WAS

 

De eerste sneeuw (3)

 

Een waterig zonnetje laat zich af en toe eens tussen de blauwgrijze wolken zien. Soms maar heel even, maar net genoeg om de sneeuw beetje voor beetje te laten smelten. De sneeuw wordt hier en daar al wat papperig.
‘Ik denk niet dat onze sneeuwkarabouter het nog tot het einde van de week volhoudt,’ zegt elfje Boefje. ‘Uit zijn kooltjesogen komen ook al grote dikke tranen. Hij weet zelf ook wel dat het er niet goed voor hem uitziet.’
‘Zo gaat dat nou eenmaal met sneeuwkarabouters. Zo lang het koud blijft is er geen enkel probleem. Maar zon en sneeuw gaan niet zo goed samen. Tenzij het natuurlijk blijft vriezen. Maar ik geloof dat de warmte van de zon sterk genoeg is,’ zegt elfje Lief.
Elfje Lief staat naast elfje Boefje en samen kijken ze naar de sneeuwkarabouter.
De druppels glinsteren in de zon en langzaam maar zeker verdwijnt hij. Ook de sneeuw op het grasveld en op de takken van de bomen verdwijnt. Professor Knappebol komt ook maar eens even kijken.
‘Tja, ik denk niet dat onze karabouter de avond nog gaat halen, tenminste als het zo doorgaat. Het dooit nu wel heel erg snel.’
‘Wat is dat professor? Wat bedoelt u eigenlijk met dooien?’ vraagt elfje Boefje.
‘Dat zal ik eens aan jou uitleggen elfje. Kijk sneeuw is zoals ik jullie al verteld heb bevroren damp van water. Als het koud is, zeg maar onder nul graden dan blijft die bevroren waterdamp sneeuw of ijs. Maar als het boven nul wordt dan smelt de sneeuw en het ijs. En dat noemen ze dan dooien. Dus het kan vriezen en het kan dooien. Zo simpel is het.’
Elfje Boefje kijkt naar de professor.
‘Dus als de temperatuur beneden nul graden is dan vriest het en als de temperatuur boven nul graden is dan dooit het. Tenminste als ik het goed begrepen heb.’
‘Als je met “het” in dit geval sneeuw en ijs bedoelt dan klopt het. Want daar hebben we het over,’ zegt de professor.
‘Dus daarom staat de temperatuur van de vrieskist ingesteld op een lage temperatuur?’ merkt elfje Lief op. ‘Anders dooien alle ijsjes op en krijgen we een grote plas eh… zeg maar een plas met ijsjeswater.’
‘Helemaal goed elfje Lief,’ zegt de professor met een lach. ‘De vrieskist staat zelfs op min achttien graden. Ik kan je verzekeren dat dit heel erg koud is.’
‘Is dat het koudst van alles?’’ vraagt elfje Boefje.
‘Nee hoor, ik sommige streken op de wereld is het soms wel veertig tot vijftig graden onder nul. Daar bevries je zelf als je niet goed oplet. Dus daar moet je zorgen voor warme kleding en dikke handschoenen.’
‘Maar dan kun je toch ook weer dooien?’ merkt elfje Boefje op. ‘Dan ga je gewoon even bij de kachel zitten. Of in de warme zon lopen.’
‘Dat is niet zo eenvoudig elfje Boefje. Als je eenmaal bevroren bent dan is dat niet zo maar in een twee drie opgelost als je bij een warme kachel gaat zitten.
Niet iedereen kan tegen zo veel kou. Dus ik denk dat we dat maar niet moeten uitproberen. Stel je voor.’
‘Zeg dat wel professor,’ zegt elfje Lief. ‘Misschien krijgen we dan wel een grote plas met elfjeswater.’
‘Wie weet?’ antwoordt professor Knappebol met een lach. ‘Wie weet elfje Lief?’

 

Heb je ook een idee voor ELFJE LIEF,stuur een email naar This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it. ( een mooie tekening vinden we ook leuk en de mooiste zetten we op de website van Elfje Lief.)

 

WAS