Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (5)

 

Ondertussen is de Roze Luchtpiraat al een aardig eind onderweg naar de opgegeven bestemming.
‘Gaat alles goed elfje Lief?’ vraagt elfje Zon schuchter.
‘Ja hoor, er zijn geen problemen, dus er is niets waar je je zorgen over hoeft te maken elfje Zon,’ antwoordt elfje Lief.
‘Duurt het eigenlijk nog lang voordat we er zijn?’ vraagt elfje Bloem vervolgens.
‘Dat kan ik je niet zeggen elfje Bloem. We moeten gewoon maar even geduldig afwachten, er zit niets anders op.’
Elfje Lief begrijpt de onrust bij de twee andere elfjes wel, en ze probeert zich zo stoer mogelijk te houden, al heeft ze zelf toch ook wel een raar gevoel bij dit avontuur. ‘Echt, ik weet zeker dat de professor en Karabouwtje er alles aan hebben gedaan om onze reis zo veilig mogelijk te laten verlopen,’ voegt elfje Lief er nog aan toe.
Elfje Zon haalt haar schouders op en schudt haar hoofd. ‘Tja, dat geloof ik ook wel, maar al met al vind ik het toch wel een beetje spannend hoor,’ zegt ze.
‘Het gaat echt allemaal goed komen,’ stelt elfje Lief haar gerust. ‘Straks, als we eenmaal op onze bestemming zijn aangekomen, dan ziet het er allemaal heel anders uit. Ik hoop toch zo dat we elfje Stoer, elfje Knutsel, elfje Boefje en karabouter Stroompje snel kunnen vinden. En… zo gauw we ze hebben gevonden, dan gaan we meteen terug naar kasteel Okkervliet. Dat beloof ik jullie.’
‘Ik zal ook blij zijn als we die vier weer hebben gevonden, maar ik ben pas helemaal gelukkig als de Roze Luchtpiraat weer veilig bij het kasteel is geland,’ zegt elfje Bloem.
‘Dat ben ik helemaal met je eens,’ mompelt elfje Zon. ‘Och, wat zullen die vier een boel verhalen te vertellen hebben.’
‘Dat denk ik ook,’ grinnikt elfje Lief. ‘Maar ik ben ook nieuwsgierig naar de manier waarop ze met die tijdmachine uit het Kronkelbos zijn vertrokken. Volgens de professor kon dat eigenlijk niet, omdat hij alleen de code wist. Maar ja, je ziet wat niet kan, kan soms toch zo maar opeens wel. Met alle gevolgen van dien. Maar goed we moeten ze eerst maar eens zien te vinden.’
‘Ik hoop dat we ze snel op het spoor komen, zoveel te eerder kunnen we weer terug,’ zegt elfje Bloem.
Elfje Zon kijkt in gedachten voor zich uit.
‘Wat is er elfje Zon?’ vraagt elfje Lief.
‘En als we ze niet kunnen vinden…?’ vraagt elfje Zon.
‘Uh… daar gaan we maar even niet van uit. Nee elfje Zon, we moeten er op vertrouwen dat het goed komt, anders… uh anders dan is deze reis… Nee, ik bedoel… natuurlijk gaan we ze vinden. Wij elfjes geven nooit op.’
‘Zo is dat,’ zegt elfje Bloem. ‘Wij zijn niet voor niks elfjes.’
 Elfje Zon knikt. Ze is het wel met de andere twee elfjes eens, maar toch…
 “Gereed maken voor landing” klinkt het plotseling uit de luidspreker, die voorin de Roze Luchtpiraat hangt. Op het schermpje ziet elfje Lief, dat ze over vijf minuten zullen gaan landen.
‘Tjonge dat is snel gegaan,’ zucht elfje Bloem.
‘We zijn er nog niet elfje Bloem, je moet de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is,’ antwoordt elfje Lief.
‘Uh…? Wat bedoel je daarmee elfje Lief?’ vraagt elfje Bloem verbaasd.
‘Nou ik bedoel dat we eerst even moeten afwachten of ook de landing helemaal goed verloopt en ook dat de Roze Luchtpiraat ons naar de goede bestemming heeft gebracht.’
‘Oh, bedoel je het zo…’ antwoordt elfje Bloem met een diepe zucht.