We hadden bijna anderhalf uur op Henry Duval moeten wachten.
Ik had hem in Hamburg alleen van een afstand gezien en toen hij me de hand schudde en zich voorstelde moest ik toegeven dat het een mooie man was. Ik schatte hem rond de vijf en dertig. Hij had de charme van een Fransman en de uitstraling van een geslaagde zakenman.
Hij vertelde Eva over de boekingen en vol enthousiasme liet hij haar het ontwerp van de poster zien, die in de maak was voor het optreden in Olympia. Ze was de support-act van een opkomende band. The Zodiac. In Frankrijk was die blijkbaar al heel populair en ze stonden op het punt om wereldwijd door te breken. Het waren Engelsen. Ik had er nog nooit van gehoord. Hard rockers, maar geen metal. Dus volgens Duval was de combinatie van The Zodiac met Eva als support-act helemaal geschikt voor het publiek, dat in grote aantallen werd verwacht. Het was bijna uitverkocht. Nog ruim drie weken en dan was het zo ver. Hij was er trots op dat Eva in het voorprogramma stond. De laatste kaarten gingen er deze week uit. Hij had een contract bij zich. Eva pakte het aan en las het aandachtig door.
Ik hoorde haar zeggen dat ze maar een optreden van een half uur had. Ze wilde drie kwartier. Duval zei dat het niet anders kon. Ze schoof het contract weg. Drie kwartier en niet korter, daar hield ze aan vast. Hij pakte zijn mobiel en hij belde. Ik kon hem niet volgen. Eva keek naar mij.
‘Een half uur is wel heel erg kort. Dat is hallo zeggen en daag. Daar moet hij maar wat op verzinnen.’
Duval legde zijn mobiel neer en zei dat drie kwartier in orde was.
Eva nam het contract en vroeg aan Duval de tekst aan te passen. Hij pakte een ballpoint en voegde een voetnoot toe en zette er zijn paraaf bij.
Tevreden las Eva verder. Tenslotte vroeg ze de ballpoint en zette haar handtekening onder het contract. Duval stond op en gaf haar een hand.
Hij bestelde nog een drankje en toen de juffrouw van de bediening de bestelling naar onze tafel had gebracht proostte hij. ‘Santé.’
‘Santé,’ zeiden Eva en ik tegelijkertijd.
Eva en Henry Duval praatten nog wat na en ik probeerde het gesprek zo goed en zo kwaad mogelijk te volgen. In ieder geval begreep ik dat Eva de komende drie weken bijna elke avond was geboekt.
‘Seulement avec le piano…?’ vroeg ze aan Duval.
‘Oui, seulement le piano et votre voix.’
Duval stond op en stelde voor dat we hem zouden volgen. Hij zou voor ons uit rijden en ons zo de weg wijzen naar ons tijdelijk verblijf. Bijna moeiteloos volgde Eva de auto van Duval. Een BMW uit de achtserie.
‘Het gaat hem zeker goed? Daar is in ieder geval beter aan verdiend dan aan stekkertjes en kabeltjes,’ merkte ik op.
‘Het lijkt er wel op, maar je moet er wel tegen kunnen. Het is een vreemde wereld. Neem dat maar van me aan.’
Na een half uur draaide de BMW een zijstraat in. Het was een grijze grauwe straat met flats die nodig
aan een renovatie toe waren, als dat tenminste nog de moeite waard was. Na twee keer links en een keer rechts stopte hij voor een witte toegangspoort.
Ik kon niet lezen waren we waren. Het straatnaambordje was deels afgebroken en er stond alleen nog iets van “ Rue de Vi…”. 
Duval belde aan en de poort ging open. Hij wenkte dat we hem moesten volgen. Nadat we binnen waren ging de poort automatisch weer dicht. Althans zo leek het. We stapten uit en liepen naar een deur die toegang gaf tot een halletje. Achter het loket zat een vrouw van rond de vijftig. Hoewel ze wat slordig oogde, leek ze me een mooie vrouw geweest te zijn. Ze was vriendelijk en na een onderonsje met Duval legde ze twee sleutels op de rand van het loket. Ze legde hem uit waarvoor ze dienden. Een was voor de poort en de andere gaf toegang tot ons appartement. Duval legde aan Eva uit dat de sleutel van de poort in het kastje aan de rechterkant van de poort moest worden gestoken en even moest worden vastgehouden totdat de poort openging. Sluiten deed hij vanzelf.
‘Het is maar goed, dat Eva het allemaal begrijpt,’ dacht ik. Het viel me tegen dat ik het amper kon volgen.
Eva had de sleutel van het appartement. Duval nam afscheid en beloofde dat hij in de loop van de avond nog wel even zou bellen. Donderdagavond werd ze verwacht in Le Salon. Om tien uur.
Hij nam afscheid en we liepen door de deur die naar de trap ging. Nummer twee honderd vijf en dertig.
Het was op de derde verdieping. Ze stak de sleutel in het deurslot en we gingen naar binnen. Het rook er een beetje muf. Ik deed het licht aan en zo op het eerste gezicht leek het allemaal heel redelijk.
Er was een kleine keuken, een toilet, een kleine douche maar in ieder geval groter dan bij Horschbach en
een zitkamer en één slaapkamertje.
‘Lekker smal bedje. Maar je kunt hier in ieder geval op de bank slapen. Dat is dan wel weer een voordeel.’
‘Ja, je zegt het maar.’
‘We zullen zien, als je lief bent, mag je ook wel een keer bij mij in mijn bedje.’
‘Jouw bedje?’
‘Mijn bedje, jouw bankje. Dat lijkt me redelijk.’
Ik liep naar het raam. Het uitzicht beperkte zich tot een zelfde soort flat aan de overzijde.
‘Nou we moeten het er maar even mee doen, het is niet zoals jouw appartement. Maar we hebben in ieder geval onderdak. En betaalbaar.’
Ze haalde haar schouders op.
‘Kom we gaan zo meteen wel even boodschappen doen. Volgens die mevrouw aan de balie zit hier net om de hoek iets van een supermarkt. Ze zei wel dat we een beetje op moesten letten, want de buurt schijnt niet helemaal fijn te zijn.’

26