Beste vrienden van de elfje Lief en elfjes van elfjesland
Dit is het laatste deel van Elfje Knutsel en het mezenkooitje.
Na dertien verhaaltjes hebben de elfjes eindelijk kennis gemaakt met de baronesse
Gertruida van Schepsel tot Okkervliet en natuurlijk ook met de butler Jacobus Roeptumaer.
De komende weken volgen er weer losse verhaaltjes. Daarna beleven de elfjes een nieuw avontuur. Maar dat is nog even geheim. Mochten er nog ideetjes zijn voor de korte verhaaltjes dat horen we dat graag. Stuur dan even een mailtje met jouw idee naar
Elfje Knutsel en het mezenkooitje (13 -slot)
Jacobus Roeptumaer heeft voor heerlijke limonade gezorgd en hij heeft een volle trommel met verse koeken meegebracht. Er zit van alles in de trommel. Chocoladekoeken, gevulde koeken, koeken met roze marsepein. En koeken met hazelnootjes en met pinda’s er op.
‘Keuze genoeg lijkt me,’ zegt professor Knappebol.
‘Zeker. Tjonge, ik wist niet dat er zoveel soorten koeken zijn, ’antwoordt elfje Bloem. ‘In Elfjesland hebben we alleen maar elfjestoetjes. Dat zijn ronde roomboterkoekjes met in het midden een zoete zachte vulling met vanillesmaak.’
‘Nou dat klinkt toch ook wel lekker elfje Bloem,’ zegt mevrouw de baronesse en ze schenkt een kopje thee in.
‘Mevrouw… mevrouw de baronesse, laat mij dat nu voor u inschenken.’
‘Mijn beste Jacobus, ik heb echt niets aan mijn handen hoor. Ik kan best zelf een kopje thee inschenken. Zijn er nog meer liefhebbers? Professor, u misschien?’
‘Nou mevrouw, als ik u niet ontrief,’ antwoordt professor Knappebol.
‘Zie je nou elfje Lief. Ze zijn zo beleefd tegen mij, dat ik me soms wel een beetje
uh hoe moet ik dat nou zeggen… mezelf een beetje opgelaten voel.’
‘Een beetje opgelaten? Ik snap niet zo goed wat u bedoeld mevrouw,’ antwoord elfje Lief.
‘Nou wat ik eigenlijk wil zeggen elfje Lief is dat ik ook maar een gewoon mens ben. Gewoon van vlees en bloed. Dus al die poeha vind ik eigenlijk niet zo nodig.’
‘Maar het hoort nou eenmaal zo mevrouw,’ sputtert Jacobus Roeptumaer. ‘Zo heb ik dat van mijn vader geleerd en die weer van zijn vader, mijn opa.
‘Dat is helemaal waar beste Jacobus, maar de tijden veranderen.’
Jacobus weet niet goed hoe hij het heeft. Hij wil het baronesse van Schepsel tot Okkervliet zo goed mogelijk naar haar zin maken, maar hij wil zich eigenlijk ook wel graag houden aan de strenge regels die butlers en lakeien nou eenmaal hebben.
‘Mevrouw, ik denk dat het toch beter is dat ik de thee voor u inschenk. Het hoort nou eenmaal zo. Ik hoop dat u mij begrijpt. Maar als u mij een plezier wilt doen? Misschien dat u mij de koekjestrommel aan wilt reiken.’
De baronesse lacht.
‘Is het niet verstandiger dat ik zelf de koekjes uitdeel aan de elfjes. Doe ik ook een keer iets. Bovendien ben jij nou druk met de thee.’
De wangen van Jacobus Roeptumaer kleuren helemaal rood.
‘Mevrouw plaagt me,’ probeert hij zichzelf te verontschuldigen. ‘Ik zal zo meteen met de koekjesstommel rondgaan. Neemt u mij niet kwalijk elfjes, ik kom zo bij jullie.’
‘Jacobus…! Dat kan toch niet.’
Jacobus is helemaal verbaasd over de reactie van de baronesse.
‘Mevrouw…?’
‘Wat ik bedoel te zeggen is dat je volgens mij eerst de gasten moet bedienen en daarna pas mij. Tenminste dat lijkt me.’
‘Mevrouw, ik heb niet anders geleerd dan dat ik u het eerst moet bedienen en daarna de gasten. Tenzij de gasten …’
‘Toe nou Jacobus. Het is goed zo. Ik geloof je graag.’
Het is duidelijk dat mevrouw de baronesse zich op haar gemak voelt. Het gezelschap van de elfjes en de professor doet haar zichtbaar goed. Ze geniet er van.
Als de theekopjes en de limonadeglazen leeg zijn en zelfs de bodem van de koekjestrommel zichtbaar is, wordt het tijd voor de professor en de elfjes om terug te keren naar het Kronkelbos. Maar eerst moet er nog afscheid worden nomen van mevrouw de baronesse en Jacobus.
De elfjes bedanken mevrouw de baronesse van Schepsel tot Okkervliet en Jacobus Roeptumaer voor hun goede zorgen.
‘Jullie komen toch zeker weer snel op bezoek?’ zegt mevrouw de baronesse.
‘Zeker mevrouw,’ klinkt het in koor. ‘Natuurlijk zoeken wij u snel weer op.’
‘En jij Willem?’
‘Beste mevrouw de baronesse, ik ga echt niet weer dezelfde fout maken en weer zo lang niets van me te laten horen.’
‘Willem… mag ik je iets vragen?’
‘Natuurlijk mevrouw de baronesse.’
‘Wil je me voortaan Gertruida noemen. Dat vind ik wel net zo fijn.’
‘Natuurlijk mevrouw, uh… ik bedoel Gertruida. Natuurlijk doe ik dat.
Elfje Lief schudt lachend haar hoofd. Het is nu de professor die een rode kleur op zijn wangen krijgt. Hij wordt er in ieder geval een beetje verlegen van.
‘Wel jammer dat ze geen mezenkooitjes meer hebben, maar de koeken die waren in ieder geval overheerlijk,’ zegt elfje Knutsel als ze weer buiten de kasteelmuren zijn.
‘Ik zou best in het kasteel willen wonen,’ mompelt elfje Zon.
‘Wat zeg je?’ vraagt elfje Lief, die het niet goed heeft gehoord.
‘Dat ik best daar zou willen wonen. Lekker de hele dag koekjes en heerlijke limonade. Keurig netjes opgediend door de butler,’ zegt elfje Zon.
‘Vergeet dat maar vlug elfje Zon. Morgen zijn het weer bruine boterhammen met honing en een groot glas melk. Dat is wel net zo gezond,’ antwoordt elfje Lief. Ze kan haar lach bijna niet inhouden als ze het gezicht ziet van elfje Zon.
‘Je trekt een gezicht alsof ik het over levertraan heb,’ voegt elfje Lief er nog aan toe. Het begint al donker te worden als ze bij het Kronkelbos aankomen. De elfjes bedanken de professor en ze gaan naar hun huisje dat even verderop is.
Heb je ook een idee voor ELFJE LIEF,stuur een email naar