Het kerstverhaal ,    vertelt door Elfje Lief…

 

Het was winter in Elfjesland. Het was nog nooit zo koud geweest. Tenminste dat vertelde de elf Johannus. En die kon het weten, want Johannus was al zo oud, dat geen van de andere elven zich Elfjesland kon herinneren zonder hem.
‘We moeten meer hout hebben om goed de winter door te kunnen komen,’ had hij tegen de Fabelia, de elvenkoningin gezegd. En de elvenkoningin had goed naar Johannus geluisterd en daarom maakte ze al snel bekend dat de zes sterkste elven de opdracht van haar zouden krijgen om hout te gaan sprokkelen.
En zo vertrokken de volgende dag de zes sterkste elven naar het grote bos bij de Paddenvennen, want daar lag meestal heel veel sprokkelhout.
De drie allersterkste elven trokken de grote kar voort, en de andere drie duwden de zware kar vooruit.
‘We hebben nog niet eens sprokkelhout geladen, en die kar is nu al loeizwaar,’ mopperde een van de elven die duwden.
‘Niet zo mopperen Egilius, het is nog maar een klein stukje en dan zijn we er. Dan zal je zien, dat het uiteindelijk toch wel meevalt,’ riep de sterkste van het stel tegen hem. ‘Als je maar even doorzet.’
Elf Egilius was het er niet mee eens en hij liet dat ook merken.
‘Dat kan jij gemakkelijk zeggen Alpinius, jij bent de sterkste van ons allemaal.’
‘Later als je wat ouder bent, dan wordt je misschien wel net zo sterk als ik Egilius, maar nu moet je het er mee doen. Kom, laten we maar vlug aan het werk gaan, zo veel te eerder hebben we onze kar vol met sprokkelhout en dan kunnen we op tijd terugkeren naar Elfjesland. Volgens het weerbericht gaat het vandaag sneeuwen, en ik moet er niet aan denken dat we deze kar, vol geladen met sprokkelhout door de sneeuw naar huis moeten duwen.’
‘Nee, ik ook niet,’ zei Egilius.
Terwijl de andere elven druk bezig waren om stapeltjes te maken van de gevonden takken, hoorde Alpinius een raar geluid. Het leken wel stemmen en ook meende hij dat hij iemand hoorde huilen.
‘Hebben jullie dat ook gehoord?’ zei hij tegen de anderen.
‘Wat moeten wij gehoord hebben?’ vroeg een van de elven.
‘Uh… niets, ik dacht toch echt… Enfin, ik zal me wel hebben vergist.’
Maar Alpinius wist zeker dat hij zich niet had vergist, en ging op onderzoek uit. De andere elven hadden dat niet eens gemerkt, die waren veel te druk met het verzamelen van hout.
Even later stond Alpinius voor een van de dikste bomen die bij de Paddenvennen te vinden waren. Toen hij achter de boom keek zag hij twee verkleumde elven zitten, helemaal ineengedoken. Ze zaten heel dicht tegen elkaar aan en ze hielden elkaar stevig vast.
‘Goede middag,’ zei Alpinius. ‘Waar komen jullie vandaan?’
‘Van ver, van heel ver,’ antwoordde de vrouwelijke elf geschrokken.
‘Ja, dat had ik al gezien… jullie zijn niet van hier,’ zei Alpinius.
‘Nee, dat klopt wij komen uit Elvenrijk.’
‘Zo, zo,’ zuchtte Alpinius. ‘Uit Elvenrijk… was daar niet iets heel erg naars aan de hand? Ik heb daar iets over gelezen in de krant van vorige week.’
‘Dat klopt,’ antwoordde de mannelijke elf. ‘In Elvenrijk is men het niet meer met elkaar eens. En sinds vorige week heeft de regering besloten dat alle elven waarvan de voornaam met de letter M of de letter J begint, geen elvenkindjes mogen hebben. De elven die al een kind hebben, moeten dat afstaan aan de elf die begint met de letter H, en dat is er maar één, want dat is Herodikan de koning van Elvenrijk. De elvenkinderen zullen aan het hof moeten dienen of zullen worden opgeleid tot soldaat.’
‘Ho even,’ zei Alpinius. ‘Dus als ik het goed begrijp zijn jullie op de vlucht?’
‘Klopt…’ zuchtte de mannelijke elf.
‘Dat is niet zo mooi. Hoe heten jullie eigenlijk?’’
‘Dit is mijn vrouw Mariana en ik ben haar man Josikan…’
‘Dat snap ik, uh… ik bedoel, dat jij haar man bent. Maar wat ik niet begrijp is dat jullie op de vlucht zijn. Ik zie toch echt nergens een elvenkind.’
Mariana stond op en toen zag Alpinius dat ze een elvenkind in haar buik droeg.
‘Hoe lang nog?’ vroeg hij.
‘Niet lang meer,’ zei Mariana en een dikke traan rolde over haar wang. ‘We kunnen nergens heen en het wordt koud. Veel te koud voor een pasgeboren elvenkindje.’
‘Dat is inderdaad wel een probleem, maar wat zijn jullie plannen?’ vroeg Alpinius aan Josikan.
‘Hebben we niet. We weten niet waar we heen kunnen.’
‘Dat is niet zo mooi Josikan. Ik denk dat het maar het beste is dat jullie met ons meegaan ’ stelde Alpinius voor.
‘Met ons… wie zijn ons?’ vroeg Mariana.
‘Ons dat zijn wij, uh we zijn met ons zessen, zes elven. We sprokkelen hout, daarginds verderop, aan de andere kant van de Paddenvennen. Maar wat dom van me, laat ik me eerst maar eens voorstellen, Alpinius uit Elfjesland. Aangenaam.’
‘Elfjesland?’ zei Mariana geschrokken. ‘Maar… dat kan niet, ik bedoel… onze koning en jullie koningin hebben hoogoplopende ruzie. Nee, dan kunnen we niet met jullie meegaan hoor. Dat is veel te gevaarlijk.’
‘Te gevaarlijk?’ zei Alpinius verbaasd. ‘Hoezo te gevaarlijk?’
‘Is dat dan niet zo?’ vroeg Josikan.
‘Ik zou niet weten waarom?’
‘Maar worden we dan niet gevangen genomen?’’
‘Beste Josikan, wie heeft jou die onzin vertelt.’
‘Dat wordt ons verteld door de neef van koning Herodikan, de minister van buitenlandse elvenzaken van Elvenrijk.’
‘Wat een onzin,’ zei Alpinius met een schaterlach. ‘Nee hoor, er wordt bij ons niemand gevangen genomen, ook niet uit Elvenrijk. Dit heb ik nog nooit gehoord. Ga nou maar met me mee.’
Toen Mariana op wilde staan greep ze plotseling met haar hand naar haar buik.
‘Oef… ik weet het niet Josikan, het voelt opeens zo raar.’
‘Het zal toch niet,’ zuchtte Josikan geschrokken.
‘Ik denk van wel… Oef….uh…’ zei Mariana.
‘Rustig blijven, vooral rustig blijven. Ik ga meteen hulp halen. Momentje… ik ben zo weer terug,’ riep Alpinius paniekerig, en hij rende weg in de richting van de Paddenvennen, waar de andere elven aan het werk waren.
‘Jongens… hulp gevraagd, ‘schreeuwde hij van veraf, en even later legde hij de elven uit wat er aan de hand was.
‘Nee, daar komt niets van in,’ reageerde Egilius. ‘We hebben de opdracht van koningin Fabelia om hout te gaan sprokkelen en daar houd ik me aan. Wie is het met me eens?’
De andere elven uit Elfjesland keken elkaar vragend aan.
‘Wie het met mij eens is, die steekt zijn vinger op. En bovendien als we nu geen hout meebrengen…’
‘Dan halen we dat toch morgen op,’ stelde Alpinius nog voor.
‘Nee, vandaag moet het gebeuren. Morgen ligt er misschien wel veel te veel sneeuw en dan kunnen we het hout niet meer terugvinden,’ zei een van de andere elven.
‘Jongens… alsjeblieft. Wat is dit nou?’ zei Alpinius teleurgesteld.
‘Alpinius, ik ben het met Egilius eens. Waarom zouden we die elven uit Elvenrijk helpen. Ik weet zeker, als het andersom zou zijn, dat ze ons ook met onze eigen problemen zouden laten zitten,’ zei een andere elf.
‘Hoe kun je dat nou weten, wat een onzin,’ sputterde Alpinius nog tegen, maar al vlug was het duidelijk dat hij er alleen voor stond. Alleen de allerjongste elf Johan, de kleinzoon van de alleroudste elf Johannus wilde Alpinius wel helpen.
Eigenlijk had Alpinius daar niet zo veel aan, want hij wilde liever hulp van de sterkste elven, want die konden het beste de kar trekken. Want zo had hij het bedacht, ze zouden Mariana voorzichtig op de kar leggen, op een soort bed dat gemaakt was van takken en bladeren. En daarna zouden ze naar Elfjesland gaan.’
‘Komt niets van in,’ zei Egilius, toen Alpinius zijn plan had uitgelegd.
‘Ik denk het toch wel Egilius, anders…’
‘Wat anders?’ zei Egilius. ‘Nou zeg op…’
‘Uh… dat je me niet wilt helpen, dat is tot daar aan toe, maar ik zal en moet die kar hebben.’
‘Ook daar komt niets van in….’ En ook de andere elven waren het met Egilius eens.
Alpinius zag wel in dat dit geen zin had en hij ging samen met de kleine Johan terug naar Mariana en Josikan, die nog steeds bij de dikste boom van de Paddenvennen op Alpinius zaten te wachten.
‘Is dat alle hulp?’ vroeg Josikan teleurgesteld toen hij de kleine Johan zag.
‘Tja…’
‘Maar jullie waren toch met zes elven?’ vroeg Mariana.
‘We zullen het hier mee moeten doen Mariana. Hoe gaat het?’ zei Alpinius.
‘Het gaat echt niet lang meer duren hoor,’ antwoordde ze.
Alpinius, Josikan en Johan maakten met grote takken en bladeren een soort draagbaar en Mariana werd daar voorzichtig opgelegd.
‘Gaat dit wel lukken?’ vroeg Josikan zich bezorgd af.
‘Het moet ons lukken…’ antwoordde Alpinius vastbesloten.
En plotseling leek het wel of Alpinius de kracht van twee beren had. Met de kleine Johan en Josikan als dragers aan de achterkant en met Alpinius voorop sjouwden ze door het bos, in de richting van Elfjesland.
‘Gaat het nog?’ vroeg Alpinius bezorgd aan Mariana
‘Ja hoor… het gaat nog wel… oef…’
‘Weet je het zeker?’ vroeg Josikan.
‘Loop nou maar door…’
Het was ondertussen donker geworden en Alpinius wist in zijn hart dat ze nooit op tijd terug zouden zijn in Elfjesland. Er zat niets anders op dan ergens een schuilplaats te zoeken. Gelukkig wist hij dat er in de buurt nog een oude stal was, die al tijden niet meer werd gebruikt.
‘We gaan een rustplaats zoeken,’ riep hij tegen Josikan en Johan. ‘Dit gaan we niet redden.’
‘Ook niet als we ons nog eens extra inzetten?’ vroeg de kleine Johan.
‘Nee, wat we ook proberen, het heeft geen zin om nog verder te gaan.’
Mariana was het met Alpinius eens. Ze was te moe om nog verder te reizen.
Met was stro en een paar planken werd een bed voor Mariana gemaakt en de kleine Johan had in een hoekje van de stal nog een oude voederbak gevonden.
‘Wat wil je daarmee?’ vroeg Alpinius
‘Voor de kleine elf… als hij geboren is. Hij zal toch ergens in moeten liggen.’
‘Johan, je bent al net zo slim als je opa Johannus… Hij zal trots op je zijn,’
antwoordde Alpinius.
De kleine Johan bloosde er van.
Het was kerstnacht en precies om twaalf uur werd de kleine elf geboren
‘Hoe heet hij?’ vroeg Alpinius aan Mariana en Josikan. ‘Of hebben jullie nog geen naam?’
‘Jawel hoor,’ zei Mariana en ze keek Josikan aan, die goedkeurend knikte.
‘We noemen onze zoon Johan Alpinius…’
Alpinius en de kleine Johan omhelsden elkaar en even later stonden ze bij de oude voederbak en keken naar de pasgeboren elf. Wat was hij mooi, en ook zo klein.
‘Johan Alpinius, welkom… dat je mag opgroeien in liefde en in vrede,’ zei Alpinius plechtig.
‘En wordt vooral een gelukkige elf… net als ik,’ voegde de kleine Johan er nog aan toe.
Het was een koude maar mooie nacht. De sterren schitterden aan de hemel en het leek wel of de maan naar hen knipoogde.
De volgende ochtend kwam Koningin Fabelia hoogstpersoonlijk naar de oude stal. Egilius had haar verteld wat er was gebeurd en de koningin was heel erg boos geworden. Ze had zich zorgen gemaakt, maar het was te laat om nog op zoek te gaan. Maar toen het ochtend was geworden, was ze meteen naar de Paddenvennen vertrokken, ondanks dat het ondertussen was gaan sneeuwen. De oude Johannus was met haar meegegaan. En toen ze uit de oude stal een rookpluim zagen dwarrelen en een elvenkindje hoorden huilen wisten ze dat ze Alpinius en de kleine Johan hadden gevonden.
‘Gelukkig,’ dacht de koningin. ‘Daar hebben ze kunnen schuilen.’
Toen ze de stal binnengingen zagen ze de kleine Johan en Alpinius bij de oude voederbak staan en in de hoek zat Josikan, die zijn arm om Mariana heen had geslagen om haar te beschermen tegen de kou.
‘Welkom in Elfjesland,’ zei de koningin tegen Mariana en Josikan. ‘Ik heb gehoord dat jullie uit Elvenrijk zijn gevlucht. Nou ben maar gerust hoor, wij hebben plek genoeg voor jullie, en ook voor deze kleine elf. Hoe heet hij?
‘Johan Alpinius…’zei Mariana.
‘Johan Alpinius?’ zei koningin Fabelia verbaasd en ook de oude Johannus kon zijn oren niet geloven.
Josikan vertelde wat er gebeurd was en de koningin en de oude Johannus luisterden aandachtig. Toen Josikan alles had verteld zuchtte de koningin diep.
‘Ik zal het bespreken met de andere elven, maar het mag duidelijk zijn dat ik heel erg boos ben op dat viertal. Kleine Johan en Alpinius, ik ben trots op jullie. En jij kleine Johan Alpinius, welkom in Elfjesland, samen met jouw ouders en groei op in vrede en geluk. Ik zal daar persoonlijk op toe zien,’ voegde ze er nog aan toe.
Vele jaren later, midden in de zomer is Johan Alpinius getrouwd met de kleindochter van koningin Fabelia, prinses Gabriëlla. En nu is het bijna weer kerstmis en Gabriëlla verwacht haar eerste elvenkindje. Alle elven in Elfjesland wachten gespannen af wanneer het elvenprinsje of elvenprinsesje zal worden geboren. Misschien komt het wel in de kerstnacht, net als Johan Alpinius.

   

Iedereen fijne feestdagen toegewenst en een goed en gelukkig 2020.... 

Het kerstverhaal  van de Ezel en de Os


Het verhaal van de ezel en de os

‘Het is veel te warm voor de tijd van het jaar,’ mopperde de os tegen de ezel. ‘Ik weet niet wie op het idee is gekomen om ons in deze stal te parkeren, maar een ding weet ik wel, en dat is dat ik veel liever buiten ben. Het is allesbehalve wintertijd.’
‘Zo staat het nou eenmaal in het kerstverhaal,’ antwoordde de ezel. ‘We horen in de stal te staan, als
Jezus wordt geboren.’
‘Dat kan wel zijn, maar er kan toch wel een keer een uitzondering op worden gemaakt. Ik bedoel, het is toch van de te gekke, dat ik hier sta te zweten als een otter,’ ging de os verder.
‘Tja, dan had je deze rol gewoon niet aan moeten nemen… tenminste niet op deze voorwaarden,’ zei de ezel tegen de os
‘Of ik daar iets in te zeggen heb gehad…’ ging de os mopperend verder. ‘Nee, zo hebben ze het voor me opgeschreven en daar heb ik me dus blijkbaar aan te houden. ’
‘Dat kan ik je wel op een briefje geven beste os. Als jij jezelf niet aan jouw rol houdt, dan halen ze jou absoluut uit het kerstverhaal en dan ben je er ook meteen helemaal klaar mee, nog voor je er aan bent begonnen,’ zei de ezel. ‘En weet je, als je eenmaal uit het verhaal ben geschreven, dan kom je er ook niet meer in.’
‘O, is dat zo? Nou dat wist ik niet,’ zei de os verbaasd. ‘Niemand, maar dan ook niemand die mij daar iets over heeft verteld.’
‘En toch is het zo. Zo staat het in je contract. Heb je de voorwaarden niet gelezen? Hoe dan ook, als jij je niet aan de rol houdt, dan wordt dat eerste optreden van jou een groot fiasco.’
‘Zo is dat zo?’ vroeg de os.
‘Wacht, ik zal je vertellen wat mijn vriend de kameel is overkomen.’
‘Jouw vriend de kameel?’ zei de os verbaasd. ‘Ik wist niet dat jij een kameel als vriend hebt.’
‘Had, want onze vriendschap is verleden tijd. Maar goed, genoeg over mijn vriendschap met die kameel, je hoeft toch ook niet alles te weten.’
‘Nee, dat niet…’ zuchtte de os. ‘Daar zou ik alleen maar hoofdpijn van krijgen. Enfin, ga verder met je verhaal.’
‘lk was nog niet begonnen…’ zei de ezel.
‘Nou begin dan eindelijk eens,’ zei de os en het klonk een beetje geïrriteerd.
‘Vroeger was het de bedoeling dat de ezel en de kameel Maria en Jozef zouden helpen op hun vlucht. Zo was het oorspronkelijke script. De kameel zou Maria dragen en ik alle spulletjes, zeg maar alles wat ze mee wilde nemen op hun vlucht. Jozef zou naast ons lopen. Maar ja, de kameel was tamelijk eigenwijs en was het er totaal niet mee eens, dat ik de ezel,  als beloning voor al mijn gesjouw het dichtste bij het kindje Jezus mocht staan. Volgens de schrijver van het kerstverhaal had ik dat wel verdient en het paste ook beter in  het totale plaatje. Toen de kameel na stevig aandringen uiteindelijk toch zijn zin niet kreeg, gaf dat een hoop gezanik, en hij spuwde op iedereen. Dat voor de schrijver weer een goede reden was om de kameel eruit te schrijven En niet zo maar een beetje. Nee hoor, hij verdween helemaal uit het verhaal. Nou je zult begrijpen dat dat een hoop lawaai gaf, en om eerlijk te zijn vond ik achteraf gezien de reactie van die schrijver ook wel erg overdreven. Hij vond de kameel vooral onredelijk en te arrogant en te opstandig.’
‘Even voor mij, er zit toch nog steeds een kameel in het verhaal. Die komt toch samen met de drie wijze koningen uit het oosten…’ merkte de os op.
‘Dat is een andere kameel, die hoorde bij die koningen. Hij is ook geen familie van mijn kameel of zo. Enfin, die ex-vriend van mij had blijkbaar alleen maar zin in de mooie klusjes. Hij had Maria al op zijn rug, een mooi lichtgewicht poppetje van amper vijfenvijftig kilo, terwijl ik helemaal afgeladen werd met allerlei rommel, zoals een oude stoel, kleding, luiers, dekens, kussen, etenswaren, drankjes, twee volle manden aan elke zijde een, met van alles en nog wat. Zelfs een fietspomp en surfplank. Joost mag weten wat ze daarmee voor hadden. Het was zwaar, zeer zwaar. Ik had het er ook tamelijk moeilijk mee, maar je hoorde mij niet klagen. Ook niet toen ik verschrikkelijke last kreeg van mijn rechterachterpoot. Ik had mijn buitenmeniscus beschadigd tijdens een weddenschap “wie kan er het verst over een balk springen”. Gewoon domme pech, net even verkeerd neergekomen en je ziet het. Maar om een kort verhaal lang te maken, als er iemand recht had om het dichtste bij Jezus te staan, dan was ik het wel. Ik had er het meeste voor af moeten zien. In elk geval veel meer dan die kameel.’
‘Om een lang verhaal kort te maken zal je bedoelen…’ merkte de os droog op.
‘Uh, ja hoezo?’ vroeg de ezel verbaasd.
‘Je zei “maar om een kort verhaal lang te maken” en volgens mij is het net andersom.’
‘Nou ja, hoe dan ook, de kameel werd uit het verhaal geschreven en daar leek het ook bij te blijven, totdat iemand van kerstviering voorstelde om alsnog een ander dier aan de het verhaal toe te voegen. Dat was beter voor het verhaal werd mij verteld, en het was gewoon ook mooier voor het plaatje. Tjonge, wat er  allemaal voor beesten werden voorgesteld. Er was een speciale commissie van Schriftgeleerden in het leven geroepen. De ene vond een lama wel iets hebben, de ander zag meer in een zebra. Weer een ander dacht dat een neushoorn wel iets zou kunnen bijdragen en het meest absurde idee kwam van de een of andere verstrooide fantast, die in zijn vrije tijd voor herder speelde op de kinderboerderij. Die was er van overtuigd dat een dertigtal schapen het goed zouden kunnen doen. Dat zou volgens hem prima in de sfeer passen. Stel je voor, voor hetzelfde geld stond ik dus nu tussen een dertigtal van die opgewonden mekkerende ooien. Ik moet er niet aan denken.’
‘En toen kwam ik beeld?’ zei de os.
‘Ja, toe kwam jij in beeld. De schrijver van het kerstverhaal had geopperd dat het misschien wel een idee was om een koe aan het verhaal toe te voegen. Volgens hem zou dat ook wel mooi passen in het kerstverhaal… baby… koe en daarmee bijvoorbeeld dus elke dag verse melk. Een win- win oplossing. De commissie die het voorstel goed moest keuren vond het kerstverhaal met een koe wel een beetje verwijfd worden. Aanvankelijk was de commissie het ermee eens geweest, maar nu kreeg men toch wel twijfel. In de laatste vergadering vóór de kerstviering begon een van de leden zo te melken over die koe, dat even later de meerderheid van de commissie ermee instemde dat de koe een stier moest worden. De oudste van de commissie vond een stier wel een beetje teveel van het goede, en bovendien was Maria onbevlekt ontvangen. Joost mag weten wat dat precies is of liever nog hoe dat dan ik zijn werk gaat, maar in de context van deze onbevlektheid gaf de commissie uiteindelijk de voorkeur aan een beest dat absoluut seksueel-neutraal moest zijn. En toen kwam jij in beeld…’ grinnikte de ezel.
‘Tja, dat hadden ze tijdens mijn sollicitatie er niet meteen bij vermeld. Dat was pas later. Het was geen pretje. Aanvankelijk leek alles nog normaal, ik bedoel toen mocht alles nog blijven zitten, waar het hoort te zitten. Maar ja, toen plotseling stelde ze me voor de keuze. Ik moest iets, ik zat al een tijd zonder werk, en een stier moet er wat over hebben om een vaste rol als os in zo’n kerstverhaal te krijgen. Het was wel even slikken, even doorbijten, de kiezen op elkaar. Dat kan ik je wel vertellen.’
‘Daar kan ik me wel iets bij voorstellen,’ grinnikte de ezel.
‘En jij dan?’ Hoe zit het eigenlijk met jou?’ vroeg de os aan de ezel. ‘Hoe kom je aan deze rol?’
Het bleef even stil en de ezel keek wat ongemakkelijk om zich heen.
‘Kun je een geheim bewaren?’ fluisterde de ezel in het oor van de os.
‘Jawel hoor,’ antwoordde de os.
‘Uh… ik ben eigenlijk niets, zeg maar onzijdig. Ik bedoel, ik ben geen “hij” en ook geen “zij”, ik ben eigenlijk meer een “het” snap je. En dat zochten ze nou net voor deze rol.’
‘Het ezel…?’reageerde de os verbaasd, tamelijk hardop.
‘Sstt… niet zo luid. Nee, natuurlijk ben ik niet “het ezel”, maar gewoon “de ezel”. Wat ik bedoel, het maakt mij niet uit, ik heb geen seksuele voorkeur.’
‘Dus je eet van twee walletjes?’ vroeg de os.
‘Nee joh, ik eet helemaal niets.’
‘Ben je op dieet of zo.’
‘Nee, je snapt het niet os. Ik ben gewoon een ezel… die zich nergens aan stoot als je begrijpt wat ik bedoel, ik ben een ezel die nergens aanstoot aan neemt, zal ik maar zeggen. De mooiste ezelin laat me helemaal steen- maar dan ook steenkoud.’
‘Nou ja, het zal wel,’ zuchtte de os. ‘Wat is eigenlijk de bedoeling? Moeten we hier blijven staan tot we een ons wegen of wordt er nog iets meer van ons verwacht?’ vroeg de os.
‘Hebben ze je dat niet verteld?’
‘Nee, ik moest me hier bij deze stal melden en dan maar rustig afwachten. Ik zou hier te horen krijgen wat exact de bedoeling is.’
‘Dat is niet veel hoor, dat kan ik je wel vertellen. Je bent maar een decorstuk, een levend decorstuk om zo maar eens te zeggen. Net als ik, alleen ik mag dan wel naast Jezus staan en dan pas kom jij, achter mij.’
‘En wanneer komt die Jezus?’ vroeg de os.
‘Vannacht als het goed is. Dan wordt hij geboren.’
‘En moeten wij daar bij zijn?’ vroeg de os
‘Ja, dat is wel de bedoeling.’
‘Als dat alles is, dan heb ik toch wel ergens heel veel spijt van.’
‘Waarvan?’ vroeg de ezel.
‘Nou ja, ik heb voor deze rol wel het een en ander in moeten leveren,’ zei de os.
‘O, bedoel je het zo. Ik kan je geruststellen, je krijgt er ook wel een hoop voor terug,’ stelde de ezel de os gerust.
‘En dat is?’
‘Engelenkoren, drie wijzen uit het oosten, die amateurherder zal nog wel langskomen met een paar van zijn schapen, maar vooral de eeuwige roem. Want neem van mij aan je naam is gemaakt en als je het goed doet, mag je voortaan altijd naast mij staan, en dus ook vlakbij de kribbe met het kindje Jezus. Jaar op jaar. Neem van mij aan dat de mensen tegen je op zullen kijken, want wie kan nou zeggen dat hij jaar in jaar uit een “meet and greet” heeft gehad met het kindje Jezus… en nog wel “live on stage”, en dat ook nog voor het oog van het hele kerkvolk, plus de rest van de wereld.’
‘Nee, dat zijn er niet veel ezel, daar heb je gelijk in. Maar even voor mij, blijven we hier in deze zweterige stal of wagen we ons toch maar naar buiten?’
‘Hier in deze stal horen we thuis beste os. Hier zal je het mee moeten doen. Het kan nog wel even duren voordat Maria en Jozef zich zullen melden, dus leg je daar maar bij neer.’
‘Dat is een goed idee ezel, dat ga ik zeker doen’ zei de os en hij zakte een paar tellen later door zijn poten. Hij maakte het zich gemakkelijk in het verse stro en even later hoorde de ezel een heftig gesnurk.
De ezel schudde zijn kop en protesteerde nog met, ‘iaa… iaa…’ maar bleef het dan ook bij. Er zat niets anders op dan geduldig te blijven. Het duurde nog wel even voordat Maria en Jozef bij de stal zouden arriveren.


 

Iedereen een fijne Kerst en een mooi en gezond 2020 toegewenst 

Jos Heijmans

 

 

 

WAS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.. 

(bij de kleurplaten staan Anistopera en Gompidee klaar om te worden ingekleurd, speciaal voor jullie gemaakt door Marloes  )

Heb je ook een idee voor ELFJE LIEF,stuur een email naar This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it. ( een mooie tekening vinden we ook leuk en de mooiste zetten we op de website van Elfje Lief.)

 

WAS