Speciaal geschreven voor de kinderen van groep 1 + 2 van de Evenaar. (oktober 2019)
De Sissende Smoggers
Sophie was even oud als jullie nu zijn toen de juf Chantal aan de kinderen in haar klas vroeg wat ze later wilden worden. De ene wilde brandweerman worden, de andere agent. En weer een ander winkeljuffrouw in een snoepwinkel en weer een ander kapster.
‘En jij Peter,’ vroeg Juf.
Peter, die helemaal achteraan zat en weer eens niet zat op te letten, stotterde, ‘wat was de vraag Juf? Ik uh…ik heb het niet zo goed kunnen horen.’
‘Misschien moet je de volgende keer gewoon eens proberen om goed te luisteren als er iets wordt gezegd,’ zei de juf. ‘Maar goed, nog maar een keer. Wat wil jij later worden als je groot bent?’
Even bleef het muisstil in de klas.
‘Nou…?’ zei juf Chantal. ‘We wachten…’
‘Ikke… Uh, ik wil later een beroemde zanger worden. En dan kom ik op teevee en op YouTube,’ antwoordde Peter.
‘Zo,’ zei de juf, ‘dat is nog al wat Peter. En jij Sophie, wat zou jij graag willen doen als je groot bent?’
‘Ik ga verhalen maken juf. Leuke gekke en vooral spannende verhalen.’
‘Dus jij wordt schrijfster…’
‘Uh, ja… klopt. Ik wil heel graag schrijfster worden,’ giechelde Sophie.
‘Tjonge, dat is een leuk idee en dat zo vlak voordat de Boekenweek. Misschien ligt er over een aantal jaren dan wel een boek dat door Sophie is gemaakt in de boekenwinkel,’ zei Juf. ‘Of in de bibliotheek,’ voegde ze er aan toe.
Het gezicht van Sophie kleurde een beetje rood. Ze werd er verlegen van.
En zo vertelde iedereen wat hij of zij wilde worden. Ties, Suze, Levi, Silvia en Jorn en Joe. De hele klas van juf Chantal had wel een idee. Van dokter tot treinmachinist, van dierenarts tot oppasser in de dierentuin of zelfs baas van de Efteling. Ook wilde er iemand kok worden en weer een ander bakker. Maar niemand wilde schrijfster of schrijver worden behalve dan Sophie.
‘Daar lijkt me nou echt niks aan,’ fluisterde Peter tegen Silvia.
‘Stil nou,’ riep de Juf naar Peter.
Na het avondeten was Sophie naar haar kamer gegaan. Ze mocht nog even spelen voor het slapengaan. Ze keek naar buiten, waar het al een beetje donker begon te worden. Naast haar op haar bed lag de oude grijze poes Minet.
‘Poes.’ Sophie noemde Minet altijd “poes” in plaats van Minet.
‘Poes,’ zei ze. ‘Weet je, ik wil later schrijfster worden, dat is mijn liefste wens. Dan ga ik mooie verhaaltjes maken voor iedereen. Voor papa, voor mama, voor oma en ook voor jou.’
Poes Minet keek haar even aan, sprong daarna van het bed en ging in haar mandje liggen.
‘Ga jij al slapen?’ vroeg Sophie aan de poes. ‘Dat is eigenlijk wel een goed idee. Dat ga ik ook doen en dan ga ik lekker spannende avonturen beleven in mijn dromen.’
En even later droomde Sophie over de Sissende Smoggers, kleine rare roodharige bemoeizuchtige mannetjes, die op vliegenzwammen met varkenspootjes leken. En als ze boos werden, maakten ze harde sissende geluidjes en kwam er stoom uit hun rare puntig oren. En Sophie droomde ook over Baltazar de krakende oeverloper. Baltazar, de grote ronde bontgekleurde eend met stugge knarsende veren en met de supergrote paarse zwemvliezen. Als Baltazar zich ook maar een beetje bewoog, dan schuurden zijn veren tegen elkaar en dat maakte een krakend geluid.
Vandaar dus de naam “ krakende oeverloper”. En ze droomde ook over Felix de zwart- met witgestreepte zebra-achtige reuzetijger, die wel een beetje op haar eigen kat leek. Maar dan wel veel groter. Felix had grote klauwen met scherpe nagels en was wel drie, nee wel vier meter lang. En met zijn staart kon hij van tak naar tak slingeren. Hij leek soms wel een slingeraap. En hij was zo snel als bliksem. Niemand was sneller dan hij.
Felix en Baltazar waren al heel lang dikke vrienden. Dat was al sinds de tijd dat Felix per ongeluk in het water was gevallen. Er was namelijk één dingetje dat Felix niet zo goed kon… en dat was zwemmen. Toen Baltazar hem in het water zag spartelen zwom hij zo snel als hij kon naar de reuzetijger en duwde hem met alle kracht die hij in zich had naar de oever van het meer. En zo werd Felix gered en dat was het begin geweest van hun hechte vriendschap.
Baltazar en Felix hadden beide een bloedhekel aan de Sissende Smoggers. Dat kwam vooral omdat die kereltjes zo ontzettend brutaal en bemoeizuchtig waren. Als Felix en Baltazar samen speelden, dan gingen de Smoggers zich er steevast mee bemoeien. Ze wilden altijd meedoen, en maakten dan meestal binnen de kortste keren ruzie of wilden zelfs de baas spelen.
‘We moeten die Smoggers maar eens een lesje leren Felix,’ stelde Baltazar voor. Hij was die bemoeizuchtig rare roodharige mannetjes meer dan zat. Zeg maar gerust…spuugzat.
‘Mij goed,’ zei Felix. ‘Heb je een idee?’
‘Uh ja… eigenlijk wel. Zullen we ze vragen om met ons mee te gaan naar het grote oude spookkasteel op de Hoge Heuvel. In de tuin van het kasteel is een grote en ingewikkelde doolhof vol met spinnen en rare kruipende beestjes. Het is heel erg moeilijk om de uitgang te vinden. Dus…als we de Sissende Smoggers daar mee naar toe kunnen lokken…’
‘En dan?’ vroeg Felix.
‘En dan gaan we opscheppen dat wij binnen tien minuten de uitgang hebben kunnen vinden. Ik ben er zeker van dat ze zeker zullen beweren dat zij dat veel sneller kunnen. En neem maar van mij aan dat we dan voorlopig van die vervelende braniemakers zijn verlost.’
‘Lijkt me een heel goed idee Baltazar,’ zei Felix, de zebra-achtige reuzetijger.
En zo gebeurde het.
De Sissende Smoggers gingen met Felix en Baltazar mee naar de doolhof, die vol met spinnen en ander kruipend gespuis zat. Maar… dat hadden Felix en Balthasar niet tegen de Smoggers verteld.
‘Poeh... een makkie,’ zei een van de Sissende Smoggers. En een andere Smogger beweerde zelfs dat hij al heel vaak in de doolhof was geweest en dat die doolhof helemaal niets voorstelde.
‘Wanneer was je hier dan?’ vroeg Felix.
‘Uh, dat weet ik niet meer, maar ik vond er in ieder geval helemaal niks aan. Veel te simpel.’
‘Nou laat dan maar eens zien wat jullie kunnen,’ zei Baltazar tegen de Smoggers.
‘Kom op, we zullen die twee wel eens even laten zien hoe goed we wel niet zijn,’ zei de oudste Smogger en ze liepen met z’n alle naar de ingang van de doolhof. En één voor één verdwenen ze door de grote roestige vervallen poort.
‘Zo, daar zijn we voorlopig vanaf Felix,’ zuchtte Baltazar. ‘Wat zullen we gaan spelen?’
Maar al snel kwamen er al allerlei geluiden uit de doolhof, vooral sissende geluiden.
‘Jakkes…ssss, ga weg engerd….ssss, Getver… een slak die met slakkenslijm gooit…ssss. Bah, een of andere glibberige reuzenkever bijt in mijn grote teen…ssss. Help, die grote roze worm kruipt in mijn oor….sss. Ga weg vies beest…ssss. Wat kruipt daar nou? Ik wil eruit…!!’gilde zelfs een van de Sissende Smoggers. ‘En ik ook…’ schreeuwde een andere angstig ‘Ssss…ssss.’
‘Volgens mij hebben ze het wel naar de zin,’ grinnikte Baltazar. ‘Dus dat gaat wel even duren…Weet je ondertussen al spelletje?’
‘Uh, zullen we blikvangertje gaan doen,’ stelde Felix voor.
‘Mij goed,’ zei Baltazar. ‘Ik weet nog wel een paar lege blikjes te liggen.’
‘Mooi, wil jij ze dan pakken?’ vroeg Felix.
‘Ga ik doen, en als we uit gespeeld zijn gooien we ze netjes in de afvalbak.’
‘Zoals het hoort,’ zei de zebra-achtige reuzetijger.
Toen Sophie ’s morgens wakker werd was daarmee ook haar droom voorbij… en hadden de Sissende Smoggers nog steeds de uitgang van de doolhof niet kunnen vinden. Maar hoe dan ook…Felix en Baltazar hadden in ieder geval leuk gespeeld en ze zouden voorlopig geen last meer van die vervelende sissende mannetjes hebben.
Einde