Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (71)
deel 3
Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (71) deel 3
De hele avond wordt er volop gedronken en vooral ook goed gegeten. De voorraden in het paleis van Koning Botius worden in elk geval stevig aangesproken.
‘Ik moet toegeven…’ zegt Kapitein Baraboes, ‘jij kunt er wat van blonde reuzin. Het is een geweldig feestje, en mijn mannen genieten ervan. Ze waren er ook wel aan toe en het is goed voor de moraal. Maar nu even ter zaken. Hoe gaan we het morgen aanpakken?’
‘Ik heb liever dat je me Lieve noemt in plaats van blonde reuzin Kapitein. En wat betreft morgen… zorg ervoor dat jouw mannen morgenvroeg om half zeven paraat staan. Dan vertrekken we naar het bos.’
‘Om half zeven… tjonge dat is tamelijk vroeg, maar goed… als jij het zegt.’
‘Zo is dat. Vanaf het plein vertrekken we in drie groepen naar het bos en op mijn teken gaan we in de aanval. Een groep van vijftig van jouw mannen houdt zich schuil in de Stier van Bogonië, en bewaakt de poort.’
‘In de Stier…? O ja, je bedoelt natuurlijk dat lelijke ding daarginds,’ zegt de Kapitein, terwijl hij naar het houten bouwwerk wijst.
‘Ja, inderdaad dat lelijke ding, daarin houden ze zich verborgen totdat wij een teken geven.’
‘Ik heb het begrepen….’zegt Kapitein Baraboes. ‘En dan…?’
‘De Koning en de anderen zullen zich snel overgeven en we zullen ze dan hier naar het plein brengen. Koning Botius nemen we daarna mee naar het paleis. Ondertussen moet jij ervoor zorgen dat Keizer Visalva hier naar toe komt, zodat hij de macht kan overnemen van Koning Botius. Geen plechtigheid of zo, maar gewoon een sobere ceremonie. Eigenlijk zou je nu al een boodschapper naar de Keizer kunnen sturen, maar ik denk dat we beter kunnen wachten tot we Koning Botius en de Bogoniërs hebben verslagen en gevangen hebben genomen.’
‘Je hebt er wel over nagedacht blonde… uh Lieve.’
‘Dat heb ik zeker Kapitein. Ik denk ook dat de Bogoniërs beter af zijn als ze worden geregeerd door Keizer Visalva. In ieder geval op den duur…’
‘Wat een wijze woorden,’ grinnikt Kapitein Baraboes. ‘Maar, waarom help je ons … ja, waarom doe je dit?’
‘Gewoon… omdat ik denk dat dit gewoon het beste is. Meer steekt er niet achter.’
De Kapitein haalt zijn schouders op en grinnikt,’ enfin, het zal wel. Vooruit schenk nog eens in.’
‘Maar al te graag,’ mompelt ze.
Het zo wordt het later en later, terwijl de wijn rijkelijk vloeit.
Het is bijna twee uur geweest als het helemaal stil geworden op het plein. Er wordt gesnurkt en gekucht en hier en daar mompelt een soldaat nog wat in zijn slaap. En ook Kapitein Baraboes is ondertussen in een diepe slaap.
‘Fantastico… Fantastico,’ roept Lieve zo zacht mogelijk. ‘Waar ben je?’
‘Hier,’ klinkt het fluisterend. ‘Slapen ze allemaal?’
‘Ik dacht het wel.’
‘Moet ik de anderen gaan waarschuwen?’
Lieve kijkt nog eens goed naar de slapende soldaten.
‘Oké, ik denk wel dat het nu kan.’
Maar ze heeft de woorden amper uitgesproken of oven hen klinkt een zacht gezoem.
‘Wat is dat in hemelsnaam,’ vraagt Lieve zich hardop af.
‘Geen idee,’ antwoordt Fantastico geschrokken.
Even later zien ze een enorm gevaarte langzaam neerdalen.
‘Waar kunnen we landen… uh elfje Lief, ik bedoel Lieve,’ roept professor Knappebol, als hij haar ziet.
Lieve is helemaal verbaasd, en ze kijkt naar Fantastico.
‘Aan de rand daar, aan de rand van het bos. Daar is wel plek,’ roept hij naar de professor. ‘Maar alsjeblieft niet zoveel herrie maken.’
‘Oké, helemaal goed,’ roept professor Knappebol, ‘dan gaan we daar landen. Tot zo.’
‘Wie zijn dat dan,’ vraagt Fantastico aan Lieve.
‘Dat… dat uh zijn professor Knappebol en de andere elfjes, maar dat zullen ook wel geen elfjes meer zijn. Net zo min als wij, maar wel heel fijn dat ze er zijn. We hebben iedereen nodig als het straks licht gaat worden en de soldaten één voor één wakker zullen worden.’
‘Dat hebben we zeker,’ zegt Fantastico opgelucht, terwijl hij nog maar eens naar de slapende soldaten kijkt. Er is gelukkig niemand wakker geworden van het gezoem.
wordt vervolgd