Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (38) deel 2

 

De elfjes moeten wel even wennen aan het kleine ventje in zijn fleurige groene kostuum met gele strepen.
‘Fantastico, mag ik je nog iets vragen?’
‘Natuurlijk elfje Lief, vragen staat vrij,’ antwoordt Fantastico. Hij lijkt helemaal opgefleurd nu hij zich niet meer hoeft te verschuilen. ‘Nou wat kan ik voor je doen?’
‘Nu we weten hoe jij er uit ziet, is het dan misschien ook mogelijk om aan de Verteller te vragen of hij zich ook aan ons wil tonen. Of is dat niet mogelijk?’
Fantastico wrijft met zijn hand over zijn kin en het lijkt of hij diep na moet denken over de vraag van elfje Lief.
‘Tja, daar vraag je nogal iets elfje Lief,’ zucht hij. ‘Dat ligt nogal ingewikkeld.’
‘Dus dat gaat niet lukken?’ vraagt elfje Lief.
‘Nou ja, niets is natuurlijk onmogelijk, maar ik weet niet goed of het wel verstandig is. En bovendien… misschien wil de Verteller wel niet door jullie worden gezien.’
‘Of… ben jij nog boos op hem omdat hij zijn mond voorbij heeft gepraat?’
‘Uh, nee hoor,’ antwoordt Fantastico. ‘Nee, dat is het niet.’
‘Wat is het dan wel?’ vraagt elfje Bloem.
‘Tja…uh de Verteller heeft een probleempje.’
‘En wat voor een probleempje heeft hij?’ vraagt elfje Lief ongeduldig.
‘Hij is kaal en hij heeft grote oren,’ antwoordt Fantastico.
‘Wat is daar raar aan?’ reageert elfje Lief.
‘Vinden jullie dat niet raar… en vinden jullie het dan ook niet vreemd dat hij een behoorlijke grote neus heeft?’
‘Grote oren, kaal of een grote neus… wat maakt dat nou uit. Iedereen ziet eruit zoals hij er uitziet,’ zegt elfje Zon tegen Fantastico.
‘Uh, en dan is er nog iets?’
‘Wat mag dat dan wel zijn?’
‘Hij heeft een grote rossige baard… die bijna de grond raakt.’
‘Is de Verteller net zo groot als jij?’ vraagt elfje Bloem. ‘Want dan valt de lengte van die baard wel mee.’
‘Elfje Bloem, niet van die rare grapjes maken,’ zegt elfje Lief. ‘Ga verder Fantastico.’
‘Vroeger wel, maar nu is hij wel twee keer zo groot als jullie…misschien zelfs wel drie keer.’
‘De enige manier om daar achter te komen is om hem te vragen om zich aan ons te tonen,’ zegt elfje Lief. ‘Wil je dat aan hem vragen Fantastico?’
‘Tja, als ik zou weten waar hij is…’
‘Je kunt hem toch roepen.’
‘Ja, maar hij kan niet praten, dus kan hij ook niet roepen waar hij is.’
‘Beste Fantastico, als je zijn stem kunt wegtoveren, dan mag ik hopen dat je dat ook weer goed kunt laten komen,’ moppert elfje Lief.
‘Tja, dat zou ik wel kunnen, maar…
‘Maar?’
‘Maar, dat is tegen de regels. De stem kan alleen maar terugkeren naar de Verteller als hij een goede daad heeft verricht, en ik zou even niet weten…’
‘Nou ik wel, we hebben ondertussen honger gekregen, dus als hij voor eten zou kunnen zorgen, dan heeft hij wat ons betreft zijn goede daad gedaan.’
‘Tja…dat zou kunnen,’ mompelt Fantastico, die weer met zijn hand langs zijn kin wrijft. ‘Dat zou misschien een goede reden kunnen zijn om hem zijn stem terug te geven.’