Marie was al vroeg op. Ze ging met de Alfa naar André. Hoe ze terug zou komen naar het appartement zou ze me nog wel laten weten. Het was op zich wel heel praktisch, want nu had ik de Peugeot tot mijn beschikking. Ze zei me nog dat de sleutels op de schoorsteenmantel lagen. Achter de mini Eiffeltoren. En ze voegde er direct aan toe; ‘tenminste als je durft te rijden… Je kijkt maar… als je maar uitkijkt.’
‘Ja hoor, ik durf dat wel. Maar ik hoop niet dat het nodig is. Of moet ik je vanavond op komen halen? Dan kunnen we nog even een bezoekje brengen aan Eva. Goed plan?’
‘Goed plan Joe, ik bel je nog wel…’
Ze gaf me een kus en ik hoorde de deur.
Ik besloot om nog maar even in bed te blijven. En weldra was ik weer in een diepe slaap. Het was bijna elf uur toen ik wakker werd. Ik stond op en nam een douche en kleedde me aan. Ik had Marie beloofd om nog wat boodschappen te doen. Toen ik de poort uit liep viel het me op dat de groep jongeren er niet was. Het was stil op straat. Er was niemand te zien. Ik wandelde op mijn gemak naar de winkel van Gaston. En zoals gebruikelijk meldde ik me, waarop Gaston de deur opendeed.
‘Goede morgen  Gaston. Het is een mooie dag…’
‘Dat valt wel mee Joe, het kan een stuk beter,’ antwoordde hij somber.
Ik keek hem aan.
‘Toch niks met je dochter… Ze is toch wel geweest?’
‘Zeker, nee niets aan de hand. Tussen Janine en mij is het weer helemaal goed gekomen. Ze heeft me beloofd om me iedere week op te komen zoeken. En ze zei ook dat ik maar eens moest komen kijken.’
‘Dat moet je zeker doen Gaston… echt geloof me.’
‘Ja, dat kan allemaal wel zijn, maar daar ben ik nog niet aan toe…’
‘Neem die stap nou maar. Het is voor je dochter ook belangrijk.’
‘Ik zal er wel eens over denken…’
‘Goed zo, maar waarom ben je eigenlijk zo somber?’
‘Nou er is gisterenmiddag een schietpartij geweest. Even verder op in de buurt. Er was ruzie tussen twee van die jongerengroepen. Een dode en ze zeggen dat er  ook nog een paar gewonden zijn. Allemaal eigenlijk nog kinderen als je het goed beschouwt. Het wordt er hier allemaal niet beter op. Soms denk ik wel eens dat het beter zou zijn om hier maar weg te gaan. Alles op te geven en ergens opnieuw iets te beginnen. Je kunt er op wachten dat ze hier een keer met een pistool komen binnenwandelen. Ik moet er even niet aan denken.’
‘Zo, dat klinkt allemaal niet best. Weet je wie het zijn?’
‘Nee, nou ja. De groep die hier altijd rondhangt was er bij betrokken. Maar wie er dood en zwaargewond zijn, dat kan ik je niet zeggen.’
Ik begreep nu ook waarom Mocka en zijn vrienden er niet waren. Het maakte me wat onrustig al wist ik niet direct waarom. Ik pakte mijn boodschappen en nadat Gaston de gebruikelijke fles wijn in mijn tas had gedaan liep ik naar buiten.
‘Gaston, tot de volgende keer maar weer en denk er nog maar eens over na. Je doet er Janine een heel groot plezier mee. En niet alleen Janine maar zeker ook jezelf.’
‘Ik zal er echt over nadenken. Doe je de groeten aan Marie.’
‘Zal ik doen…’
Toen ik terugliep naar het appartement was de straat nog steeds leeg. Ik was het niet gewend.
Het bleef me bezig houden. Ik dacht aan het gesprek met Gaston, die me over de schietpartij had verteld. Nadat ik een kopje koffie had gedronken ging ik naar mijn eigen appartement. Ik zag dat het niet veel tijd zou kosten om alles op te ruimen. Eva had nog nauwelijks spullen liggen en alles wat van mij was, paste met gemak in mijn kleine koffer. Ik keek om me heen en ik verbaasde me eigenlijk dat ik hier al drie weken had door gebracht. Het was al met al een troosteloze omgeving. Toen ik naar beneden liep ging mijn mobiel. Het was Marie. Ze vroeg me hoe het ging en ik vertelde over Gaston en over de schietpartij. Het was even stil.
‘Ik vind het wel vreemd dat Mocka en zijn groep er vandaag niet waren. Er zal toch niks ergs aan de hand zijn…? Maar ik kan toch moeilijk naar ze op zoek gaan. Dat lijkt me tenminste niet zo erg verstandig.’
Marie was het met me eens. Ze nam aan dat ze wel weer een keer zouden komen opdagen. Het was wel eens vaker voorgekomen dat ze er een paar dagen niet waren. Ze vroeg me of het uit kwam dat ze direct doorging naar het ziekenhuis. We zouden elkaar  daar zien en dan vervolgens samen terugrijden naar het appartement. Als er niets tussen kwam was ze rond vier uur bij la Renaissance. Ik zei dat dit goed was. Nadat de verbinding was verbroken liep ik weer naar buiten. De overkant van de straat was nog steeds leeg. Geen Mocka met zijn groep. Ik kon het niet laten om iets verder de straat in te lopen, hoewel ik wist dat dit niet verstandig was. Er was niemand te zien. Geen enkel teken van leven. Na een paar honderd meter vond ik het toch beter om terug te lopen. Ik schrok toen ik een meisjesstem hoorde roepen. ‘Meneer…meneer Joe…’
Ik keek om me heen maar ik zag niemand. Het geluid kwam uit een van de zijstraatjes. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Ik vermande me en liep behoedzaam naar het steegje waar het geluid vandaan kwam. Ik keek schichtig om me heen, maar zag niemand. Toen ik het steegje in liep, zag ik twee meisjes, die ik herkende. Ik had ze vaker gezien. Ze behoorden tot de groep van Mocka. Ik voelde me niet op mijn gemak.
‘Dag meneer Joe…’ zei het donkere meisje. Het andere meisje stond huilend in een nis.
‘Dag, jullie zijn toch vriendinnen van Mocka…?’
‘Jawel meneer Joe…’  en het donkere meisje wenkte dat ik mee moest komen.
Ze zei dat ik stil moest zijn. Ik liep achter de twee meisjes aan en ik had geen flauw idee waar we naar toe gingen. Ik voelde me totaal niet op mijn gemak, maar ik wist dat er nu geen weg terug meer was.
Ze liepen behoedzaam door de smalle straatjes en ik had het idee dat Marie en ik hier ook waren geweest toen we naar de moeder en het zusje van Mocka waren gegaan. Even verderop moesten we een straat oversteken. Het donkere meisje rende naar de overkant en keek om zich heen. Ze wenkte dat het veilig was. Het andere meisje volgde mij. Ze was nog steeds verdrietig. Even verderop gingen we weer een steegje in. Ik herkende het hier niet. Ik had geen idee meer waar we ergens waren. Het donkere meisje maakte me duidelijk dat ik stil moest zijn. We gingen een poortje door en kwamen aan bij een deur. Het donkere meisje klopte zachtjes op de deur. Het duurde even maar toen werd er opengedaan door een oudere vrouw. Door het weinig licht kon ik haar nauwelijks zien. Het donkere meisje gaf me een teken dat ik snel moest volgen. Het andere meisje bleef achter mij lopen. De oudere vrouw was verdwenen. Plotseling herkende ik het huis van Mocka. Blijkbaar hadden we een andere route genomen. Het donkere meisje klopte op de deur. Er werd opengedaan. De jongen die de deur openmaakte herkende ik ook als een van de jongens van de groep. Hij gebaarde dat ik snel naar binnen moest komen.
‘Sorry meneer Joe,’ zei het donkere meisje, ‘dat het allemaal zo moet, maar het is nu echt even gevaarlijk. Ik ben Rissa en dit zijn Zara en Bertrand. We zijn van de groep van Mocka. Maar ik neem aan dat u ons al herkend had. Meneer Joe, we hebben echt een heel groot probleem en misschien dat u ons kunt helpen. Er is gisteren een ruzie geweest tussen onze groep en die van Kaplan. Er is geschoten. De broer van Kaplan, de leider van de andere gang, is gedood. Vanmorgen vroeg zijn ze verhaal komen halen. Ze hebben de moeder van Mocka meegenomen en hopen natuurlijk dat Mocka naar zijn moeder op zoek gaat.’
‘Waar is Mocka…?’ vroeg ik.
‘Hij is vannacht niet hier geweest. Hij houdt zich ergens verborgen.’
‘Heeft Mocka geschoten?’
Niemand zei iets.
‘En weten jullie waar zijn moeder is…?’
‘Nee, maar we weten zeker dat Mocka haar zal gaan zoeken. En ze zullen hem doden.’
‘Het heeft zeker geen zin om de politie in te schakelen?’ vroeg ik, hoewel ik het antwoord eigenlijk al wist. Rissa schudde het hoofd.
‘Ons grote probleem is Belle. We weten niet zo goed hoe we voor haar moeten zorgen, ziet u. We kunnen haar toch moeilijk zo achter laten. We weten ook niet hoe lang dit allemaal gaat duren.’
‘Weet Belle inmiddels wel wat er aan de hand is…?’
‘Nee, ze vraagt ons wel waar haar moeder is. Ik denk dat ze het ook niet helemaal vertrouwt.’
‘En jullie weten dus ook niet waar Mocka is?’
‘Nee hij is gisteren weggevlucht en we weten echt niet waarheen….’
‘Nou, dat is wat Rissa…’
‘Wilt u ons alsjeblieft helpen meneer Joe, we zijn zo bang dat het misgaat.’
‘Ik wil jullie best helpen, maar ik weet even niet hoe…? Wat kan ik doen?’
‘Wilt u ons in ieder geval helpen om het tegen Belle te vertellen?’
‘Natuurlijk wil dat. Geen probleem.’
We stonden op het punt om naar het kamertje van Belle te gaan toen er op de deur werd geklopt.
Rissa deed voorzichtig de deur open en ik herkende de jongen, die zich naar binnen haastte ook als een van de vrienden van Mocka. Hij was buiten adem. Ik begreep uit zijn woorden dat hij bang was dat ze hem waren gevolgd. Hij was zichtbaar overstuur. Toen hij weer tot zichzelf was gekomen vertelde hij dat Mocka zijn moeder was gaan zoeken.
‘Ze hebben hem in een hinderlaag gelokt…Ze hebben ‘m te pakken…!’
Rissa vroeg wat er gebeurd was. In horten en stoten vertelde hij zijn verhaal.
‘Toen Mocka had gehoord dat ze zijn moeder hadden, is hij er alleen op af gegaan. Hij wilde niet hebben dat ik met hem mee ging. Ik ben hem stiekem gevolgd. Ze hebben hem opgewacht. Ze hebben voor zijn ogen zijn moeder doodgestoken… Mocka ging helemaal door het lint. Toen hebben ze hem te grazen genomen. Hij had geen schijn van kans. Ik denk dat ze hier naar toe zullen komen…’
Rissa en Zara huilden. Bertrand stond wezenloos voor zich uit te staren. Djouff, want dat was de naam van de jongen die ons het verhaal vertelde, keek strak voor zich uit.
‘Waar zijn de lichamen van Mocka en zijn moeder…Djouff ?’ vroeg ik.
‘Nou, die zullen ze zo meteen wel hier naar toe brengen…Zo gaat dat hier…’
‘En dan…?’
‘Er is maar één begrafenisondernemer die hier durft te komen. Het is maffia. Voor geld regelen ze alles voor je. Geen probleem zolang je er maar voor betaalt.’
‘Weet je hoe we die kunnen bereiken…?’
‘Daar hoef je geen moeite voor te doen… die komen wel uit zichzelf. Die zijn meestal nog eerder op de hoogte dan wie ook.’
We hoorden een auto stoppen en we hielden ons stil. We hoorden de portieren en er werd iets zwaars tegen de deur gegooid. Ik hoorde twee doffe dreunen. Toen weer het geluid van dichtslaande portieren en een auto die met gierende banden wegreed. Bertrand maakte voorzichtig de deur open. Voor de deur, op het stoepje lagen de ontzielde lichamen van Mocka en zijn moeder. Op de lichamen lag een stuk karton met daarop in hanenpoten geschreven. “ Hier hebben jullie de hoer en haar hoerenjong terug. Hou voortaan je vuilnis in je eigen straat. ”
Ik voelde mijn maag omkeren. Ik snakte naar adem. De meisjes hielden elkaar vast en huilden. Bertrand en Djouff staarden voor zich uit. De aanblik van de twee lichamen brandde zich in, in mijn geheugen. Het bloed sijpelde nog uit de wond van Mocka’s moeder. Ze hadden haar keel doorgesneden. Ik zag bij Mocka de schroeiplekken op zijn borst waar de kogels zijn lichaam waren binnengedrongen. Ik zag er ook een op zijn rechterslaap. Ik telde er tenminste zes. Ik wreef met mijn handen door mijn gezicht. De vier jongeren keken me vragend aan. Ik zag de angst in hun ogen.
‘Meneer Joe… wilt u ons alstublieft helpen…?’ vroeg Rissa nog maar eens.
Ik legde mijn hand op haar schouder.
‘Ik… ik wil jullie best  helpen, maar ik kan dit echt niet alleen. Ik heb jullie hulp hierbij heel hard nodig…’
‘We zullen u wel helpen…’ antwoordde Rissa. ‘Zegt u maar wat we moeten doen, wat …’
Voordat Rissa haar zin af kon maken hoorde we weer een auto stoppen. Er werd op de deur geklopt.
De lichamen lagen nog op het stoepje. Bertand maakte open. Ik zag een lijkwagen en twee mannen. Het waren geen plezierige types. Hun gure uiterlijk deed me huiveren, maar ik probeerde me goed te houden.
‘Er is hier een ongeluk gebeurd geloof ik…?’zei de dikste van de twee. ‘Maar we kunnen het wel voor jullie regelen. Tegen een kleine vergoeding uiteraard…’ zei hij op een hatelijke manier.
Bertrand keek vragend naar mij.
‘Wat moet ik me daar bij voorstellen,’ zei ik.
De dikste van de twee keek naar mij en ik zag zijn meewarige blik.
‘Geen witte paarden met een lijkkoets, mocht je dat soms in gedachten hebben. Ik kan twee kisten regelen en een bewijs van overlijden.  En een plekje op de begraafplaats. Ze kunnen neem ik aan, wel bij elkaar in één graf.’
Ik kon mijn afkeer en boosheid nauwelijks onderdrukken maar gelukkig bleef ik helder genoeg om dit niet te laten blijken. Ik had het gevoel dat het dan wel eens slecht af zou kunnen lopen.
‘Wat gaat u op het bewijs zetten?’
‘Natuurlijke dood. Of wil je het anders. Je zegt het maar… Jij bent de klant.’
‘Nee hoor, dat is goed. En wat zijn de kosten…?’
‘Ik zal het goed met jullie maken. Want hier is zo te zien toch niet veel te halen. Vijfhonderd de man.
Dus totaal duizend euro’s. Als ik vandaag geld heb, wordt het vandaag nog geregeld.’
De kleinste had de lichamen van Mocka en zijn moeder nog eens bestudeerd.
‘Ze passen wel in een standaardmodel…’ zei hij tegen de dikste. ‘Die hebben we nog genoeg staan.’
Ik wist dat ik geen keus had. Ik had Mocka en zijn moeder een beter lot gegund maar ik wist dat ik dit niet in eigen hand had. Als ik anders zou besluiten, dan was het hek van de dam. Ik kon me voorstellen dat dit slecht voor mijn gezondheid zou zijn. De dreigende blikken van de beide mannen zeiden genoeg.
‘Goed, ik zal zorgen dat er geld komt,’ zei ik kortaf.
Ik wilde er nog aan toevoegen dat ik er dan wel vanuit ging dat ze alles netjes zouden afhandelen, maar gelukkig besloot ik die opmerking maar achter wegen te laten.
‘Fijn met je zaken te kunnen doen. Als jij zorgt voor het geld, dan zorgen wij voor de rest. Dan heb je morgen de aktes van overlijden en kunnen deze twee mensen in alle rust worden begraven. We zullen ze vast meenemen. Het staat zo slordig, zo op het stoepje. Wat moet de buurt er wel niet van denken…’
Ik voelde mijn boosheid, maar ik moest mijn woede beheersen.
‘Waar moet ik betalen?’
‘Hoe laat kun je centen hebben. Dan komen we nog wel even langs…’
‘Vanavond om half acht…?’
‘Nou dat moet dan maar. Zeven uur en niet later. Anders wordt het voor ons wel een hele lange dag.’
Ik keek de andere kant op toen de twee de lichamen in hun auto sjorden. Het was mensonterend.
Ik kon wel braken. Ik hoorden het dichtgooien van de portieren en ze reden weg. Rissa en Zara hielden elkaar vast. Bertand had een emmer water gehaald en spoelde het stoepje schoon. Hier en daar waren nog wat bloedsporen. Het was alsof ik in een slechte film was beland. Vier jongen mensen die in een shock waren, twee vermoorde mensen, een malafide begrafenisondernemer, en een doodziek meisje van bijna zeventien, die ik moest gaan vertellen dat haar moeder en haar broer dood waren. Ik vroeg aan Rissa of er een vader of andere familie was.
Rissa zei dat ze bij Mocka thuis nog nooit een man had gezien. Bovendien had Mocka haar verteld dat hij voor zijn moeder en zusje zorgde. Ik pakte mijn mobiel en belde Marie. Ze schrok en vroeg me of er toch niks ernstig was met Eva.
‘Nou lieverd, dat niet maar wel iets wat daar nauwelijks voor onder doet. Ik ben nu bij het huis van Mocka en Belle. Mocka en zijn moeder zijn overleden. Ik vertel je later wel hoe dat allemaal is gelopen. Ik heb twee hele grote problemen. De eerste uitdaging is dat ik voor zeven uur duizend euro moet hebben. Voor de begrafenis. Ik zal je ook hier de details maar van besparen, maar ik kan je wel vertellen dat ik zoiets nog nooit heb meegemaakt en oprecht hoop dat ik dit ook nooit meer mee zal maken. Verder heb ik natuurlijk het grootste probleem en dat is Belle. Ik moet het haar nog allemaal gaan vertellen, maar een ding is zeker, ik kan haar hier zo niet achter laten… dat zul je wel begrijpen. Ze kan hier echt niet blijven.’
Marie vroeg of ik een idee had, hoe het dan met Belle verder moest.
‘Nee Marie, dat heb ik niet, ik kan echt niks bedenken. Alleen dat het zo niet kan…’
Ze zei dat ze met Connie Boering over Belle had gesproken en dat ze het kaartje van Connie bij zich had.
Ze zou haar wel even bellen. Misschien kon Connie helpen. Ze zou me meteen terugbellen. Het geld zou ze ook meebrengen. Dan moest ik er wel voor zorgen dat iemand het even bij het appartement ophaalde.
Ik zei dat het in orde was. Toen Marie de verbinding had verbroken vroeg ik aan beide jongens of ze er voor konden zorgen dat het geld werd opgepikt. Marie zou zeker rond half zes thuis zijn. Ze zeiden me dat  het wel in orde kwam. Nou kwam het meest moeilijke deel van mijn missie. Ik vroeg aan Rissa en Zara of ze me wilde helpen met Belle. Ik wist niet goed hoe ik het haar moest vertellen. Rissa liep voor op. Naar het kamertje van Belle. Ze was in een lichte slaap. De geur in de slaapkamer deed mij weer naar adem happen. 
‘Belle, ik ben Joe, je weet wel van de muziek en van Eva en van madame Marie.’
Ze herkende me en glimlachte.
‘Dag meneer Joe, ik hoop toch zo dat het vlug zaterdag wordt. Ik verheug me echt heel erg op het concert. Komt u mij weer muziek brengen?’
‘Nee lieve Belle, was het maar waar…’
Ik realiseerde me dat het niet slechter kon. Haar moeder dood, haar broer dood en ik moest haar vertellen dat ze weg moest uit het huis. En daarbij kwam ook nog eens mijn Eva die balanceerde op het randje. Ik voelde mijn tranen in mijn ogen branden. Mijn kop barste bijna.
‘Lieve Belle. Er is iets ernstigs met je moeder en je broertje… Ze hebben een ongeluk gehad. Het is echt heel ernstig. Ze zijn helaas… Ze zijn overleden lieve Belle.’
Ik was blij dat ik het had kunnen zeggen. Ik had geen idee of ik het ook nog een beetje subtiel had aangezet. In ieder geval besefte Belle maar al te goed wat ik had gezegd en wat het gevolg was van mijn woorden.
‘Dan kan ik ook net zo goed dood gaan… Ik kan niet zonder… dan is alles voor niets geweest,’ zei ze terneergeslagen.
‘Dat moet je niet zeggen. We gaan onze uiterste best doen…’
‘Voor wat… meneer Joe. Wie moet mij. Ik ben ziek en wordt nooit meer beter. Geloof me, ik kan ook beter dood zijn.’
Het deed me pijn om dit zo te moeten horen van  zo’n jong meisje. Rissa en Zara keken me aan. Ik zag hun tranen. Mijn mobiel ging. Het was Marie. Ze had Connie gesproken. Die had voorgesteld om Belle naar het ziekenhuis te halen. Dan kon ze haar tevens onderzoeken en daarna zouden we wel zien. Het grote probleem was echter dat er geen ambulance bereid was om naar die wijk te gaan. Marie zei dat we dat zelf moesten regelen. De rest zou Connie voor haar rekening nemen.
‘Marie heb je al geld gehaald…?’
Ze zei dat ze dat zo meteen ging doen en dat ze daarna naar huis ging. Ze zou proberen tegen half zes bij het appartement te zijn.
‘Lieverd wil je duizend euro extra mee brengen. Dus totaal twee duizend…?’
Ze hoopte dat ze zoveel kon krijgen anders zou ze wel even met André overleggen. Ik kon er van uit gaan dat het in orde kwam.
‘Belle, we hebben een plekje voor je in het ziekenhuis. Een vriendin van ons is daar dokter. Ze zal je onderzoeken en daarna kijken we wel wat het beste voor jou is. Vind je dat goed?’
Ze knikte en het viel me op dat ze nog geen traan had gelaten. Ik vertelde tegen Rissa en Zara wat mijn plan was. Ik wilde proberen de begrafenisondernemer zo ver te krijgen dat hij Belle naar la Renaissance zou brengen. Ik had er vertrouwen in dat hij dat voor geld wel zou willen doen. Rissa en Zara zochten wat spulletjes voor Belle bij elkaar. Het was niet veel wat ze had. In ieder geval moest de cd van Eva mee en de cd-speler. Het was haar rijkste bezit. En een foto met daarop Mocka en haar moeder en zijzelf. Ze stond tussen Mocka en haar moeder in. Het was een wat oudere foto. Ze leek toen nog gezond. Bertrand en Djouff waren op weg gegaan naar Marie om het geld op te halen. Na een uurtje waren ze terug. Het was inmiddels half zeven. Om exact zeven uur hoorde ik een auto stoppen. Ik maakte de deur open. Ze waren er weer allebei. De dikke en de kleine.
‘En heb je het geld…’ was de binnenkomer.
‘Zeker heb ik het geld. En ik ga jullie ook nog om een gunst vragen. Een betaalde gunst.’
‘En wat mag dat dan wel wezen. Ik hou anders niet van die flauwekul,’ reageerde de kleinste.
‘Er is hier een doodziek meisje. Dat moet naar het ziekenhuis. Naar La Renaissance. Mijn vraag aan jullie is wat mij dat gaat kosten… om dat voor elkaar te krijgen?’
‘Je bedoelt dat je aan ons wil vragen om haar weg te brengen? En wanneer zou dat moeten gebeuren?’
’Nu,’ zei ik droog.
‘Zo, dat is iets. Dat wordt niet goedkoop…’ zei de dikke man en wreef over zijn kin alsof ik hem met een ingewikkeld en daarmee een bijna onoplosbaar probleem had opgezadeld.
‘Noem je prijs…’
De dikke keek naar de kleine man.
‘Wat denk jij? Ik schat dat toch al gauw op een vijfhonderd. En jij…?’
‘Ja veel goedkoper kunnen we het niet doen, ik denk zelfs dat je nog aan de krappe kant zit.’
‘Heren, ik stel voor dat we het afmaken op zevenhonderd onder de voorwaarde dat ik mee kan rijden naar het ziekenhuis. Naar La Renaissance.’
Ze keken elkaar aan.
‘Nou, zevenhonderd… Eh nou vooruit dan maar. Maar we hebben niet veel tijd. Waar is dat meisje…?’
Ik vroeg de twee meiden en de twee jongens om mij te helpen. Met ons vijven lukte het om Belle van het bed te tillen en met vereende krachten slaagden we er in om haar naar de auto te brengen. Er ging een lichte huivering door me heen toen ik bedacht dat daar een paar uur geleden Mocka en zijn moeder als vee in waren gegooid. Ze zouden de lichamen er toch wel uitgehaald hebben? Tot mijn opluchting zag ik dat de ruimte leeg was.
‘Ze moet wel op de vloer liggen. Meer luxe kunnen we niet bieden.’
‘Pak even een deken en een kussen uit de slaapkamer Rissa. Dat ligt in ieder geval wat zachter.’
Ik nam afscheid van Rissa en Zara en de twee jongens. Ze bedankten me.
‘We spreken elkaar nog wel…’ zei ik terwijl ik naast Belle op de vloer ging zitten.
De beide mannen stapten in en de auto begon te rijden. Nu zag ik dat Belle huilde. Ik probeerde haar te troosten. Ik had geen idee waar we heen reden omdat er maar een klein raampje in de achterbak van de auto zat. Ik moest ze maar vertrouwen. In ieder geval was er veel licht van straatlantaarns, dus ik nam aan dat we richting het ziekenhuis gingen. Na een klein half uur klopte de kleine man tegen het tussenschot. Ik begreep dat we er waren. Ik had onderweg Marie gebeld en die had me verteld dat we naar de “eerste hulp” moesten gaan. Connie was in het ziekenhuis. Ik moest maar even naar haar vragen.
‘Naar de eerste hulp,’ riep ik naar de dikke man.
Hij stopte en reed een stukje achteruit. De kleine man draaide het tussenraam naar beneden.
‘Zullen we eerst even afrekenen. Anders komt het er misschien niet van. En dat zou je niet willen toch..?’
‘Nee hoor, hier heb je zeventienhonderd en vijftig. Voor de service.’
Ik gaf hem het geld en de kleine man telde het na.
‘Mooi,’ zei hij, ‘fijn om zaken met je te doen. Ik hoop oprecht dat alles naar wens was,’ voegde hij er op cynisch toon aan toe.
‘Wat kost het me om een mooie bos bloemen op het graf te krijgen?’
‘Het ligt er aan wat je zoekt…?’
‘Nou een flink boeket, niet van dat zuinige gedoe.’
‘Tja, de bloemen zijn duur. Maar je hebt al zoveel onkosten en we zijn de beroerdsten niet. We doen ze er wel bij. All in.’
‘Heren bedankt. Ik vertrouw er op dat alles netjes wordt afgehandeld. Oh ja. Hoe krijg ik die twee aktes van overlijden?’
‘Goed dat je dat zegt.’
De kleine man gaf me een enveloppe en zei zonder blikken of blozen. ‘Alles compleet…’
Ik maakte de enveloppe open en zag dat er twee documenten in zaten. Ik las de namen van Mocka en zijn moeder. Bresset, Mocka en Jeanne Bresset. Ook de geboortedatum en de geboorteplaats waren ingevuld. Of die correct waren wist ik niet, maar er stond in ieder geval iets. Ook de datum en de plaats van overlijden waren ingevuld. Er stond een stempel en een waarmerk op met een vage handtekening. Een A met een krul… Ik zag dat Mocka de week daarvoor achttien was geworden. Tenminste als de datum klopte. Ik moest me goed houden. Bij de oorzaak van overlijden stond dat er sprake was van een natuurlijke dood.
‘Nou, dat ziet er allemaal netjes uit…’
‘We doen niet anders…’
‘Ja, dat kun je wel zien,’ zei ik en gelukkig klonk het niet zo cynisch als dat het bedoeld was. De mannen stapten uit en ik haalde een rolstoel. Met wat moeite kregen we Belle erin. De dikke en de kleine man liepen naar hun auto. Zonder te groeten reden ze weg. Ik ging met Belle naar binnen en meldde me bij de balie.
‘We komen voor mevrouw Connie Boering…wilt u haar zeggen dat we er zijn.’
De man achter de balie keek ons vreemd aan maar vroeg verder niets en pakte de telefoon. Hij sloot het raampje van het loket en daarom kon ik niet horen wat hij zei. Ik zag hem knikken en drukke gebaren met zijn arm maken. Het leek wel of het allemaal niet goed zou komen. Hij legde zijn telefoon neer en maakte het raampje weer open.
‘Ze komen naar u toe. Wilt u ondertussen dit formulier even invullen.’
Het was een déjà vu-moment. Ik moest weer een formulier invullen voor iemand waarvan ik alleen de voornaam wist en verder niets. Nou ja, ik mocht aannemen dat ze Belle Bresset heette. Het deed me denken aan de opname van Eva. Alleen nu had ik geen enkel document. Het enige wat ik had waren de overlijdensaktes van haar broer en haar moeder, opgemaakt door een malafide begrafenisondernemer. Ik voelde me opgelaten. Ik kreeg het benauwd bij de gedachte dat zo meteen dezelfde verpleger de lijst kwam ophalen. Dezelfde verpleger die tot driemaal toe had gevraagd om een formulier in te vullen en tenslotte met een blanco formulier werd afgescheept. Meer had ik hem niet kunnen bieden. Hij zou wel denken dat ik een of andere gek was die er blijkbaar genoegen in schepte om mensen bij het ziekenhuis af te leveren zonder een identiteitsdocument of verzekeringspapieren. Laat staan dat ik een adres of de andere standaardgegevens kon aanleveren. Ik voelde het zweet op mijn voorhoofd en hoopte van harte dat het niet dezelfde man zou zijn. Ik zette de rolstoel aan de kant naast de bank in de zithoek. Ik vroeg aan Belle of ze wat wilde drinken of eten. Ze knikte en zei met zachte stem dat ze niets wilde. Ze had onderweg niet gesproken en ze was nu ook nauwelijks te verstaan. Ik liet haar maar. Na een minuut of tien zag ik Connie.
‘Goh, wat ben ik blij dat ik jou zie …’
‘Het gaat wel lekker met jou, geloof ik… Marie heeft mij al het een en ander verteld.’
‘Nou het fijne weet je nog niet… maar dat vertel ik je straks wel. Een prima scenario voor een hele slechte film.’
‘En jij bent Belle…? Connie richtte zich tot haar.
Ze knikte.
‘Ik ben Connie… Connie Boering. Ik ben kinderarts en mijn man Theo en ik zijn vrienden van Joe.’
‘En van Eva en madame Marie,’ voegde ik toe.
‘Ook van Eva…mevrouw?’ vroeg Belle met zachte stem en ik zag dat het haar goed deed om dit te horen.
‘Jazeker, Eva en ik zijn heel goed bevriend. Ik mag wel zeggen dat ze een van mijn beste vriendinnen is,’ reageerde Connie.
‘Eva kan zo mooi piano spelen,’ zei Belle
‘Dat kan ze zeker… ik kan daar ook zo van genieten. En jij ook, zo te horen,’ en ze keek me aan.
Belle knikte. Ik gaf Connie een seintje en ze begreep dat Belle niet op de hoogte was van de situatie met Eva. We lieten het er maar bij.
‘Nou we gaan eerst maar eens naar de opname en daarna breng ik je naar mijn afdeling. Vandaag zal er niet veel meer gebeuren, maar ik heb begrepen dat je vandaag je moeder en je broer hebt verloren en ik denk dat het goed is dat we daar straks nog even over praten. Samen met een andere mevrouw van het ziekenhuis, die je misschien kan helpen om je verdriet een plaatsje te geven.’
Belle knikte en tranen liepen over haar wangen. Connie troostte haar en dat ging haar goed af. Belle werd rustiger. Bij de opname was het weer een feest. Weer werd naar de ingevulde lijst gevraagd. En weer was ik er in geslaagd het formulier blanco te houden. Met de hulp van Connie en Belle kwam het uiteindelijk toch wel goed. Ik vroeg aan Connie of ze het goed vond dat ik ondertussen even Marie belde. Die zou zich onderhand wel afvragen hoe het met ons ging.

71