Kerstverhaal 2015 De Maanstraat….
Het was stil op straat op deze kerstavond. In de verte luidde een kerkklok, maar dat was het, meer niet. Ik wandelde met mijn hond langs de mooi verlichte huizen en hier en haar waren de gordijnen niet gesloten en zo kon ik even naar binnen gluren. In de huizen stonden prachtige opgetuigde kerstbomen, met allerlei versierselen en kleurige lampjes, de ene boom was nog mooier dan de andere. Ik genoot er volop van. In gedachten liep ik langzaam terug naar mijn eigen huis, toen er plotseling een jongetje op een fiets aan kwam gereden.
‘Meneer, meneer…!’riep hij. ‘Meneer, zou u mij alsjeblieft even willen helpen?’
‘Waarmee?’ vroeg ik.
‘Ik ben op weg naar mensen, maar ik weet niet meer zo goed waar ze wonen. Ik weet de straatnaam wel, maar niemand kan mij vertellen waar die straat is. Misschien dat u het weet.’
‘Waar moet je naar toe, ik bedoel hoe heet de straat?’
‘De Maanstraat… nummer zeven,’ antwoordde het jongetje.
‘De Maanstraat?’ vroeg ik verbaasd. ‘Daar heb ik nog nooit van gehoord. Weet je zeker dat je hier in de goede stad bent?’
‘Ja hoor, geen twijfel mogelijk,’ zei het jongetje
‘Misschien dat ik het op mijn mobiel kan vinden,’ stelde ik voor. ‘Ik kan even voor je kijken op internet.’
‘Graag meneer, want ik moet er naar toe. Ik word verwacht, dus ik kan het niet maken om niet te komen.’
‘Nee, zeker niet als je wordt verwacht… tja dan kun je niet verstek laten gaan. Eens even kijken… Maanstraat… niet bekend… Bedoel je misschien de van Manenstraat?’ vroeg ik.
‘Nee hoor, ik moet echt in de Maanstraat zijn,’ antwoordde het jongetje dat er maar sip bij stond te kijken. ‘Ik heb me er zo op verheugd.’
‘Dat neem ik graag aan, maar ik ben toch bang dat ik je niet kan helpen hoor,’ zei ik.
Het jongetje schudde zijn hoofd.
‘Er moet toch iemand zijn die weet waar die straat is… dat kan toch niet anders,’ zuchtte hij. ‘Tjonge, als niemand het weet, dan heb ik wel een groot probleem.’
‘En dat is?’ vroeg ik aan hem.
‘Zoals ik u al heb verteld word ik daar verwacht. Ik zou het heel erg vervelend vinden als ik die mensen teleur zou stellen.’
‘Is het familie van je?’
‘Nee, dat niet…’antwoordde de jongen.
‘Kennissen… vrienden?’ vroeg ik verder.
‘Nee, dat eigenlijk ook niet,’ was het antwoord.
‘Wat dan wel?’ Ik vond het al met al toch wel een raar verhaal aan het worden.
Het jongetje antwoordde niet.
‘Hoe weet je eigenlijk dat je wordt verwacht?’ was mijn volgende vraag.
‘Dat is toch gebruikelijk in deze tijd… dat er iemand komt die wordt verwacht. Volgens mij gaat kerstmis daar toch over,’ antwoordde hij.
‘Nou volgens mij gaat kerstmis over de geboorte van Jezus, het kind van Maria en Jozef.’
‘Ja, dat weet ik wel, maar die werd toch ook verwacht en bovendien is het toch ook een feest van vrede en van samen zijn?’
‘En van kerstgeschenken en de Kerstman,’ vulde ik aan.
‘Juist, en dat is nou wat ik bedoel. Daarom moet ik ook in de Maanstraat zijn.’
‘Wat wil je daar gaan doen? Wat denk je daar te vinden?’
‘Gewoon, gezellig samen zijn, iedereen in vrede. Misschien komt de Kerstman nog wel langs en wie weet, krijg ik ook nog geschenken,’ grinnikte hij.
‘Waar woon je eigenlijk?’ vroeg ik aan hem.
Ik zag zijn aarzeling.
‘Tja, waar woon ik… dat is moeilijk uit te leggen. Weet u meneer, ik woon daar waar ik ben. Misschien is dat wel de beste uitleg.’
‘Zwerf je rond?’ vroeg ik.
‘Nee, nou ja soms… een beetje,’
‘Maar als je niet zwerft, dan woon je toch ergens of niet soms,’ zei ik en ik werd een beetje ongeduldig.
En ik niet alleen, want mijn hond wilde ook verder.
‘Daar waar ik woon vieren ze amper kerst…’stamelde hij. ‘Daarom zoek ik de Maanstraat.’
‘Die schijnbaar niet bestaat,’ vulde ik hem aan.
‘Misschien niet meneer, maar ik mag toch wel een droom hebben of niet soms? Ik mag toch wel ergens in geloven?’
‘Natuurlijk mag je een droom hebben, maar om te geloven in een straat die er niet is, die niet bestaat…’
‘Als je ergens heel erg in gelooft, dan komt het wel goed meneer. Kijk, het gaat mij niet zozeer om de Maanstraat, maar wel dat ik ergens wordt verwacht. Dat er mensen zijn, die mij willen hebben. Daar is kerst toch ook voor.’
‘Daar heb je wel een punt,’ zei ik.
‘Ziet u nou wel.’
‘Weet je wat?’
‘Nee, dat weet ik niet meneer.’
‘Nou, ik heb een heerlijke appeltaart gebakken en die is eigenlijk veel te groot voor mij alleen. Misschien lust jij daar wel een stukje van? Wat vind je van mijn voorstel?’
Het jongetje keek me met zijn grote ogen aan en knikte instemmend.
Toen we even later bij mij thuis aan tafel zaten, beide aan een groot stuk versgebakken appeltaart, zei het jongetje, ‘ zie je nou wel meneer, dat ik in de Maanstraat werd verwacht.’
‘Maar dit is de Maanstraat toch niet,’ antwoordde ik.
‘Doet dat er nog toe?’ vroeg het jongetje.
‘Nee, eigenlijk niet,’ moest ik bekennen.
Na nog een stuk appeltaart en een glas cola heeft hij mij bedankt en is weg gefietst, de donkere kerstnacht in. Ik was vergeten naar zijn naam te vragen.
Het is tegen twaalf uur, en ik word wakker door het luiden van de klokken in de kerktoren en ik realiseer me dat ik alles heb gedroomd. Mijn hond ligt rustig in zijn mand te slapen en de appeltaart staat nog op de tafel. Onaangeroerd. Maar hoe dan ook, ik ben niet alleen geweest op deze kerstavond. Daar geloof ik zeker in.
Jacob Henneman.
Ik wens iedereen fijne feestdagen en een mooi en vooral gelukkig 2016 toe.
tot volgende jaar
( de eerstvolgende "Henneman" verschijnt op 15 januari in de nieuwe rubriek Henneman of Heijmans)