Het mysterie van de verdwenen gouden pannenkoek 

 

 

'het mysterie van de verdwenen gouden pannenkoek'

 HOOFDSTUK 17

 

Dag meneer van Dongen, daar zijn we weer,’ zegt Bernard E. Slag als Van Dongen de deur opendoet.
‘Ik zie het, de twee speurneuzen van de overkant. U wordt een vaste bezoeker…’
‘Nou ja vaste… we hebben nog een paar vraagjes?’ klinkt het kortaf.
‘Nou ik luister meneer Slag. Stel uw vraag,’ antwoordt Van Dongen zonder blikken of blozen.
‘Meneer van Dongen bent u meneer Vermeer?’
‘Nee beste Slag, ik ben Van Dongen, Kees van Dongen… en niet meneer Vermeer. Ik heb u dat toch al eens een keer uitgelegd…’
‘Dat klopt meneer van Dongen, maar wat wij niet begrijpen, mijn collega en ik, is dat als we u telefonisch proberen te bereiken wij meneer Vermeer aan de lijn krijgen,’ legt Slag uit.
‘Dan heeft u misschien een foutief nummer…’
‘Meneer van Dongen, het is het nummer dat op uw kaartje staat, dus dan mogen wij er toch van uitgaan dat dit klopt.’
‘Een kaartje…?’vraagt Van Dongen verbaasd.
‘Ja, meneer van Dongen, we hebben het hier over uw adreskaartje… en over niets anders. We hebben dat nummer ingetoetst waarna we een of andere Belgisch sprekende meneer van de lijn kregen… meneer Vermeer,’ zegt Slag.
‘Dat is raar,’ antwoordt meneer Van Dongen. ‘Weet u zeker…?’
‘Zeker weten meneer van Dongen en als u mij niet gelooft dan moet u het ook maar eens van mijn collega Stoot vragen,’ zegt Slag en hij wijst naar Dirk Stoot, die met heel iets anders bezig lijkt te zijn.
Stoot ziet onder het raam een meelspoor lopen. Het lijkt wel of daar iemand met een kapotte of gescheurde meelzak langs gelopen is. Het spoor loopt door tot aan de volgende deur. Daar houdt het op, tenminste zo lijkt het. Stoot is hier zo druk mee bezig dat hij de opmerking van Slag niet heeft gehoord.
‘Dirk…!’
‘Uh, wat is er Bernard?’
‘Heb je mijn opmerking niet gehoord?’ vraagt Slag geïrriteerd.
‘Uh, nee… niet goed. Wat was je vraag?’
‘Ik heb geen vraag Dirk, maar doe me een plezier… wil je meneer van Dongen even verklaren dat wij Vermeer aan de lijn hebben gehad en niet Van Dongen.’
‘Ja… zo kan ik het ook,’ zegt meneer van Dongen met een lach. ‘Zo kun je hem ook wel laten verklaren dat er mannetjes op de maan wonen…’
‘Hoe bedoelt u meneer Van Dongen?’ vraagt Slag.
‘Nou zoals ik het zeg. U zegt tegen meneer daar, wat hij tegen mij moet zeggen. Dan is het toch niet zo gek als ik u vertel dat die verklaring niet al te veel indruk op mij maakt. U kunt hem van alles op zo’n manier laten zeggen.’
‘Ho ho,’ is de felle reactie van Dirk Stoot. ‘Ik heb wel een eigen mening hoor, dus alles wat mijn baas zegt neem ik zo maar niet over.’
‘Dat kan wel zijn meneer, maar voorlopig krijg ik een beetje genoeg van u beiden. Te hooi en te gras staat u hier beide aan de deur, met allerlei onzinnige vragen of opmerkingen. Nogmaals, ik ben Van Dongen en ik gebruik de naam van Vermeer soms om redenen die ik u niet kan vertellen. Als iemand om de een of andere reden leuk wil zijn en mijn telefoon opneemt met “Vermeer” kan ik daar ook niets aan doen.’
‘Stop…Meneer Van Dongen, hoe kunt u nou zo maar beweren dat iemand anders uw telefoon beantwoordt! U heeft hem toch altijd bij u, ten minste dat mag ik toch aannemen?’
‘Uh… niet altijd. Tenminste niet altijd mijn eigen mobiele telefoon… uh ik heb er namelijk nog eentje…van de zaak.’
Slag en Stoot kijken elkaar verbaasd aan. Ze begrijpen maar al te goed dat dit een smoes is van meneer van Dongen.
‘Maar heren… helaas ik heb nu geen tijd meer. Ik moet dringend weg,’ sputtert meneer van Dongen.
‘Alweer?’
‘Meneer Slag, ik ben een druk bezet man. Ik heb wel meer te doen, dan alleen met u…’
‘Neemt u ons niet kwalijk meneer van Dongen of moet ik toch maar Vermeer zeggen?’ reageert Slag.
Dit doet de druppel bij meneer van Dongen overlopen.
‘Heren, ik stel absoluut geen prijs meer op dit gesprek en ik wil u verzoeken om mij met rust te laten, anders moet ik helaas de politie inschakelen. Ik heb hier meer dan genoeg van,’ briest Van Dongen.
‘Dat lijkt me een goed plan meneer van Dongen. Maar goed, voorlopig weten wij voldoende,’ antwoordt Slag. ‘Kom Dirk, we gaan.’
Meneer van Dongen sluit de deur met een harde klap. Zo hard, dat de ruiten er van trillen.
‘Zo Dirk, die heeft even een slecht momentje…’
Dirk Stoot kijkt zijn baas aan en schudt zijn hoofd.
‘Weet je Bernard, we gaan eens uitzoeken wie er op drieëndertig woont.’
‘Wat? Hoe bedoel je?’
‘Nou, er liep een spoor van eenendertig naar drieëndertig…’ zegt Stoot op bijna plechtige toon.
‘Een spoor van meel of zoiets, misschien is het wel pannenkoekenmeel.’
Bernard Slag is totaal verbaasd over de opmerking van zijn assistent. Hijzelf had het niet opgemerkt.

 

Even later zijn ze weer op kantoor. Juffrouw Toos vertelt dat er een foto is bezorgd bij “de Oude Maas”.
‘Wat voor een foto juffrouw Toos,’
‘Nou kijk zelf maar,’ zegt ze en dit bericht zat erbij en ze leest hardop...
“Wie heeft daar nou iets op die lamp geplakt? Uh…is dat een letter?”

 

(Welke letter er op de lamp is geplakt is alleen te zien bij speelparadijs "de Oude Maas") 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

   

terug naar “overzicht”klik hier.