Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (52) deel 3

 

Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (52) deel 3

 

De graaf en de gravin staan elfje Lief en elfje Zon al op te wachten.

‘En? Hebben jullie iets kunnen ontdekken,’ vraagt Gravin Ada.

‘Dat kan je wel zeggen. Er staan wel honderd soldaten voor de poort,’ zegt elfje Zon.

‘Dat is heel slecht nieuws,’ reageert Graaf Bertram geschrokken. ‘Ik weet even niet wat we daarmee aan moeten.’

‘Voorlopig nog niets,’ zegt elfje Lief kalm. ‘Het lijkt wel of ze versteend zijn.

‘En ze zitten helemaal onder het stof. Van onder tot boven,’ vult elfje Zon aan.

‘Dan staan ze daar zeker al een tijdje,’ zucht Gravin Ada.

‘Ik denk dat die soldaten er vanaf onze betovering al staan,’ zegt Graaf

Bertram. ‘Weet je nog Ada dat koning Botius ons heeft verteld over een mogelijke aanval van het leger van keizer Visalva. De keizer van het Rijk der Platanen zegt dat Bogonië bij het Rijk der Platanen behoort, en dat de verzelfstandiging nooit en te nimmer door hem zal worden geaccepteerd. Hij heeft daarom koning Botius een brief geschreven en hem opgedragen afstand te doen van Bogonië.’

‘En dat gaat niet gebeuren, dat kan ik je verzekeren,’ zegt gravin Ada. ‘Nee, dat gaat de koning echt niet doen.’

‘En nu,’ vraagt elfje Lief. ‘Hoe moet zit verder?’

‘We zullen eerst koning Botius en de anderen Bogoniërs moeten vinden. Daarna zien we wel weer verder,’ antwoordt Graaf Bertram.

‘Hé, daar komt Fantastico,’ zegt elfje Zon en ze wijst in de richting van het paleis.

Fantastico komt naar hen toe gerend terwijl hij wild zwaait met zijn armen.

 

 

‘Pfff…’ zegt hij met een zucht als hij bij de graaf en de anderen staat, ‘ik… ik ben helemaal… helemaal buiten… buiten adem. De koning en de anderen komen eraan. Ze hadden zich verschanst in de bergen. Ze waren gevlucht voor het leger van keizer Visalva.’

‘Oh… en wat heb je hen verteld?’

‘Nou… ik heb verteld dat we nergens ook maar een soldaat hebben gezien.

Dat is toch zo Graaf Bertram.’

‘Inderdaad Fantastico, dat klopt wel op een kleinigheidje na. Uh… er staat weliswaar een compleet leger voor de toegangspoort, maar de soldaten zijn versteend of zo. Maar hoe je het ook bekijkt, een leger is een leger.’

‘Dus… ze zijn er toch,’ reageert Fantastico teleurgesteld. ‘Maar dan heb ik de Koning Botius voorgelogen Dat gaat hij echt niet waarderen…’

‘Dat kon je toch niet weten beste Fantastico. Heel fijn dat je de koning en de anderen hebt gevonden. Waar zijn ze nu?

 ‘Ze komen eraan. Ik denk dat ze elk ogenblik hier kunnen zijn. Daar… vanachter het paleis, daar zullen ze zo wel verschijnen,’ zegt hij terwijl hij in de richting van de paleistuin wijst.

 

En inderdaad, de woorden van Fantastico zijn nog niet koud, als aan de zijkant van het paleis vanuit de tuin, een grote groep Bogoniërs verschijnt, met koning Botius voorop.

 

wordt vervolgd