen ook gemeld. We misten Djouff nog.
‘Alles is afgefikt… tenminste waar jullie woonden,’ zei Bertrand.
‘Ja, het was maar goed dat we daar rekening mee hebben gehouden.’
‘Hoe was het donderdag afgelopen…?’ vroeg Rissa.
‘Nou meisje, ik ben de hemel dankbaar dat ik hier nog bij jullie kan zitten… Die Kaplan is een gek. Maar het is allemaal goed gekomen. Ik ben blij dat jullie hier veilig zijn en ik hoop dat we morgen wat meer tijd voor jullie hebben.’
‘Het is al fijn dat we zo ver zijn. Ik had het gevoel dat wij het ook niet zouden overleven…’ zei Zara, ‘ik was zo bang…’
We praatten wat over en weer en de beide meiden vertelden ons dat ze het liefst danseres of zangeres wilden worden. Bertrand wist het nog niet. Hij zocht liever iets in de horeca. Eten bereiden leek hem wel leuk. In een echt restaurant. Niet in een snackbar of zo. Ze waren alle drie tot hun vijftiende naar school gegaan. En al pratende viel het me op dat ze absoluut niet dom waren. In tegendeel. Marie luisterde en zei niet veel. Af en toe knikte ze en zei ze dat ze het snapte. Het was bijna half twaalf en ik begon me wat zorgen te maken over Djouff. Hij had zich nog steeds niet gemeld.
‘Waar zou hij kunnen zitten…? Hebben jullie een idee…? Hoe laat is hij weggegaan?’
‘Na het eten, wat zal het zijn geweest…. Tegen zeven uur,’ zei Rissa.
‘Kunnen we hem niet bereiken? Meestal hebben jullie toch allemaal wel een mobiel… of zoiets?’
‘Djouff niet. Die vindt dat niks…’
Ik keek naar Marie.
‘Ik weet het niet Joe, Parijs is een beetje te groot om hem te gaan zoeken.’
‘Ja, dat denk ik ook…’
‘Hij was de hele dag al zo stil…’ zei Zara.
Die opmerking maakte mij niet minder ongerust.
‘Hij zal toch geen gekke dingen van plan zijn…?’ en ik realiseerde me maar al te goed dat hij alles gezien had. Hij was getuige geweest van de moord op Mocka en zijn moeder.
‘Mocka en hij waren bloedbroeders,’ zei Bertrand. ‘Het doet hem zeer.’
Deze opmerking gaf mij een naar gevoel, maar ik liet niets merken.
‘Nou ja, hij zal zich zo wel melden. Ik denk dat we maar eens opstappen. Marie wat vind jij?’
Marie knikte. Ze zag aan mij dat ik het niet vertrouwde. Ze stond op en wenste iedereen een goede nacht.
‘Morgenvroeg meld ik me weer. En nu echt. Beloofd. Welterusten. Djouff zal zo wel komen. Laten jullie even weten als hij terug is…?’
Ze beloofden mij dat ze zouden bellen.
Toen ik buiten kwam keek Marie mij aan.
‘Ik heb het gevoel dat er ergens iets goed mis is,’ zei ik.
‘Je kunt daar niets aan doen Joe. Je moet jezelf niets kwalijk nemen. Je hebt dit niet in de hand.’
‘Ik weet dat maar al te goed… maar toch… het houdt me zo bezig.’
‘Waar ben je in hemelsnaam in terecht gekomen…?’
‘Ja, mijn rustige leventje is even uit beeld. Maar ik ben in ieder geval blij dat het met Eva en Belle goed lijkt te gaan komen.’
‘Dat kun je wel zeggen.’
Toen we in ons eigen hotel waren aangekomen, gingen we direct naar onze kamer. Het duurde niet lang of we vielen in slaap, dicht tegen elkaar aan.

80