Toen we weer buiten kwamen scheen de zon volop. Het leek een mooie dag te worden.
Veronique vertelde me dat het weer helemaal goed was tussen Janine en haar vader.
‘Soms zijn er ook nog wel mooie dingen,’ reageerde ze.
‘Genoeg… Veronique, meer dan genoeg. Hoe is het eigenlijk met Luc…Ik hoor niet zo veel meer over hem.’
‘Nou, alles gaat best wel goed. Alleen ik wil het een beetje rustig aan doen. Hardlopers zijn doodlopers…toch?’
‘Daar heb je helemaal gelijk in. Echte liefde laat zich niet in uren en minuten stoppen…’
‘Dat zegt mijn moeder ook altijd…’
‘Dat heb ik ook van je moeder geleerd liefje… Dat had ik echt niet zelf kunnen bedenken.’
Toen we de straat in liepen schrok ik eigenlijk een beetje. Aan de overzijde stonden Rissa en Zara en  Djouff en Bertrand.
‘Meneer Joe, meneer Joe…’riep Rissa.
We liepen er naar toe en ik zag dat Zara in tranen was. Ook Rissa stond op het punt om in huilen uit te barsten. De beide jongens stonden er maar wat slungelachtig bij.
‘Meneer Joe… we zijn zo bang. We moeten lid worden van de gang van Kaplan. Zo niet dan zal het slecht met ons aflopen. De rest van onze groep is al overgelopen. Ze hebben vannacht het huis van Mocka in brand gestoken. Het is helemaal plat gebrand. Kunt u ons alsjeblieft helpen…?’
Veronique keek me aan.
‘Het is jouw keuze Joe, maar denk er aan, voor dat je het weet, ben je partij…’
‘Ik snap het…’
Ik zag de angst in de ogen van Rissa.
‘Is het echt zo erg…’
‘Kaplan heeft me al bijna een keer verkracht en ik weet zeker dat hij…’
‘Laat maar… ik weet voldoende.’
‘Blijf hier maar een beetje in de buurt. Hij zal hier niet zo gauw komen. Laat me even nadenken dan hoor je zo vlug mogelijk van me.’
Veronique en ik liepen verder. Ik keek om me heen, maar zag verder niemand.
‘Joe, je neemt een heel groot risico. Die Kaplan zal het niet waarderen dat jij je met zijn zaken bemoeit. Hij heeft het hier nu blijkbaar voor het zeggen.’
‘Moet ik die vier dan maar aan hun lot overlaten…?
‘Ik ben bang dat je geen keus hebt…’
‘Hoe oud denk je dat ze zijn.  Een jaar of zeventien, achttien misschien…Veronique, ik vind dit heel erg moeilijk.’
‘Dat is het ook Joe, maar je kunt niet de hele wereld redden. Ik kan je niet voorspellen wat je allemaal hierdoor zou kunnen verliezen.’
We liepen de poort binnen en toen we naar het appartement van Marie liepen voelde ik dat er iets niet in orde was. Ik zag dat ze in de keuken zat. Ze had bezoek. Ik liep naar binnen en ik zag twee jongens tegenover haar zitten. Het waren tamelijk ongure types.
‘Joe, ze komen voor jou…’
‘Bek houden…’
‘Rustig heren…wat kan ik voor jullie betekenen.’
‘Ga je naar de politie…?’
‘Dat was ik niet van plan…’
Ik probeerde zo rustig mogelijk te blijven. Veronique stond achter me.
‘Dat is maar goed ook, als je leven je lief is…en ook van die daar.’
Hij wees naar Marie en Veronique.
‘U bent neem ik aan meneer Kaplan…? ’
‘Je moet gewoon je bek houden kaaskop… Ik heb hier het woord.’
‘Nou goed dan, ik luister. Nogmaals wat kan ik voor jullie betekenen?’
‘Je moet je niet bemoeien met onze zaken. Want dan loopt het slecht met jou af en met deze dame en die daar ook…’en weer wees hij naar Veronique.
‘Dat was mij al duidelijk meneer Kaplan. Ik was het ook echt niet van plan. Dit is uw gebied. En ik heb daar verder niets te zoeken…’
‘Wat deed je er gisteren dan…’
‘Dat was het domste wat ik tot heden toe in mijn leven heb gedaan…’
‘Als je dat maar weet…’
‘Ik zal jullie echt niet meer lastig vallen. Daar hoef je niet bang voor te zijn.’
Kaplan stond op en kwam naar mij toe en pakte me bij mijn kraag.
‘Deze keer kom je er zo vanaf…volgende keer kun je naast je hoerenvriendje gaan liggen.’
‘Weet je meneer Kaplan, ik ga geen dank je wel tegen je zeggen, maar ik vraag me af of we zaken kunnen doen?’
Ik zag de angst in de ogen van Marie.
‘Wat moet jij van mij klootzak?’
‘Nou eerst wil ik een beetje respect… anders gaat het niet werken.’
Voordat ik was uitgesproken pakte hij me bij mijn keel.
‘Zo goed…?’
‘Nee meneer Kaplan, zo kan ik niet met u praten.’
Hij gaf me een por in mijn ribben maar liet in ieder geval wel mijn keel los.
‘Nou wat wil je van me…?’
‘Ik wil voor die vier die hier op het hoekje staan een vrijgeleide. Dat ze weg kunnen uit deze wijk en nooit meer terug komen…’
Ik schrok van mezelf. Kaplan lachte.
‘Wat moet jij nou met die vlooien…die kakkerlakken?’
‘Dat is mijn eer, ze hebben mij geholpen. Ik vind dat ik ze nu ook moet helpen. U heeft er toch niks aan. Ze zijn bang voor u.’
Kaplan lachte weer. Hij keek naar zijn metgezel en die lachte terug. Ze zeiden iets tegen elkaar, dat niet als Frans klonk, maar blijkbaar vonden ze het samen heel erg grappig. Het was niet handig van mij om mee te lachen, maar waarschijnlijk door mijn zenuwen ontschoot me een lach. Kaplan werd razend. Hij kwam naar me toe en deed zijn arm om mijn nek. Hij trok me naar achteren en zei iets tegen zijn metgezel. Marie en Veronique huilden. De metgezel kwam naar mij toe en trok een mes. Hij legde het snijvlak op mijn keel. Ik dacht echt dat het afgelopen was.
‘Wat zijn die kakkerlakken jou waard…?’ vroeg Kaplan. ‘Wat heb jij over voor dat vuilnis…?’
De andere man deed zijn mes weg en liep terug naar de tafel. Kaplan kwam voor me staan.
‘Wat wilt u er voor hebben…?’
‘Tienduizend…!’
‘Wanneer…?’
‘Vanavond om zes uur, hier…’
‘Eind van de straat, niet hier…’
‘Ik bepaal het hier kaaskop.’
‘Dat snap ik maar ik stel voor eind van de straat…’
‘Godverdomme… Ben je doof. Hier…!’
‘Meneer Kaplan wilt u de tienduizend of… of wilt u de hele Franse gendarmerie en Interpol op uw nek…?’
Dit was op het randje, maar ik moest me laten gelden. Wat het ook zou brengen.
‘Kijk meneer Kaplan, je kunt mij uitschakelen, maar er zijn een aantal mensen die weten wat er gebeurd is. Ik heb die in de hand. Maar als er ook maar iets met mij en met mijn familie gebeurt’ en ik wees op Marie en Veronique, ‘dan is het oorlog. U hebt geen enkel idee wie hier voor u staat en dat hoeft ook niet, maar ik kan u garanderen dat het zeer verstandig van u zou zijn als we dit zakelijk kunnen afhandelen en vervolgens alles maar vlug vergeten. ’
Kaplan was duidelijk even uit het veld geslagen. Hij keek naar zijn metgezel.
‘Nou dan eind van de straat. Zorg er wel voor dat het vuilnis zometeen weg is anders ruim ik het zelf op. Tienduizend, om zes uur en geen gedonder…want ik zal jullie vinden,’ en hij wees naar Marie en Veronique.
‘Komt in orde. En daarmee is wat mij betreft deze zaak afgehandeld.’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’
‘Dat ik er verder klaar mee ben. Ik weet nergens meer van na deze deal.’
Kaplan gromde en liep de deur uit. Zijn metgezel volgde.
Marie barstte in tranen uit. Veronique ging aan tafel zitten en bibberde van de zenuwen. Ik voelde mijn benen trillen, maar probeerde mezelf een houding te geven.
‘Nou het zijn me wel de dagen… Eerst maar even het vuilnis binnen halen anders komt het niet goed denk ik. Ben je het er wel mee eens Marie…?’
‘Jawel… Maar ik ben zo overstuur. Ik dacht echt dat ze jou zouden afmaken. Als een hond…’
Ik gaf Veronique een aai over haar hoofd en liep naar buiten. Ik wenkte de vier die nog steeds bij elkaar stonden op het hoekje van de straat.
‘Meneer Joe, Kaplan was hier…’
‘Ja…dat heb ik ondertussen gemerkt. Hebben jullie hier nog ouders of broers en zussen?’
Rissa en Zara bleken zusjes te zijn. Ik kon het bijna niet geloven. Bertand en Djouff waren dakloos en familieloos. Ze waren de laatste maanden meestal bij Mocka in huis geweest.
Rissa en Zara hadden nog wel ouders en een paar broertjes. Maar van een thuis was geen sprake, tenminste zo vertelden ze dat.
‘Nou, jullie moeten hier vandaag nog weg. Dat ga ik regelen. Op een voorwaarde. Na vandaag geen gerotzooi meer en ik verwacht van jullie dat je allemaal hard gaat werken aan een ander leven. Ik zal wel voor jullie uitzoeken wat er mogelijk is. Zijn jullie het daar mee eens…?’
Ze zeiden alle vier dat ze er achter stonden.
‘Loop nou maar met me mee dan zijn jullie in ieder geval van de straat.’
Ik nam ze mee naar het appartement van Marie.

75