Toen ik zondagmorgen wakker werd was Eva al uit bed. Ik zag op mijn bedwekker dat het ondertussen al half tien was. Ik voelde me gelukkig en ongelukkig. Tegelijkertijd.
Gelukkig omdat ik Eva had ontmoet. En ongelukkig omdat het onmogelijk relatie leek. Een relatie zonder toekomst. Ik stond op en zag dat Eva het ontbijt klaar had gemaakt.
‘Ik wilde je net wakker maken.’
‘Had je me wakker gekust of gewoon een ram in mijn zij gegeven?’
‘Gekust.’
‘Shit, was ik maar blijven liggen.’
‘Jammer, maar beurt voorbij.’
‘Onherroepelijk…?’
‘Moet je terug naar bed gaan en kijken wat er dan gebeurt.’
Ik liep naar de slaapkamer en kroop weer in bed. Na vijf minuten was er nog geen Eva te bekennen. Ik wilde weer opstaan toen de deur van de slaapkamer openging. Ze had een dienblad bij zich met daarop de broodjes, sinaasappelsap, eitjes en kuipjes jam, kaas, boter en vleeswaren.
‘Vindt meneer Grey het goed dat mejuffrouw Winters samen met hem het ontbijt gebruikt. Of heeft meneer Grey een hekel aan ontbijt in bed?’
‘Meneer Grey vindt het idee van mejuffrouw Winters om samen met hem het ontbijt te gebruiken in de master-bedroom een geniale gedachte. Hij heet haar van harte welkom en wenst haar een smakelijke maaltijd. Correctie ontbijt.’
Ze zette het dienblad in het midden van het bed en ik hield het stevig vast. Alles bleef staan.
Ze deed de ochtendjas uit, die ze blijkbaar in de kast had gevonden en ik zag dat ze alleen een slipje en een T-shirt droeg.
‘Smakelijke voortzetting.’
‘Dat kun je wel zeggen…’merkte ik droog op.
‘Uh,’ zei ze en keek me vragend aan. Toen snapte ze het en schudde haar hoofd en zei, ‘nee helaas, alleen ontbijt. Het is niet uw lucky day meneer Grey.’
‘Ik vind dat het nogal meevalt. Je hoort mij niet klagen. Ik krijg ontbijt op bed en ik ben in het gezelschap van een mooie jonge vrouw die zelfs het bed met me deelt. Wat kan een mens zich nog meer wensen.’
Ze keek me glimlachend aan.
‘Daar moet je het dan ook maar even mee doen.’
Toen we klaar waren met het ontbijt, wat overigens prima was en ik het dienblad naar de keuken had gebracht, vroeg ik wat ze wilde doen.
‘Zullen we nog even lekker lui doen en nog even in bed blijven. Bovendien is het waardeloos weer. Een druilerige dag.’
‘Jij bent geniaal…’
Toen ik weer naast haar lag, vroeg ze of ze bij me mocht komen liggen.
Ik zei dat het goed was en ze kroop dichter tegen me aan.
‘Wat vind je nou van ons, zo samen…?’
Ik vond het moeilijk en wachtte met mijn antwoord.
‘Weet jij ook niet wat je moet vinden,’ zei ze met zachte stem.
‘Het is niet simpel. Er woedt een oorlog in mijn kop. Enerzijds omdat ik vind dat het niet kan, anderzijds heb ik een warm gevoel voor je. Ik kan niet zeggen dat ik verliefd ben of zo, maar ik mag je heel erg graag. Ik kan je niet uit mijn kop krijgen. Dat brengt me in verwarring. Ik wil alleen maar aan nu denken niet aan morgen. Terwijl ik weet dat er een morgen komt en na morgen weer een nieuwe dag, die onze relatie, als ik het zo mag noemen, ongelofelijk ingewikkeld maakt.
‘Waarom ingewikkeld…?’
‘Wat denk je van het verschil in leeftijd…’
‘Daar heb ik nog niet bij stilgestaan.’
‘Waar dan wel bij Eva?’
‘Bij het grote verschil in hoe we in het leven staan. Jij bent behoudend, rustig en evenwichtig. Ik ben vol met wilde plannen, ongeremd en soms labiel. Een ongeleid projectiel en ook kwetsbaar. Een vechter en een doorzetter. Dan weer ben ik een vulkaan die op uitbarsten staat en op het andere moment ben ik een kabbelend beekje, in de zomerzon. En daarom weet ik niet wat ik moet vinden. Ik vind het ook allemaal heel erg verwarrend. Ik voel me relaxed in jouw gezelschap, maar ook ik ben niet verliefd. Ik zou het verschrikkelijk vinden als we elkaar niet meer zouden zien, maar weet dat er ook weer zomaar weer een morgen komt dan we niet meer samen zijn. Maar nu wil ik nog niet denken aan morgen en ik schuif het aan de kant. Ik ben blij dat ik naast je lig, maar het maakt me ook bang. Zoals het nu is, zoals het nu gaat, is het redelijk vrijblijvend en beheersbaar. Ik heb het onder controle. Dat denk ik in ieder geval. Ik probeer me soms een voorstelling te maken van hoe het ook anders zou kunnen zijn. Dat verkrampt me. Het maakt me zo angstig en ben dan bang dat dit dan alles kapot zal maken.’
Ze kroop dichter tegen me aan.
‘Ik geniet van elk moment. Het beste wat me de laatste jaren is overkomen. Je vroeg van de week of ik eenzaam ben. Als je naar “Eva Blues” luistert en me wat beter kent, hoor je waar ik me bevind. Als ik dit nummer niet meer speel ben ik of dood of heb ik mijn leven terug gevonden.’
Ik voelde haar tranen op mijn borst. Ik streelde door haar haren en probeerde haar te troosten.
‘Lieve Eva, ik hoorde wat ik hoorde en het deed zelfs mij pijn. Ik probeer je te begrijpen en het laatste wat ik wil, is je leven nog ingewikkelder maken, dan het al is. Als ik je kan helpen, dan zal ik dat doen.
Ik zal je troosten, je ondersteunen, naar je luisteren, je vasthouden… maar ik wil me niet opdringen en de regie overnemen. Dat gaat me niet lukken. Het is jouw leven. Jij moet jezelf er in terug kunnen vinden.’
Ze keek me aan en ik zag de angstige blik in haar ogen.
‘En als ik daar niet in slaag …? Er niet in slaag om mezelf terug te vinden in een leven wat me bevalt. Zal ik me dan altijd moeten pijnigen met het zingen van bluesnummers. Met mijn gevoel afdalen in de donkere kelders van angst, pijn en eenzaamheid. Een verloren ziel. Een roepende zijn, zonder dat er iemand is die me hoort.’
Ik luisterde en het baarde me zorgen dat ze zomaar van de vrolijke opgewekte Eva die voor het ontbijt had gezorgd, in de droevig gestemde Eva de Blueswoman, kon veranderen.
Het versterkte mijn gevoel voor haar en niet uit medelijden maar uit betrokkenheid, uit de warme belangstelling die ik voor haar had. Vanaf het eerste moment. Ze was een boeiende jonge vrouw.
‘Er zal altijd wel iemand zijn die naar je zal willen luisteren. Als je daarin blijft geloven lieverd, dan beloof ik je dat het eens goed zal komen. Daar kun je op vertrouwen.’
‘Joe, wil jij die iemand zijn, zolang ik dat nodig heb. Ik weet dat ik veel van je vraag zeker omdat ik je er niks voor teruggeef.’
‘Dat kun je zo niet zeggen Eva. Ik ben blij met je gezelschap en het geeft mijn leven in ieder geval weer een beetje kleur. Mister Grijs zei je toch…’
Ze glimlachte flauw.
‘Sorry. Nogmaals, dat had ik zo niet bedoeld.’
‘Maar dat is wel de waarheid. Een suf leven van stekkertjes en kabeltjes, klanten die van alles van me willen, een baas die ondanks dat het mijn goede vriend is, mij wel als het er op aan komt onder mijn kont trapt als hij me niet meer nodig heeft. Een praatje met mevrouw Jansen van de supermarkt is al een hoogtepunt. Toen ik gisteren met jou bij Hertog Jan was, voelde ik mij ongelofelijk trots. Trots op jou, maar ook trots op mezelf. Jij logeert ten slotte bij mij. Sterker je ligt bij me in bed. Ik zou het zo van de daken kunnen schreeuwen, lieve Eva. Kijk mensen, die Eva daar, die voortreffelijke en mooie pianiste, dat is mijn vriendin. Want dat wil je toch wel zijn?’
‘Ja, dat wil ik zeker wel zijn…’ zei ze bijna fluisterend
‘Weet je, het is allemaal zo, hoe moet ik het zeggen, zo opgelegd. Alles moet, maar alleen omdat anderen dat vinden. Soms weet ik niet meer wat ik zelf moet vinden en doe wat er van me verwacht wordt. Als je jong bent heb je dromen. Voordat je het weet zijn je dromen van je afgepakt en als je net als jij door blijft dromen dan kom je in de problemen. Mensen snappen, begrijpen je niet meer en zelf begrijp jij de mensen niet meer. Dat is het grote gevaar dat op de loer ligt. Het moment dat je jezelf niet meer begrijpt. Dat begrip voor jezelf weer terug te vinden, dat kost pijn en tranen. Het overwinnen van je angsten, het leren houden van de mensen en dan met name van jezelf is het grootste gevecht dat je moet voeren.
‘Is het jou gelukt…’
‘Waarom vraag je dat aan mij…?’
‘Omdat ik denk dat jij die route ook hebt gelopen…’
Ik streelde haar en ze keek naar me.
‘Het is toch zo Joe, ik voel het… Heel erg sterk…’
‘Ik had mijn dromen Eva. Ik heb ze verkwanseld voor wat ik nu heb, rust. Het zogenaamde evenwicht. Een huis, een auto, een vaste baan. Als je diep in mijn hart kijkt zou ik…’
Ik hield stil en gelukkig was Ratio op tijd om me tot de orde te roepen.
‘Wat zou je…?’ vroeg ze.
‘Laat maar. Het zou het zo ongelofelijk ingewikkeld maken.’
‘Wil je het echt niet aan mij vertellen…?’
‘Nee lieverd, dan kan ik niet doen, of beter dat mag ik niet doen.’
‘Is er een kans dat ik een plaats krijg in je dromen…?’
Ik voelde me ongemakkelijk. Ik durfde haar niet te belasten met mijn problemen. Mijn zoektocht naar mijn eigen leven.
Eva keek me aan.
‘Ik wil wel in je dromen voorkomen hoor, maar pas als ik er aan toe ben Joe, niet eerder. En als ik er niet aan toe kom, zal ik het ook nooit toestaan.’
‘Ik begrijp het en ik heb daar alle respect voor,’ antwoordde ik.
We bleven stil bij elkaar liggen. We kenden elkaar een paar dagen en ik had het gevoel dat we al een lange tijd samen waren. Samen gevechten hadden gevoerd, in onverbrekelijke verbondenheid en in onvoorwaardelijke kameraadschap. Met een diep geloof in elkaar. Het was bijna mystiek. Vanaf het eerste moment voelde ik me naar haar toe gedreven. Hoe ik ook geprobeerd had om het te ontvluchten, er was geen argument sterk genoeg geweest om dat door te zetten.
‘Joe, als ik weg zou gaan, zou je me dan komen zoeken. Mij achterna komen?’
‘Zou ik een schijn van kans hebben om je te vinden Eva?’
‘Als je echt zou willen, dan zou je me vinden, dat weet ik zeker. Dat kan ik je beloven.’
‘Weet je, ik zou niets liever willen…maar ik zit vast in mijn eigen gedachten. Mijn leven, dat misschien niet eens mijn leven is. In ieder geval niet eens het leven is wat ik zou willen leven. Maar wat is het alternatief?
Een blind verlangen naar iets wat er niet is, wat niet kan.’
 Het was over mijn lippen gekomen op een totaal fout moment.
‘Sorry Eva, dit wilde ik niet zo zeggen, ik wil graag dat je dit vergeet. Het is niet goed aangezet. De context is niet goed. Maar ik kan het nu niet beter zeggen, dus vergeet het.’
Ze ging er echter op door.
‘Verlang je naar mijn lichaam…? Wil je met me vrijen?’
‘Nee lieverd. Ik vind jou erg mooi en ik waan me alleen al bij die gedachte dat je met me zou willen vrijen, in de zevende hemel, maar het is van ondergeschikt belang. Daar gaat het niet om. Jij Eva, zoals je bent, denkt en doet. Je hebt je in mij genesteld, in mijn hart en mijn geest. Het verlangen waar ik het over heb is het verlangen om jou te kunnen begrijpen, iets voor jou te kunnen zijn.’
‘Je bedoelt houden van… zoals vrienden om elkaar geven…?’
‘Misschien is het dat wel, want ik mis de verliefdheid.’
‘Misschien sla je die fase over.’
‘Ik weet het niet.’
Ze richtte zich op en kuste me op mijn lippen
‘Het wordt een lange weg Joe. Misschien wel een zonder einde. Ik weet niet of je dat wel wilt. Dat weet jij alleen.’
Ze stond op en deed mijn ochtendjas aan.
‘Ik vertrek woensdag naar Parijs. Ik heb vanmorgen Henry Duval teruggebeld. Hij probeerde me gisteren te bereiken. Hij heeft in ieder geval drie weken werk voor me en als alles goed gaat sta ik over vier weken in het voorprogramma van een bekende band. In Parijs, in Olympia.’
Ik was verbijsterd. In paniek. Maar probeerde me zelf te vermannen.
‘Zo, dat is echt goed nieuws. Ik ben blij voor je. Het zou geweldig voor je zijn.’
Ze keek me strak aan.
‘Vind je dat echt …? Goed nieuws? Ook als dat betekent dat we elkaar dan niet meer zullen zien. Dat we onze eigen weg zullen gaan, ieder in zijn eigen eenzaamheid. Jij vindt dat goed nieuws…?’
‘Eva, toe…’
‘Joe, we hebben nog een kleine drie dagen om uit te maken waar we staan. Dat is niet veel. Mijn hart staat in brand, mijn kop doet zeer, staat op barsten, mijn lijf smeekt om een pilletje, een boost om verder te kunnen.’
‘Maar ik ben blij voor jou, omdat je succes hebt…’
‘Succes is als een medaille die mensen je omhangen. Als je hem verliest kun je je nergens meer op beroepen. Dan is al het bewijs weg en zullen de mensen je naam snel vergeten zijn en leef je verder in de anonimiteit. Dus dan zal het weer hetzelfde zijn als in de tijd dat niemand je kende.’
Ik probeerde te begrijpen wat ze zei.
‘Ik vroeg me af hoe het zal zijn in Parijs, hoe het zou gaan zonder jou. Je zegt dat ik mezelf in je hart heb genesteld. En in je brein, in je geest. Liefje, ik ben verward. Een paar dagen geleden zou ik op de Keulse Dom zijn geklommen om te roepen dat ik naar Parijs mag om daar een gooi te doen naar succes. Nu twijfel ik en word ik verscheurd door het idee dat de keuze die ik moet maken er een is die misschien wel bepalend is voor mijn kans om nog ooit gelukkig te worden…’
‘Heeft dat met mij te maken…?’
‘Het zou niet eerlijk zijn om de druk alleen bij jou neer te leggen. Het heeft met ons samen te maken.’
‘Zullen we ons aankleden en onze koppen leegmaken met een flinke boswandeling. Het regent dus we zullen wel alleen op de wereld zijn.’
Ze knikte en zonder een woord te zeggen deed ze haar jeans aan, draaide zich om en pakte een blouse uit de kast. Weer viel mij het grote litteken op dat ze boven op haar schouder had en ik zag dat het doorliep tot onder haar schouderblad. Ze deed de blouse aan en knoopte hem dicht.

14