Even na twee uur reed ik de straat in van mijn appartement. Ik had niets meer van Eva gehoord. Toen ik in mijn appartement was en mijn reistas en mijn koffertje in de kleine kamer had gezet, keek ik nog even zorgvuldig om me heen of alles opgeruimd was.
Vanuit mijn woonkamer had ik uitzicht op het winkelende publiek. Het was rustig. Ik begon me zorgen te maken toen ik zag dat het inmiddels ruim half vier was. Ik had niet hard gereden en normaal gesproken had ze er toch kunnen zijn. Ook had Eva niet gereageerd op mijn sms-bericht.
‘Zou ze zich bedacht hebben…?’ mompelde ik.
Het was tegen half vijf toen ik het VW-busje de parkeerplaats op zag rijden. Ik was behoorlijk ongerust geweest. Ze belde aan en ik zei door de intercom dat ik naar beneden kwam om haar met haar spullen te helpen. Toen ze boven was en mijn appartement binnenstapte, ging haar mobiel.
‘Die moet maar even wachten. Eerst even kijken hoe je woont.’
Ik liet haar de woonkamer, eetkamer en de keuken zien. Daarna was de badkamer aan de beurt.
Ten slotte mijn slaapkamer.
‘Welke kant lig jij?’
‘Meestal aan de raamkant. Is dat goed?’
‘Het is jouw huis en ik ben de gast. Ik pas me aan. Dus prima. Mag ik wel mijn kleding zolang in jouw kast stallen. Anders wordt het een beetje een zooitje, denk jij ook niet…?’
‘Dat mag, doe maar net alsof je thuis bent is wat vreemd om te zeggen, maar je weet wat ik bedoel.’
‘Ja, een thuis heb ik niet, dus daar heb jij een punt.’
‘Ik ben blij dat je er bent …verder zien we het wel. Toch?’
‘Zo is het, ik ben ook blij dat ik er ben en dat ik hier mag blijven.’
‘Nou eerst boodschappen doen, anders wordt het wel een heel mager weekend.’
Ik pakte een boodschappentas uit het kleine kamertje en we wandelden naar de supermarkt.
Het winkelwagentje vulde zich snel. Ik had de indruk dat ze in tijden al niet meer in een supermarkt was geweest. Ze genoot er zichtbaar van.
‘Ik denk dat ik je vanavond eens ga verrassen met een heerlijke…uh… Wat lust je eigenlijk graag?’
‘Jij bent de kok, of beter de kokkin.’
‘Lust je iets niet, of ben je zo opgevoed dat ik je alles kan voorzetten?’
‘Alles, zolang het maar geen inktvis is, want dat krijg ik echt niet weg.’
‘Dat treft, ik moet dat ook niet… Is net of je rubber zit te eten… Ik…’
Zonder haar zin af te maken ging ze naar de koelvitrine en wees me op de aanbieding van de diverse desserts.
‘Mag ik dit…?’
‘Jij mag dat.’
Toen we bij de kassa waren, was het winkelwagentje aardig gevuld.
‘Doe er maar een paar tassen bij mevrouw Jansen, want aan eentje hebben we niet genoeg, denk ik.’
‘Dat denk ik ook niet meneer Grey. Is dat uw nichtje…?’
‘Nee, hoor mevrouw Jansen, Eva is een logeetje.’
Mevrouw Jansen woonde ook in de appartementen boven de winkelgalerij. Ze was altijd heel vriendelijk tegen mij en maakte altijd wel een kort praatje. Ze werkte parttime bij de supermarkt. Haar man was enkele jaren geleden overleden en werken gaf haar in ieder geval een beetje afleiding. Daarnaast was ze vrijwilligster in het verzorgingstehuis waar ook de moeder van Bob Herms woonde. De wereld is soms heel erg klein.
‘Oh,’ zei ze, ‘dat is gezellig. Alleen is ook maar alleen …?’
‘Zeg dat wel. We proberen er maar iets van te maken.’
Met drie volle tassen gingen we richting appartement.
‘Wil je eerst wat drinken,’ vroeg ik
‘Heb je een biertje koud staan, dat zou wel lekker zijn ’
‘Ik zal even voor je kijken, maar ik denk het wel. Een Palmpje?’
‘Prima. Nou even wat drinken en dan ga ik maar eens naar de keuken. Wil je me nog even uitleggen wat waar voor is. Het is inductie, zo te zien.’
Toen ik haar wegwijs had gemaakt liep ik naar de zitkamer. Ik had beneden de post en de kranten van de laatste dagen meegenomen. Behalve een bekeuring was het verder niet veel bijzonders. In de krant stond een stuk over een moeder die haar kind had verloren door zelfdoding. Het trok mijn aandacht, al wist ik niet waarom. Haar zoon was twee en dertig. Hij was toen hij achttien was aan drugs verslaafd geraakt omdat hij ongelukkig was. Hij vond zichzelf lelijk en mislukt. De drugs hielpen hem de dag door te komen. Sinds twee jaar was hij schoon. Hij was wel in zichzelf gekeerd maar de begeleiding had tegen zijn moeder gezegd dat hij langzaam maar zeker uit het diepe dal klom. Hij had zelfs een vriendin. Een paar weken geleden was deze vriendin bij een auto-ongeluk om het leven gekomen. Hij wilde en kon niet meer. De moeder vertelde dat ze het kon begrijpen. Haar grote twijfel en frustratie was dat ze hem op geen enkele manier kon afhouden van zijn plannen en de hulpverleners haar voor haar gevoel in de steek hadden gelaten. Ze wist dat dit niet eerlijk was, maar voor haar was het belangrijk dat ze zichzelf niet helemaal alleen verantwoordelijk hoefde te voelen.
‘Je hebt een fijne keuken…’ klonk het.
‘Dan verwacht ik ook een topgerecht,’ riep ik terug.
‘We doen ons best.’
‘Wie is we…? Wat weet jij wat ik niet weet?’
‘Ik ben acht maanden zwanger, maar ik heb het je nog niet kunnen vertellen,’ riep Eva lachend terug
‘Dan heb je het goed verborgen gehouden. Wel knap als je de laatste tien jaar niemand meer in je bed hebt gehad.’
‘Hoezo tien jaar? Vannacht nog…’
‘Hou nou toch op.’
‘We kunnen zo aan tafel. Waar staan de borden…?’
‘Wacht maar, ik zal de tafel wel dekken. Lust je een glas wijn erbij. Rood of wit?’
‘Rood, als het u schikt meneer Grey.’
‘Jazeker, komt voor de bakker mejuffrouw Winters.’

11