Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (76)

 deel 3

 

 

Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (76) deel 3 

 

Fantastico heeft de poort wagenwijd opengezet, en een paar minuten later passeert daar de koets met daarin Keizer Visalva. Het rijtuig wordt vooraf gegaan door twee adjudanten te paard. Links vooraan, op de bok van de koets zit Professor Knappebol, met naast hem een trotse Kapitein Baraboes. De Keizer verblijft in het afgesloten deel van het rijtuig en is nauwelijks zichtbaar.

De Professor knipoogt vluchtig naar Fantastico en zo gaat het gezelschap in de richting van het paleis van Koning Botius, waar Lieve en de jongens klaar staan om de Keizer te verwelkomen.

 

‘Zo daar zijn we dan,’ zegt Baraboes met een zucht van opluchting tegen Professor Knappebol. ‘Keizer Visalva is zeer nieuwsgierig naar de resultaten. Ik hoop dat alles volgens plan is verlopen en dat Koning Botius gevangen is genomen en dat de soldaten zich allemaal hebben overgegeven.’

‘Dat kan je wel aan Lieve overlaten. Nee, het is allemaal prima in orde gekomen mijn beste Baraboes,’ probeert de professor hem met een brede glimlach gerust te stellen. ‘Zo is het toch Fantastico…’

 

‘Zeker. De koning wacht binnen in het paleis op de overdracht van de macht aan Keizer Visalva,’ zegt Fantastico met een uitgestreken gezicht tegen de Kapitein.

‘Goed werk… en dat geldt ook voor jullie mannen, ‘roept Baraboes tegen de grote groep soldaten, die keurig in gelid staan. Het valt Baraboes blijkbaar niet op dat het niet zijn manschappen zijn, maar de Bogoniërs in de kleding van de gevangengenomen soldaten van het Rijk der Platanen.

‘Peloton klaar om jullie Keizer te begroeten,’ beveelt Baraboes, en hij straalt als het peloton meteen op zijn woorden reageert.

‘Geef acht…’roept hij vervolgens en de mannen gaan allemaal in de houding staan. Ook Juul, Luuk, Tom en John staan in de houding om de Keizer te begroeten.

‘Dat wordt een warm welkom,’ gniffelt Tom.

‘Sstt nou…’ maant John hem.

 

Behoedzaam opent een van de adjudanten het portier van het rijtuig en even later staat Keizer Visalva voor hen. De Keizer is niet groot, maar omdat hij schoenen met hoge zolen draagt, lijkt hij bijna even lang als de Professor, die hem voorstelt aan Lieve.

‘Zo jongedame… dus u bent degene die geholpen heeft om deze missie tot een succes te maken. De Kapitein en de Professor hebben me geïnformeerd over uw inbreng. Ik had u wel wat kleiner geschat…,’ zegt de Keizer als hij Lieve van top tot teen heeft bekeken. ‘Nou ja… enfin,’ voegt hij er nog aan toe.

‘Maakt dat dan wat uit?’ reageert Lieve brutaal. ‘Ik ben wie ik ben… en ik denk dat ik u prima van dienst ben geweest.’

 

De Keizer schudt zijn hoofd en loopt snel aan haar voorbij.

‘Waar is die verdraaide Botius… ik kan niet wachten om zijn gezicht te zien,’ gromt Keizer Visalva. ‘Die zal opkijken als hij me ziet.

‘In het paleis Keizer Visalva… daarginds,’ zegt John.

‘Nou, waar wachten we op…’ gromt de keizer.

‘Uh, het is de bedoeling dat u eerst uw soldaten toespreekt, zoals het een goed veldheer betaamt,’ stottert Kapitein Baraboes.

‘Onzin… ik wil Botius… en jij gaat me daar naar toe brengen,’ moppert hij tegen de Kapitein, die duidelijk teleurgesteld is dat de Keizer geen enkele belangstelling meer toont voor zijn manschappen.

 

Kapitein Baraboes kijkt wat hulpeloos naar Lieve, en zij schudt met haar hoofd en haalt haar schouders op. Ook zij vindt dat de keizer eigenlijk maar onverschillig is naar zijn leger, al is ze op zich ook wel blij dat de soldaten niet al te veel aandacht van hem krijgen. Het zijn immers alle Bogoniërs en het zou een dikke streep door de rekening zijn als de soldaten zouden worden ontmaskerd.

 

‘Hier is het Keizer Visalva,’ zegt professor Knappebol, die voorop loopt. ‘U wordt verwacht.’

‘Dat is maar geraden ook. Het wordt tijd voor een frisse wind en een harde hand voor de Bogoniërs,’ bromt de Keizer, terwijl hij met ferme stappen de trappen opgaat.

 

Als ze in het paleis staan, wijst Lieve naar een grote goudkleurige deur.

‘Daar moeten we zijn Keizer Visalva…’ zegt ze met een knipoog naar de Professor. ‘Daar wacht Koning Botius op u.’

‘Wat heb ik hier lang op moeten wachten…’ grinnikt de Keizer voldaan.

 

wordt vervolgd