‘Weet je Drieske wat ik graag zou willen?’ vroeg de drukker
‘Nee,’ antwoordde Drieske, ‘om heel eerlijk te zijn niet.’
‘Nou, dat zal ik je eens rap vertellen,’ zei de drukker
‘Ik wil graag dat jij de drukkerij van mij overneemt.
Ik wil dat jij mooie dingen gaat drukken, zoals bijvoorbeeld
Mooie prenten met daarop bijvoorbeeld de natuur
Of mooie kaarten met fraaie stadsgezichten
Dat is wat ik wil, en ik weet dat je dat kunt.'
Drieske wist even niet wat hij daarop moest zeggen
En hij krabde zich achter zijn oren
'Maar…maar… ik weet toch nog niet alles,’ stamelde hij
‘Nee dat klopt, maar daar ga ik jou mee helpen,’ zei de drukker
Drieske was er beduusd onder, maar hij was ook wel trots
De drukker had blijkbaar veel vertrouwen in hem.
Stel je dat eens voor; “Drieske’s Drukkerij”.
Er waren eens zeven katten
Er waren eens zeven katten uit Huizen
Heel ondeugend en wild
Die gingen elke avond jagen op muizen
Maar op een mooie dag
Het was midden in de maand maart
Toen waren er nog maar zes
Want zomaar opeens was er eentje weg
Omdat het beest was blijven steken
Met zijn dikke harige kattenstaart
In de doorns van een boerenheg
Drieske