Ik was zaterdagmorgen vroeg in het ziekenhuis. Marie zou wat later komen. Eva was al gereed voor de operatie. Ik vroeg of ik haar nog even mocht zien. Dat was goed. Het verplegend personeel begon me al aardig te herkennen. Toen ik de kamer binnenging realiseerde ik me dat dit best eens de laatste keer zou kunnen zijn. Theo had me gisteren nog eens op het hart gedrukt dat ik er niet te licht over moest denken. John was de enige die dit aandurfde. Het is alles of niets had hij gezegd.
‘Dag liefje van me. Zul je je best doen? We kunnen niet zonder je.’
Ik hield haar hand vast. En weer had ik het gevoel dat ze reageerde. Of was het toch weer mijn verbeelding? Was het hopen tegen beter weten in. Ik kuste haar op haar voorhoofd en nam afscheid. Het werd me te veel. Alle gebeurtenissen van de laatste dagen misten hun uitwerking niet. Hoewel Emotio en Ratio voorbeeldig samenwerkten en elkaar zoveel mogelijk tot steun waren, had ik het heel erg moeilijk. Toen ik buiten de kamer van Eva was ging er een rilling door mij heen. Ik had een onbestemd gevoel.
Ik schrok van mijn mobiel.

Marie belde me en zei dat de recherche naar me op zoek was. Ze hadden haar gebeld. Of ik ze terug wilde bellen.
‘Vandaag niet… lieverd. Wil je het hun uitleggen. Ze zullen het toch wel snappen?’
Marie zei dat ze dat ook al zo had verteld aan de beambte. Maar hij had er druk op gezet.
‘Heb je het nummer… ? Stuur het maar even per sms door, dan zie ik wel. Nou tot straks.’
Even later volgde het nummer van de man van de recherche.
Ik belde hem en hij legde mij uit dat hij een aantal vragen had. Over de brand en over wat er gebeurd was in de wijk.
‘Ja meneer, maar vandaag is niet de goede dag. Vandaag wordt mijn vriendin geopereerd. Het is er op of er onder. U snapt wel dat mijn hoofd er nu niet naar staat om allerlei vragen te beantwoorden.’
Hij zei dat hij dat wel kon begrijpen, maar wel dat het dringend was. Of ik hem toch maar van dienst wilde zijn. Ik werd boos en hij kreeg toen wel door dat het een zinloze onderneming was om me vandaag te willen spreken.
‘Ik bel u morgen, is dat goed…?’ was de beste optie die ik hem kon geven.
Hij nam er genoegen mee.
Het was half elf en ik zag dat Eva van haar kamer werd weggereden. Er ging weer een huivering door me heen bij de gedachte dat dit misschien wel de laatste uren waren van mijn muze. Ik had haar vonnis getekend. Ik was ermee akkoord gegaan dat de operatie werd uitgevoerd. Ze ging op weg naar de operatiekamer en ik zag dat de twee verpleegsters het bed de lift inreden. Ik trilde van binnen. Mijn keel was droog.
Gelukkig zag ik Marie aankomen.
‘Is ze al weg…?’
Ik knikte.
‘Altijd dat stomme verkeer. Ik heb een half uur vastgestaan. Er was blijkbaar iets gebeurd. Joe, ik ben zo zenuwachtig en jij…?’
‘Ik niet minder. Het giert door mijn lijf.  Ik heb die gast van de recherche nog gebeld. Ik heb beloofd dat ik hem morgen zal bellen.’
‘Ben je wel voorzichtig? Je weet dat het geen kleine jongens zijn.’
‘Ik denk eerst aan mezelf en aan jou natuurlijk. Voor de rest zoeken ze het maar lekker uit.’
‘Als je dat maar doet…’
‘Kom we gaan een kop koffie regelen. We mogen de kamer van Theo gebruiken.’

Het leek er op dat het een lange dag zou gaan worden. De minuten kropen voorbij. Het was ondertussen half vier en we hadden niets meer gehoord. Blijkbaar was John nog steeds bezig met opereren. Ik had broodjes besteld,  maar we hadden ze nauwelijks aangeraakt. We hadden met Veronique afgesproken dat wij haar als eerste zouden bellen als er nieuws over Eva was. Zij zou de anderen informeren. We schrokken toen de deur open ging. Het was Connie.
‘Nou geen nieuws…?’ vroeg ze met zachte stem.
‘Nee nog niet …’ zei ik nauwelijks hoorbaar. Mijn keel was droog.
‘Nou… eh dan laat ik jullie maar even samen…’ zei Connie.
‘Wil je niet even blijven Connie…?’ vroeg Marie
‘Als je dat graag wilt… Ik heb overigens heel goed nieuws over Belle. Het ziet er naar uit dat het met haar weer helemaal in orde zal komen. Het zal wel even duren, maar echt… neem van me aan, het wordt weer een gezonde meid. Het is maar goed dat ze hier is gekomen. Ze mag jullie wel dankbaar zijn…’
‘Maar vooral jou Connie…’ zei Marie.
Ze zaten hand in hand naast elkaar. Het was een mooi en intiem moment.

Het was bijna vijf uur toen Theo  binnen kwam. Mijn adem stokte in mijn keel Ik keek naar Marie en zag de angst in haar ogen.
‘Jongens we hebben het gered….!’ lachte hij.
Marie en ik vielen elkaar in de armen. Theo en Connie volgden ons voorbeeld.
Even later kwam John de kamer binnen. Hij was onze grote held.
‘Ga allemaal eens rustig zitten, dan zal ik jullie bijpraten. Zoals Theo al had aangegeven, was het een lastig karwei. Heel erg lastig zelfs. Na vier pogingen is het me tenslotte toch gelukt om de splinter te verwijderen zonder noemenswaardige beschadigingen. Ik heb een klein deel van het littekenweefsel weg moeten halen, maar dat doet verder niets. Met veel geduld hebben we de splinter kunnen afzuigen. Gelukkig maakte Theo mij attent op nog een kleine splinter, die in het onderste deel van het hersenbeen zat. We hadden hem in eerste instantie niet waargenomen op de toch talrijke foto’s die we hadden. Maar goed, na een paar pogingen is ook dat prima gelukt. Zover ik nu kan overzien komt jullie mooie Eva er weer voor de volle honderd procent boven op. Theo, ik lust wel een brandy. Ik vind dat ik dat wel heb verdiend.’
‘Hoewel dat tegen mijn principes is, ga ik er toch voor zorgen John…en inderdaad, het was superieur vakmanschap wat ik van je heb gezien. Daar moeten we eigenlijk wel een borrel opdrinken.’
‘Ik had een goede assistent… volgens mij zou jij dat ook wel kunnen.’
‘Nou, dan moet ik nog wel een ander leren van de meester…’
‘Dank je voor het compliment…’
Theo had zijn secretaresse gevraagd om een fles brandy en twee flessen rode wijn voor ons te halen.
Hij legde haar uit wat hiervoor de reden was. Ik begreep uit zijn reactie dat ze hem feliciteerde met het succes. Marie belde met Veronique.
‘Hoi meisje. Alles is in orde. Het komt helemaal goed met Eva… o ja en met Belle ook. Wat een mooie dag is het vandaag…Wil jij de anderen voor me bellen… tot straks.’
De ogen van Marie fonkelden en ze straalde helemaal. Ook Connie was in de wolken.
Ze waren samen druk in gesprek. Ik had Marie nog niet zo opgewonden gezien. De secretaresse bracht de drankjes binnen en Theo bedankte haar. Nadat iedereen een glas had nam Theo het woord.
‘Vrienden dit is een bijzondere dag. Een dag die ons voor het leven aan elkaar heeft verbonden. Op ons, maar vooral op Eva en Belle. Twee jonge meiden die wij hier met zijn allen weer een toekomst hebben mogen gegeven. Santé. En op mijn goede vriend John, waarvoor ik al veel respect had, maar dat na vandaag alleen nog maar is toegenomen… Santé.  Op Marie en Joe die het allemaal maar moeten ondergaan, maar zich kranig hebben geweerd. Geweldig. Santé. En tenslotte op mijn lieve eigen Connie. Dank je lieverd, voor al het vertrouwen dat je mij geeft. Santé.’
Ik gaf aan dat ik ook iets wilde zeggen. Theo gaf mij het woord.
‘Lieve vrienden. Dit is inderdaad een ongelofelijke dag. Theo heeft al veel gezegd. Ik kan me daar alleen maar bij aansluiten. Het had vandaag de dag van Eva moeten worden en om eerlijk te zijn is het dat ook geworden, alleen even anders dan ze zich dat zal hebben voorgesteld. Wat ik verder nog wel wil toevoegen is dat de vriendschap en de betrokkenheid van Theo en Connie ons er doorheen heeft geholpen. Waar twijfel was heeft Theo ons gerust gesteld. Altijd op een eerlijke en openhartige manier. Theo en Connie jullie zijn kanjers… Santé.’
Theo had broodjes en hapjes besteld en Marie en Connie zorgden dat er  plaats was om alles neer te zetten. Ze maakten provisorisch een soort buffettafel van het bureau. Toen ze klaar waren nodigden zij ons uit. Het smaakte perfect. Nu wel.

Tegen zeven uur werd er op de deur geklopt. Het was het afdelingshoofd. Eva was weer terug op haar kamer. Alles was in orde.
‘Gaan jullie maar eerst Joe…’ en Theo knikte, ook naar Marie.
Hand in hand gingen we naar de kamer. Heel voorzichtig deed ik de deur open. Eva werd nu niet langer in coma gehouden. Alle apparatuur was afgekoppeld behalve een kleine monitor. We gingen naast het bed zitten. Marie en ik sloten de hand van Eva in onze handen.
‘Lieverd, ’ zei ik, ‘…we zijn zo blij. Je hebt zo goed je best gedaan… We zijn zo trots op jou.’
Ik keek naar Marie en ik kon me niet langer beheersen. Mijn tranen kregen ruim baan. Marie stootte me aan en we zagen een lichte glimlach om haar lippen. We voelden haar hand in de onze bewegen. Een volmaakt moment van geluk. De zuster kwam binnen en vroeg ons vriendelijk om afscheid te nemen. We stonden op en gaven Eva nog een kus. Toen we de kamer van Theo binnen liepen barstte Marie in tranen uit. Ze kon zich niet langer goed houden. Connie troostte haar. Het ontroerde mij. Theo en John waren zich gaan omkleden. Nadat beiden zich weer bij ons hadden gevoegd en nadat we samen nog wat hadden gedronken, leek het ons verstandig om naar huis te gaan. Het was een intensieve dag geweest.

79