Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (59) deel 3

 

 

Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (59) deel 3

 

Koning Botius knikt en zegt dat hij het helemaal met Lieve eens is.

Elfje Zon en elfje Bloem vinden het maar wat raar dat ze nu zonder elfje Lief verder moeten. Natuurlijk, ze hebben nu Lieve, het mooie blonde meisje, en al lijkt ze dan in haar doen en laten helemaal niet anders te zijn dan elfje Lief, het is toch wel even wennen. 

Heb je al een plan Lieve,’ vraagt de koning.

‘Uh nee, nog niet echt. Maar een ding weet ik wel. De soldaten zijn in aantal veel sterker dan wij, maar… zijn ze ook slimmer? Tja, dat is de vraag,’ grinnikt Lieve.

Koning Botius kijkt haar vragend aan.

‘Hoe bedoel je dat Lieve?’

‘Nou… stel dat we de soldaten hun gang laten gaan en ervoor zorgen dat ze ongestoord door de poort naar binnen kunnen gaan. Ze zullen dat zeker raar vinden, en ze zullen ook zeker argwanend zijn. Maar er zal niemand zijn die met ze gaat vechten, want… er is namelijk niemand. En dan beste Koning Botius, dan zullen ze denken dat wij gevlucht zijn. Dat we er vandoor zijn, en ik ben er zeker van dat ze dat zullen gaan vieren met veel bier en wijn.’

‘Oké… en dan?’ zegt de koning verbaasd. ‘Laten we dit zomaar gebeuren of heb je ook daarnaast nog een ander plan?’

‘Helemaal goed Koning Botius. We zijn er namelijk gewoon, alleen we hebben ons verstopt.’

‘Maar waar hebben we ons dan verstopt? In de bergen, of in de kasteeltuin?’

‘Nee, we hebben ons verstopt in een soort houten paard van Troje.’

‘Maar we hebben geen houten paard van Troje beste Lieve,’ sputtert de koning.

‘Klopt helemaal, maar dat gaan we nu met ons alle bouwen.’

‘Maar ach Lieve, dat gaat ons toch nooit lukken. Weet je wel hoeveel werk dit is, en hoeveel handen we hiervoor nodig hebben…’

‘Koning Botius… geloof me, dat komt goed,’ zegt Lieve en ze loopt naar de pruttelende ketel.

 

‘Nooit genoeg, maar steeds maar meer. Ik weet het, want zo gaat het elke keer. Maar ik vraag het niet voor mezelf, maar voor Koning Botius en zijn volk. Goede Fee, geef mij nog eenmaal genoeg toverkracht, en dan wens ik voor altijd vrijheid en vrede voor alle mensen in Bogonië, en ontneem ik het leger van Keizer Visalva alle macht.’

 

Lieve wacht gespannen af, maar er gebeurt niets.

Dan voegt er nog aan toe, ‘ vraag aan mij wat u wilt Goede Fee, wat moet ik voor u doen, waarmee kan ik u dienen, om zo nog eenmaal uw toverkracht te verdienen.’

Dan verschijnt er opeens een grote regenboog tussen de bomen.

‘Hè, dan kan niet,’ roept Fantastico uit. ‘Regenbogen horen aan de horizon te staan en niet in de bossen of tussen bomen.’

‘Stil nou,’ sist Lieve.

 

Vanachter de regenboog zien ze een stralend licht verschijnen.

‘Lieve… je vraagt aan mij wat ik wil… Daar gaat het niet om, maar wat wil jij van mij,’ vraagt een liefelijke stem.

‘Uh… ik wil Bogonië beschermen tegen de soldaten van keizer Visalva… en daarvoor heb ik een soort paard van Troje nodig. Dat is mijn plan.’

‘Wil je echt niet meer? Wees eens eerlijk Lieve, wat is je allergrootste wens?’

‘Uh, dat weet u ook wel Goede Fee, ik wil weer gewoon elfje Lief zijn… tenminste,’ stamelt Lieve.

‘Je weet maar al te goed dat dit helaas nooit meer kan. Er is geen weg meer terug liefje. Zo hebben we dat afgesproken, en dat weet je zelf ook maar al te goed.’

Lieve buigt haar hoofd en knikt.

‘Er is eigenlijk maar één oplossing,’ zegt de liefelijke stem.

‘En die is?’

‘Jullie hebben extra handen nodig om dat paard van
Troje te kunnen bouwen. Ikzelf kan jullie daar niet mee helpen, maar ik kan wel zorgen voor extra handen. Alleen… uh, tja hoe moet ik het zeggen.’

 

Even valt er een stilte.

Dan zegt de lieflijke stem, ‘je zult de reis met de tijdmachine moeten opgeven en daarna ook dit avontuur moeten vergeten, en dat betekent… ‘dan zwijgt de stem opnieuw, terwijl Lieve en de anderen gespannen afwachten.

‘…uh dat betekent, dat jullie ook nooit meer in het grote Kronkelbos zullen terugkeren. Sterker, jullie zullen vergeten dat jullie er ooit zijn geweest. Dus dat betekent, dat daarmee alle avonturen nooit in het echt zijn gebeurd… en dat het alleen maar dromen zijn geweest. Jullie zullen voor altijd weer mensenkinderen zijn, in plaats van elfjes.’

‘Lieve fee, maar wat bedoelt u? Ik bedoel, wie zijn die “jullie” dan, ’vraagt Lieve.

‘Jullie… dat zijn behalve jij, ook elfje Bloem, elfje Lief, elfje Knutsel, elfje Boefje, elfje Stoer en elfje Wijs.’

‘Elfje Wijs?’

‘Ja, die is ondertussen ook per ongeluk in het Kronkelbos beland,’ grinnikt de stem.

‘En professor Knappebol en de karabouters… wat gebeurt daarmee?’

‘Ze zullen jullie niet meer kunnen herinneren. Alles zal weer zijn zoals het was voordat jullie kwamen.’

‘En hoe moet het dan verder met ons?’

‘Na dit avontuur zullen jullie wakker worden in jullie eigen bedjes en is er voorgoed een einde gekomen aan alle avonturen die jullie in jullie dromen als elfjes hebben beleefd.’

‘Misschien is dit dan wel het begin van nieuwe avonturen, maar dan als mensenkinderen en niet meer als elfjes,’ zucht Lieve.

‘Wie weet…’ zegt de stem. ‘Maar dat is aan jullie.’

 

 

wordt vervolgd