Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (53) deel 3

 

Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (53) deel 3

 

‘Kijk eens aan…’ roept Koning Botius verbaasd als hij bij Graaf Bertram en Gravin Ada is aangekomen.

‘En wie zijn jullie,’ vraagt hij aan de elfjes.

‘Mag ik u voorstellen majesteit … dit is elfje Lief, elfje Zon en elfje Bloem. En… met Fantastico heeft u al kennis gemaakt,’ zegt Graaf Bertram.

‘Zo, zo ,’zucht de koning. ‘En waar zijn jullie al die tijd geweest,’ vraagt hij daarna aan de graaf.

‘Ach, dat is een lang verhaal majesteit. Kunt u zich nog herinneren dat uw boodschapper het bericht heeft gebracht over het leger van keizer Visalva?’

‘Uh…o ja…ik kan me herinneren dat er een grote groep soldaten onderweg was naar Bogonië. Maar hoe is dat verlopen… zijn ze weer teruggekeerd of zo.’

‘Niet helemaal majesteit… ze staan voor de poort.’

‘Maar dat is een ramp. Waarschuw de wachters…’roept hij uit.

‘Er zijn geen wachters majesteit. Alle Bogoniers zijn blijkbaar spoorloos verdwenen, behalve de groep die bij u was. Ik kan u niet echt vertellen wat er met hen is gebeurd.’

‘Wat verschrikkelijk allemaal,’ zucht koning Botius. ‘Dat ziet er niet goed uit.’

‘Nee, dat ziet er inderdaad niet goed uit,’ zegt Graaf Bertram.

‘En hoe gaat het met jou mijn kind,’ vraagt de koning aan Gravin Ada.

‘Ik ben blij om weer hier te kunnen zijn lieve oom, maar ik maak me ook grote zorgen, net als u.’

Gravin Ada kijkt om zich heen en ziet alleen maar beteuterde gezichten. De groet met de koning is meegekomen, staat in een grote kring om hen heen.

‘Maar beste mensen… we geven niet op. Nee, we geven Bogonië niet op, zowaar ik Ada heet. Nu niet en nooit niet.’

Blijkbaar hebben haar woorden effect, want de gezichten van de Bogoniers klaren ervan op, en hier en daar verschijnt zelfs een glimlach.

‘Dat klinkt stoer Ada, maar hoe wil je dit aanpakken. We zijn maar met een enkeling en het leger van keizer Visalva is met zoveel soldaten.’

‘Dat weet ik niet majesteit, maar ik bedenk vast en zeker een plan. Voorlopig staan ze nog voor de poort en dat geeft ons in elk geval tijd om over de situatie na te denken.’

Klopt, daar ben ik het helemaal mee eens,’ voegt Graaf Bertram er nog aan toe.

‘Voorlopig… tja hoe lang duurt dat voorlopig nog,’ zucht Koning Botius.

‘Blijkbaar is de vloek die jullie hier vandaan heeft gevoerd, verbroken. En het zou dus ook zomaar kunnen dat de vloek die de soldaten heeft doen verstenen, zal worden opgeheven. En dan… ja, dan weet ik niet wat ons staat te gebeuren.’

‘Laten we maar van het beste uitgaan majesteit,’ zegt Graaf Bertram. Zolang de soldaten nog stoffig en wel voor de poort staan, zijn we veilig. Laten we die tijd maar besteden aan het maken van een plan.’’

 

Elfje Lief heeft op afstand meegeluisterd naar het gesprek tussen de koning en de graaf en de gravin.

‘Majesteit, mag ik u iets vragen?’

‘Natuurlijk. Wat wil je van me weten elfje Lief.’

‘Kunt u zich nog herinneren wat er is gebeurd op de dag dat de gravin en de graaf zijn verdwenen?’

‘Uh… laat ik eens goed nadenken,’ antwoordt Koning Botius.  ‘Uh… ik herinner me eigenlijk niet al te veel om eerlijk te zijn. Uh, wacht eens. Er dwarrelde een vreemd soort stof naar beneden… en daarna… uh daarna werd het stil. Doodstil. Dat is alles wat ik me nog kan herinneren. O ja, en mijn lieve nichtje Ada, die naast me stond, was ook opeens verdwenen. Het enige wat ik me daarvan nog kan herinneren is dat er even van tevoren een grote groene wolk verscheen, waar later ook graaf Bertram in was verdween. Het was zo raar.’

Elfje Lief kijkt vragend naar elfje Bloem, maar die schudt haar hoofd.

‘Het lijkt wel dat Bogonië is betoverd met een soort maanstof,’ zegt ze. ‘Maar om eerlijk te zijn, ik heb geen idee.’

‘Ik heb hetzelfde idee elfje Bloem,’ zucht elfje Lief.

De koning en de graaf en de gravin kijken haar vragend aan.

‘En dat betekent…’ zegt Koning Botius.

‘Dat betekent, als dat zo is, dat wij als elfjes daar wel wat aan kunnen doen. We

hebben geleerd met de gevolgen van maanstof om te kunnen gaan.’

‘Dat is goed nieuws,’ zegt Gravin Ada opgelucht. ‘Dan wordt alles…’

‘Ho, ho… sorry, dat ik u moet onderbreken. We kunnen alleen de gevolgen van maanstof proberen te verzachten. Dat is alles, meer mogen jullie niet van ons verwachten.

 

wordt vervolgd