Toen ik beneden kwam, was Marie al naar buiten gegaan. Ze had een bordje op de balie gezet waarop stond dat ze even afwezig was. We liepen naar dezelfde winkel, waar ik samen met Eva was geweest.
De man die de deur openmaakte groette ons beleefd en keek mij met enige verbazing aan. Ik zag aan hem dat hij zich afvroeg waar Eva was. Hij en Marie raakten druk in gesprek en ik kon het niet volgen. We deden onze boodschappen, rekenden af en liepen naar buiten.
Ik stelde Marie voor om ook haar tas te dragen. Ze zei dat ze dat zelf wel kon. Ze vertelde over de buurt. Het was een buurt geworden van kansarmen. Er werd veel gestolen en het was wanneer het donker werd, geen plek om rond te lopen en zeker niet alleen. Er was veel werkeloosheid en een broeinest voor illegale handel en criminaliteit. Maar voegde ze er aan toe; ‘je went overal aan.’
Terug in het appartement verontschuldigde Marie zich en ging naar de keuken. Ze vroeg aan mij om een muziekje op te zetten. Behalve cd’s had ze ook nog drie en dertig-toerenplaten.
‘Van Edith Piaff tot aan de Rolling Stones… Je hebt een brede belangstelling.’
‘Muziek is altijd mooi. Het zijn korte verhalen. Ik kan er tenminste van genieten. Net als van een mooi boek en ik lees veel, maar dat zal je niet verwonderen. Ik ben blij wanneer ik wat om handen heb.
‘Hoe ben je hier terechtgekomen…’ vroeg ik.
‘Joe, opeens komt er een moment, waarvan je zelf wel weet dat het ooit komt, maar niet wanneer. Het moment dat je te oud wordt voor datgene waar je mee bezig bent. Zeker als je danst. Men raakt op je uitgekeken. Dan is de tijd rijp om er mee te stoppen. Er een punt achter te zetten. En als je dan geleefd hebt zoals ik heb geleefd, dan moet je niet zeuren. Dan moet je blij zijn dat er nog een paar graantjes buiten de kooi vallen. Daar moet je het dan maar mee doen. Toen ze een conciërge vroegen voor dit appartement heb ik geschreven. Een redelijke baan en een baan met woonruimte. Ik kan er net van leven, maar dat is ook genoeg. Veronique helpt me als het even krap is. Ik ben tevreden, maar soms ook wel een beetje eenzaam. Van het bruisende leven van Place Pigalle naar de stilte van een appartementje in een achterstandsbuurt. Zo gaat het. Het is mijn leven, mijn keuze.’
Terwijl ze de kipfiletjes nog eens omdraaide en het vuur onder de pan wat lager zette, veegde ze de kruimels van het stokbrood, die op het aanrecht lagen behoedzaam bij elkaar.
‘Wil je dressing over je salade?’
‘Is goed, ik pas me wel aan.’
‘Je bent mijn gast, dus jij mag het zeggen. Wil je ook nog een flesje wijn ontkurken. Ik vind het echt heel fijn dat je er bent.’
‘Ik moet je dankbaar zijn Marie. Anders had ik mijn eigen potje moeten koken en had ik daar ook maar alleen gezeten.’
‘Nou, dat zal allemaal wel. We kunnen aan tafel.’
Ze had een sobere, maar goede maaltijd voor mij klaar gemaakt. We spraken niet veel.
Daar zat ik, met Marie Bonnet, een ex-revuester, nu de conciërge van een appartementencomplex, terwijl Eva ergens in Parijs de mensen vermaakte met haar pianospel. Ze bleef slapen bij Duval. Ik had helemaal niets met hem. En hij waarschijnlijk ook niet met mij. Ik vond hem een beetje arrogant, in ieder geval naar mij toe en overvriendelijk naar Eva. Ik wist dat ik niet objectief was en probeerde de gedachte dat Eva vannacht bij hem in zijn appartement zou overnachten van me af te zetten. Ik vroeg me af of het jaloezie was, of de teleurstelling om vanavond helemaal alleen te zijn in een kil en doods appartement in een van de buitenwijken van Parijs.
‘Waar denk je aan?’ vroeg Marie.
‘Aan Eva,’ antwoordde ik eerlijk.
‘Ik ken haar niet, nog niet, maar ze zal zich wel redden, Parijs is goed voor meiden, die voor zichzelf opkomen.’
Ik knikte, maar vroeg me af wat ze daarmee bedoelde. Ik liet het na om dat aan haar te vragen.
Ik zag dat het inmiddels half tien was.
‘Tijd is van geen enkel belang, ’ had ze gezegd.

29