Ik drukte op de bel bij het loket. Marie was blij dat ze mij zag. Ze had een probleempje en als ik haar daar bij zou kunnen helpen, dan stond ze bij me in het krijt. Het was een simpel klusje. Bij een van de appartementen was een smeltzekering kapot. Marie was als de dood voor elektriciteit en voor alles wat daarmee te maken had. Zelfs het verwisselen van een kapotte lamp was al te veel gevraagd. Ze vertelde dat dit kwam omdat ze ooit iemand had zien verongelukken door kortsluiting. Bij een transformatorhuisje. De man was letterlijk verkoold. Ik deed geen moeite om uit te leggen dat dit wel even wat anders is. Ik verving de smeltzekering en had Marie blij gemaakt. Ze vroeg of ik nog wat ging doen en ik vertelde haar over Eva. Over het telefoongesprek en het plan van Eva om in het appartement van Duval te blijven.
Marie pakte mijn hand.
‘Je moet haar vertrouwen Joe, anders heb je geen leven…’
Ik keek in haar ogen. Marie had mooie ogen. Er zat een twinkeling in, die me nu pas opviel.
‘Ja,’ zei ik, ‘maar zo was het toch niet helemaal de bedoeling.’
‘Als je jezelf alleen voelt, ben je altijd welkom, dat weet je.’
‘Ik kan moeilijk de hele dag bij je op schoot gaan zitten, Marie.’
‘Maar we kunnen wel samen eten. Ik wil best voor je koken, zolang je vriendin er niet is.’
‘Dat is lief, heel lief van je. Maar dan delen we wel samen de kosten en is de wijn is voor mijn rekening.’
‘Dan hebben we een afspraak, goed…?’
‘Prima, we hebben een afspraak.’
Ze stak haar hand uit en ik antwoordde met een ferme handdruk.
‘We moeten nog wel boodschappen doen…zullen we dat vanmiddag samen even doen?’
‘Zeker, zeg maar hoe laat ik bij je moet zijn?’ en ik voelde me toch wel opgelucht.
‘Blijf nou eerst maar eens even een kopje koffie drinken, daarna zien we wel weer verder.’
Ik liep achter haar aan en we gingen haar appartement binnen. Ze had het geïmproviseerde schaakbord nog op de eettafel liggen. Het doosje met de schaakstukken stond er boven op.
Marie zette sterke koffie.
‘Daar houd ik van. Als het te sterk voor je is, dan moet je het wel even zeggen hoor,’ zei ze bezorgd.
‘Ik kan het hebben en ik vind het ook nog lekker…’
‘Ik ben helemaal koffiegek. Veronique zegt wel eens dat ik verslaafd ben aan cafeïne. Bestaat dat?’
‘Ik kan het je niet zeggen, maar het zal wel kunnen lijkt me. Je kunt tenslotte overal aan verslaafd raken, dus waarschijnlijk ook wel aan koffie denk ik?’
‘Dus aan jou heb ik dus ook niks?’
‘Ik ben bang van niet. Ik weet wel alles van stekkertjes en kabeltjes…’
‘Zoals ik dus al zei, aan jou heb ik dus niks.’
‘Bedankt Marie, bedankt voor deze oppepper.’
‘Enchanté.’

31