Daar lag ze. Alsof ze lag te slapen. Haar kaken waren ontspannen en haar ademhaling rustig. Ik zag dat een deel van haar haren was afgeschoren. Aan beide kanten zag ik een stukje van de kale hoofdhuid. Ik ging naast het bed zitten en pakte haar hand.
‘Dag lieve Eva… ik ben het. Ik ben er van overtuigd lieverd dat het allemaal goed komt. Het moet wel. Niemand kan jouw mooie muziek missen. Die zoete klanken die je vingers uit de piano toveren. Het beste dat me in mijn leven is overkomen is jou te ontmoeten en in je te geloven. Het heeft me van alles gebracht. Maar het belangrijkste is wel dat ik rust heb gekregen. Rust in mijn hoofd. Voor het eerst in mijn leven weet ik wat ik wil. En loop ik niet weg voor problemen, maar ik ga de strijd aan en probeer om tot oplossingen te komen. En dat allemaal dankzij jou Eva. Je moet echt beter worden, want we kunnen niet zonder jou.  Er is nog zoveel moois te beleven en er zijn nog zoveel mensen die jij gelukkig kunt maken met je muziek.’
Ik had even het gevoel of ze mij in mijn hand kneep, maar ik overtuigde mezelf dat het maar verbeelding van mij was. Na een klein half uur stond ik op en gaf haar een kus op het voorhoofd.
‘Dag lieverd, tot morgen… slaap zacht.’
Ik draaide me om en liep de kamer uit. De verpleger kwam naar me toe en vroeg me om nog even te wachten. Hij zei dat dokter Boering ieder moment op de afdeling kon zijn. Ik ging naar de zithoek en nipte aan de beker met koffie, die ik uit de automaat had meegebracht.
Het duurde nog even voordat ik Theo zich meldde. Hij zag er moe uit.
‘Hallo Joe, het is toch allemaal iets…Connie heeft me een en ander verteld. Zullen we naar mijn kamer gaan, dan kunnen we even rustig praten. Ik geloof dat ik toe ben aan een momentje van rust. Ik was vanmorgen om vier uur hier. En ik zie dat we weer aardig naar middernacht toe gaan.’
We liepen naar zijn kamer en de magneetstrip deed zijn werk.
‘Wil je koffie of iets anders. Alcohol heb ik niet, dat zou niet zo verstandig zijn. Maar wel cola of bitter lemon of water… Of wil je toch liever nog een kop koffie?’
‘Water is oké…’
‘Zo Joe, je hebt ook weer een dag achter de rug. Ja jongen, soms komt het allemaal in een keer. Of je het wilt of niet. Wat is er allemaal gebeurd?’
Ik vertelde mijn verhaal en ik zag dat Theo het allemaal vol ongeloof aanhoorde. Toen ik klaar was wreef hij zich door zijn gezicht.
‘Het is niet te geloven. Weet je wel dat je blij mag zijn dat je hier nog zit…’
‘Dat heb ik me later ook gerealiseerd… Het had inderdaad nog veel slechter af kunnen lopen.’
‘Wat ga je doen. Ga je aangifte doen?’
Ik vertelde mijn overwegingen en Theo kon zich daar wel in vinden.
‘Je hebt gelijk Joe. Ik vind dat je genoeg hebt gedaan. Je hebt het netjes opgelost. Het draagt inderdaad niets meer bij. Het is een vete, waar niemand iets aan veranderen. Een vete tussen twee bendes om de macht en daar gaat de politie zich echt niet mee bemoeien. Het is net als bij een uitslaande brand. Als de brandweer ziet dat het hopeloos is dan is het beter om het uit te laten branden. Alles wat je er aan energie in steekt heeft een verkeerde uitwerking. En daar wordt niemand beter van. Integendeel.’
‘Zo zie ik het ook Theo. Dus wat mij betreft is het voorbij en concentreer ik me liever op Belle. Ik vind het geweldig dat jullie zo met ons meeleven en ons zo helpen. Ik zou niet weten hoe we het anders hadden moeten doen.’
‘Joe, we doen dat met plezier.  En zeker voor vrienden. Want dat zijn we toch?’
‘Dat zijn we zeker…’
Ik liep naar hem toe en legde mijn hand op zijn schouder.
‘Zeker weten,’ zei Theo, ‘ik heb inmiddels ook bericht van mijn Amerikaanse vriend. Hij zit in het vliegtuig en is morgen rond de middag in Parijs. Hij logeert bij ons. Zo gauw de apparatuur er is, althans beschikbaar is, wil John opereren. Maar ik ben bang dat het niet veel eerder dan vrijdag zal zijn. We doen onze uiterste best om met de douane een regeling te treffen. Maar soms bereik je het tegenovergestelde wanneer je denkt even iets te kunnen regelen. In ieder geval is de toestand van Eva heel stabiel en dat helpt ons natuurlijk wel. Het geeft meer tijd en het voorkomt extra stress. Het is toch al lastig genoeg. O ja, ik heb ook nog contact gehad met mijn collega in Amsterdam. Hij wil via het medisch tuchtcollege uit laten zoeken hoe het in vredesnaam mogelijk is geweest dat Eva deze medicijnen voorgeschreven heeft gekregen. Het is in ieder geval niet normaal. Tenminste niet in de omstandigheden zoals we die nu kennen. Wat vind jij daarvan…?’
‘Daar kan ik moeilijk iets over zeggen Theo, ik ben geen ingewijde in deze materie. Ik heb wel het gevoel dat het niet allemaal even logisch en verklaarbaar is. Ik probeer voor mezelf ook een verklaring te vinden waarom Eva de naam van haar moeder in haar paspoort heeft staan, maar deze niet gebruikte. En ook niet die van haar stiefvader. Maar van de andere kant maakt het niets uit. Eva staat als het even tegen zit met beide benen in haar graf. Dus eigenlijk vind ik die dingen niet meer zo van belang. Het is wat mij betreft belangrijker dat we ons concentreren om haar alle kans te geven om verder te kunnen met haar leven, wat dat ook zal brengen. En dan is de rest maar bijzaak. Het verleden kun je proberen te begrijpen en in het beste geval kun je er iets van te leren. Veranderen kun je het niet meer. Wat gebeurd is, is gedaan. Hoe je er ook naar kijkt, wat je er ook van vindt. Ik dacht vanmiddag nog even dat ik stoer moest zijn, de held uit moest hangen. Al gauw kwam ik tot de conclusie dat dit niks bracht. Voor niemand. Achteraf ben ik mezelf dankbaar. Misschien dat ik daar later nog eens anders over ga denken, maar alleen vandaag telt, tenminste voorlopig.’
Theo keek me aan en ik zag de frons van zijn wenkbrauwen.
‘Ik begrijp je Joe. En misschien heb je ook wel gelijk. Maar je kunt je ogen niet voor alles sluiten.’
‘Dat is ook zo. En dat is wel het laatste wat ik wil. Alleen ik stop liever mijn energie in positieve zaken dan in gebeurtenissen die alleen maar pijn en verdriet hebben veroorzaakt. En die daarbij ook nog eens een groot risico vormen voor het veroorzaken van nog meer pijn en verdriet.’
‘Ja, daar heb je absoluut wel een punt, ’ zuchtte Theo. ‘Soms kom je het hier ook tegen. Je krijgt ze binnen, lapt ze weer op en als het tegen zit kom je ze binnen een korte tijd weer tegen. Soms in een body bag.’
‘Een mens is een raar ding,’ zei ik.
‘Maar wel fascinerend…’ mompelde Theo.
‘Dat wel, in al zijn extremen.’
‘Wat doe je?  Wil je vannacht gebruik maken van mijn kamer?’
‘Als dat zou kunnen, dat zou heel fijn zijn. Dan ga ik morgen wel naar mijn appartement. Wat is het morgen…? donderdag toch…?’
‘De hele dag…’
‘Een mens zou onderhand de tel kwijt raken…’
‘Nou probeer maar wat te slapen. Ik ga naar huis. Ik heb het ook  even gehad, geloof ik. Welterusten.’
Theo pakte zijn aktetas en liep de kamer uit. Ik liep naar het raam en zag dat het buiten rustig was. Er was nauwelijks nog verkeer. Ik drukte op de knop aan de zijkant van het bureau. Het rustbed kwam langzaam naar beneden. Ik liet een klein lampje branden. Ik kon maar moeilijk in slaap komen. Het was lastig om het beeld van Mocka en zijn moeder uit mijn hoofd te krijgen. Het gaf mij wel voldoening dat we in ieder geval iets voor Belle hadden kunnen doen. Toen ik aan Rissa, Zara, Bertrand en Djouff dacht werd ik droevig. Vier zo’n jonge mensen…en dan zo hard geconfronteerd worden met de uitwassen van deze maatschappij. Ik nam me voor om uit te zoeken of ik iets voor ze zou kunnen doen. Ik voelde me bevoorrecht dat ik de kans had gehad om te kunnen opgroeien in een normaal gezin, waar genoeg te eten en te drinken was. Maar het belangrijkste was wel dat er altijd warmte en genegenheid bij mij thuis was geweest. Ik probeerde voor mezelf te rechtvaardigen dat ik geen aangifte had gedaan. Het zou een hopeloze weg zijn geworden. Een verklaring van horen zeggen. De kans dat er getuigen waren, althans die daar voor uit wilden komen leek in mijn ogen nihil. Het zou in deze omgeving zelfmoord betekenen. Ook twee overlijdensaktes met daarop “natuurlijke dood” zouden me ook niet echt veel soelaas bieden.
Tenslotte viel ik in slaap. Het was morgen voordat ik het wist. Het verkeer kwam weer langzaam op gang. Ik had een klein raampje open laten staan. Het geluid van het ochtendverkeer klonk vrij hard door. Ik stond op en mijn rug was pijnlijk. De rustbank was niet zo geschikt om daar lange tijd op te blijven liggen. Althans niet voor mij. Ik dronk wat water en fatsoeneerde mijn kleding. Het was zeven uur. Nog voordat ik mijn schoenen aanhad, ging de deur open.  Theo was alweer terug in het ziekenhuis.
‘Jij hebt ook niet veel geslapen…’
‘Nee, maar voor mijn doen lang genoeg. Connie is er ook al. Ze wil vandaag Belle onderzoeken.’
‘Jullie zijn toch wel heel speciaal…’
‘Dank je Joe, maar we zijn echt geen supermensen hoor.’
‘Dat kan wel zijn, maar ik vind jullie van een bijzondere klasse. Super.’
‘Heb je al wat te gegeten…?’
‘Nee nog niet, maar ik ga zo meteen maar eens op rooftocht.’
‘Ik zal wel even wat voor je organiseren…moment.’
Hij pakte zijn telefoon en regelde een paar broodjes, een croissant en een glas sinaasappelsap. En een eitje.
‘Daar red ik het wel even mee.’
‘Wil je nog even bij Eva kijken?’
‘Prima, heel graag, dan neem ik zo meteen wel mijn ontbijt.’
We liepen door de gang naar de kamer van Eva. Er was niets veranderd. Ze lag nog steeds roerloos en het leek nog altijd of ze in een diepe slaap was. Ik vertelde Theo dat ik het gevoel had gehad, dat ze mij in mijn hand had geknepen. Ik vroeg hem of dat mogelijk zou kunnen zijn of dat ik me dat alleen maar had ingebeeld.
‘Het komt wel voor dat mensen reageren in hun onderbewustzijn. Als ze weer bij kennis is, zou het best eens kunnen zijn dat ze zich daar iets van herinnert. Dat hoeft niet feitelijk te zijn, maar gewoon het geluid of de strekking van wat je tegen haar hebt gezegd.’
‘Ik hoop dat we daar nog de kans voor krijgen…’
‘Zeker, maar ga nou maar ontbijten. En ik neem aan dat je daarna naar huis gaat. Marie zal je onderhand ook wel eens willen zien. Zeker na het avontuur van gisteren.’
‘Dat denk ik ook. Nou Theo bedankt. Als er wat nieuws te melden is dan hoor ik het wel.’
‘Hoe ga je naar huis…?’
‘Ik neem wel een taxi.’
‘Nou tot ziens en doe de groeten aan Marie.’
‘Een prettige werkdag en als je Connie ziet, doe haar dan ook de groeten van me. En nogmaals bedankt, jullie beiden.’
Ik liep terug naar de kamer van Theo, at de twee broodjes en de croissant op en nadat ik de kamer weer wat had opgeruimd ging ik naar de lift en zocht ik naar de juiste uitgang. Voor bij de ingang was een taxistandplaats. Er stonden er genoeg.

73