Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine

 …Het was alweer een hele tijd geleden dat elfje Knutsel, elfje Boefje, elfje Stoer en karabouter Stroompje met de tijdmachine waren vertrokken. Niemand had meer iets van hen gehoord, maar dan ook helemaal niemand, en iedereen had hierover zo zijn eigen gedachten. Elfje Lief, elfje Bloem, elfje Zon, de professor en de baronesse maakten zich grote zorgen, maar dat vertelden ze niet tegen elkaar. De karabouters hadden samen al overlegd wat ze nog konden doen, als het met de nieuwe tijdmachine ook niet ging lukken.
‘De Roze Luchtpiraat 1 gaat een succes worden,’ had karabouter Karaboontje plotseling vol overtuiging geroepen. ‘Dat moet gewoon…!
De andere karabouters hadden hem aangekeken en even later riepen ze in koor. ‘Succes is waarom het gaat, leve de Roze Luchtpiraat.’
“Nog een keer,’ had Karaboontje gezegd en weer hadden de karabouters zo luid mogelijk de leus geroepen. Zelfs zo luid dat Jacobus Roeptumaer, die in de kelder van kasteel Okkervliet aan het werk was, het kon horen.
‘Succes is waarom het gaat, leve de Roze Luchtpiraat,’ riep hij ook uit volle borst.
Maar al met al zou het nog wel even gaan duren voordat de tijdmachine op zoek kon gaan naar de andere elfjes en Karabouter Stroompje.

 

Elfje Lief en de verdwaalde tijdmachine (1)

Er is lang en stevig doorgewerkt en de nieuwe tijdmachine is nu uiteindelijk helemaal klaar voor vertrek.
‘Wie gaat er eigenlijk met mij mee?’ vraagt professor Knappebol.
‘Met u?’ is de verbaasde reactie van elfje Lief. ‘Geen sprake van professor, als het weer fout gaat, dan… nou uh… nou daar moet ik even niet aan denken.’
‘Maar elfje Lief…’ sputtert de professor tegen.
‘Nee professor, geen sprake van. U blijft hier en mocht er toch nog iets mis gaan, dan weten we in elk geval dat er iemand is, die de zaak nog kan redden.’
‘En de karabouters dan…? Karabouwtje weet er ondertussen net zoveel van als ikzelf. Misschien zelfs nog wel meer. Bovendien vind ik dat ik mijn fout goed moet maken, want het is tenslotte mijn schuld dat Stroompje en elfje Stoer, elfje Knutsel en elfje Boefje spoorloos verdwenen zijn. Die tijdmachine heb ik tenslotte zelf gebouwd, als was het dan met hulp van karabouter Stroompje. Het is mijn verantwoordelijkheid, dus lijkt het mij de normaalste zaak van de wereld…’
‘Nee Willem Knappebol… elfje Lief heeft helemaal gelijk en ik sta pal achter haar!’ Baronesse Gertruida is van het bankje opgestaan en loopt met grote driftige passen naar de professor.
‘Willem Knappebol…ben nou eens voor een keer niet zo eigenwijs,’ zegt ze streng tegen de professor, die er een beetje sip bij staat te kijken.
‘Je bent een kundige en soms zelf geniale uitvinder, maar soms wil je gewoon te veel. Ik vind dat je hier moet blijven en mocht er toch nog iets mis gaan, dan heb je in elk geval nog de kans om het op te kunnen lossen. We mogen nu geen enkel risico meer nemen. Stel je voor zeg… straks weten we ook niet meer waar de Roze Luchtpiraat is gebleven.’
‘Maar… maar wie gaan er dan?’ stamelt de professor, die wel inziet dat hij zich er bij neer moet leggen, dat hij in ieder geval niet met de tijdmachine gaat reizen.
‘Ik…’ zegt elfje Lief. ‘Samen met elfje zon en elfje Bloem. Wij zijn het kleinst en we hebben bovendien vleugels, dus mocht er toch nog iets mis gaan… nou uh, dan kunnen we altijd nog proberen om terug te vliegen.’
‘Je weet best dat dit niet gaat lukken elfje Lief,’ moppert de professor. ‘Jullie kunnen vliegen wat jullie willen, maar je zit wel in een andere tijd en daar kun je zonder de tijdmachine niet meer uit ontsnappen. Dus terugkeren kunnen jullie vergeten.’
‘Toch vind ik dat wij met ons drietjes moeten gaan, hoe dan ook,’ antwoordt elfje Lief vol overtuiging en het lijkt er op dat er niemand is die haar van die gedachte kan afbrengen.