Wat er zoal voorbij komt….

 

 

 

Gesprek in het park (1)

 

 

‘Het is veel te warm voor de tijd van het jaar,’ zegt de vijfenzestigplusser, die zijn hond ontdoet van de riem, en vervolgens de Golden Retriever met een vriendschappelijke tik op de achterhand het grasveld opstuurt, in de richting van mijn hond.
‘Zo, dan heeft ie wat te spelen,’ voegt hij er nog aan toe.
Ik vraag me af of mijn hond, een cocktail van diverse rassen wel in is voor het door de man beoogde rendez-vous, zeker met de wetenschap in het achterhoofd dat mijn hond met soortgenoten die groter zijn als hijzelf op voorhand grote moeite heeft om tot algehele acceptatie te komen. Laat staan dat het kan uitmonden in een gezellig speelpartijtje. Het is overigens niet zo dat mijn hond een hekel heeft aan alles wat groter is dan hij. Nee, dat is niet het punt, maar blijkbaar roepen confrontaties met (sommige) grotere honden herinneringen op aan een vervelende ervaring in zijn puppytijd. Dat moment waar hij op een onverwacht moment werd gemolesteerd door een mede-hond, die tenminste minimaal zesmaal zijn formaat oversteeg. Dat is hij nooit meer vergeten, met als gevolg dat hij naar grotere honden vooral argwanend is en er niet zomaar van uitgaat dat hem een vriendelijke benadering te wachten staat. Kort samengevat, in geval van kleine honden, is hij de innemend tolerant, in geval van grotere honden uitnemend intolerant.
‘Uw hond doet niet veel,’ zegt de man, die naast me staat en een sigaartje probeert aan te steken met een wegwerpaansteker, die dringend toe is aan wat de naam eigenlijk al suggereert. ‘Maar goed, heeft u misschien een vuurtje?’ vraagt hij.
‘Nee, sorry, maar ik rook niet,’ antwoord ik terwijl ik tegelijkertijd nauwlettend de toenaderingspoging van zijn hond volg.
‘Ik ook niet, behalve af en toe een sigaartje. Een mens leeft tenslotte maar één keer,’ zegt hij met nadruk op één.
‘Dat is zo,’ zeg ik. ‘Maar gaat dat wel goed tussen die twee?’
‘Jawel hoor. De mijne is dat wel gewend,’ antwoordt de man, die opnieuw een verwoede poging doet om het laatste beetje energie uit zijn aansteker te persen. ‘Hij vindt hondjes net als die van u gewoon leuk om mee te spelen.’
‘Ik hoop dat die van mij er net zo over denkt,’ antwoord ik, terwijl ik mijn hond mijn kant op zie kijken, op een manier alsof hij toestemming vraagt om tot de aanval over te kunnen gaan. Reden genoeg voor mij om hem te roepen.
‘Zo went hij er nooit aan…’ mompelt de man, die waarachtig nog aan toe zijn sigaar aan de praat heeft gekregen. Een fragiel rookpluimpje dwarrelt onverschillig omhoog.
‘Misschien niet, maar ik neem liever het zekere voor het onzekere, het blijven tenslotte beesten, dus je weet maar nooit…’
‘Meneer, neem van mij aan, je moet ze de kans geven om het zelf uit te zoeken. Dat zie je tegenwoordig nou overal, hebben er twee een probleempje, dan bemoeit een derde zich er mee en voordat je het weet wordt het dan pas echt knokken. Kijk maar eens in Syrië of in Afghanistan en in Irak. Of in de Oekraïne. Zo gauw andere partijen zich ermee gaan bemoeien, dan slaat de vlam pas goed in de pan. Tenminste, zo kijk ik er tegen aan.’
‘Zo simpel zat het toch wel niet zijn,’ reageer ik voorzichtig.
De man heeft inmiddels zijn sigaar op stoom gekregen, en daarmee is het rookpluimpje tot een volwassen pluim geworden.
‘Dat is nou juist het probleem meneer, de mensen maken het moeilijk. Alles wat op zich simpel is, wordt nodeloos ingewikkeld gemaakt en neem van mij aan dat het lastiger is om drie mensen op een lijn te krijgen, dan twee.
‘Dat neem ik graag aan, maar ik geloof niet dat ik u helemaal kan volgen,’ merk ik in al mijn bescheidenheid op, waarop de man mij verbaasd aankijkt.
‘Dan zal ik u een voorbeeld geven,’ zegt hij. ‘Kijk, u roept uw hond omdat u er geen vertrouwen in heeft dat uw hond en die van mij elkaar zullen verdragen. U bemoeit zich met iets wat eigenlijk alleen in de kern die twee aangaat. Dus ergo, uw hond weet nu niet goed meer wat hij moet doen. Moet hij mijn hond op de proef stellen? Of… moet hij naar u luisteren? En als hij dat doet… dan is dat voor hem als het ware een capitulatie. Ergo, uw hond zal het ervaren als een nederlaag, en zal bij de eerstvolgende gelegenheid de zaak wel eens anders aan kunnen gaan pakken. Neemt u dat maar van mij aan meneer. En… bovendien geeft u hiermee aan mijn hond de bevestiging dat hij superieur is aan uw hond.’
Ik haal mijn schouders op en probeer zo opvallend mogelijk de sigarenrook te ontwijken, die die de man onbedoeld mijn kant op heeft gestuurd. Tenminste, dat neem ik aan.
‘Heeft u verstand van hondenpsychologie?’ vraag ik.
‘Niet persé alleen van honden, maar ik heb er veel over gelezen. Over psychologie. Ik volg ook een schriftelijke cursus, want ik heb tijd genoeg en ik vind het verdomd interessant. Als je even de moeite neemt om jezelf er in te verdiepen, dan is het op z’n minst verwonderlijk hoe simpel de dingen in de kern eigenlijk kunnen zijn. Neem nou die twee honden… als we ze de kans geven om elkaar te testen, dan weten zij en ook wij, binnen een paar minuten of ze elkaar kunnen verdragen of niet. Maar… als we ze die kans ontnemen, dan weten wij vervolgens niks, maar zij dus ook niet.’
‘Ja, en met een beetje pech zit ik of u, of zitten we straks misschien wel samen bij de dierenarts, ter reparatie van de opgelopen schade,’ voeg ik de man toe.
‘Tja, maar als je geen risico in het leven durft te nemen… dan zal je ook wel niet veel bereiken, lijkt me.’
‘Misschien heeft u daar wel een punt, maar voorkomen is in dit geval toch slimmer als genezen.’
Een aanzienlijke rookpluim komt mijn kant opgewaaid en ik doe uit voorzorg maar weer een stapje terug.
‘Preventief handelen om eventuele schade te voorkomen…’ zucht hij. ‘We hebben daar vorige week een werkopdracht over gekregen. Misschien kan ik dit wel als case gebruiken, bedankt voor het idee.’
Ondertussen heeft mijn hond besloten om zich niet verder in te laten met de Retriever, Golden of niet, maar hij komt tot mijn geruststelling naar me toe, als is het dan met een lichte aarzeling.
‘Nou, dat heeft het toch nog iets opgeleverd,’ zeg ik tegen de inmiddels fanatiek sigaar-rokende vijfenzestigplusser. ‘En u nog een mooie dag.’
Met zijn sigaar tussen de lippen geklemd mompelt hij iets terug, waarvan mij de strekking niet helemaal duidelijk is.
‘En nog succes met uw cursus,’ voeg ik hem nog toe en nadat ik mijn hond heb aangelijnd loop ik naar de uitgang van het park. De Golden Retriever volgt ons met overmatige belangstelling en het lijkt of de vijfenzestigplusser gelijk krijgt met zijn psychologische verhandelingen, want ik meen de Retriever ver genoegzaam te zien genieten van onze aftocht. Het kan zijn dat ik het me verbeeld, maar ik herken er de blik in, die ik bij Louis van Gaal zag toen hij kampioen was geworden met Bayern Munchen.
 

Jacob H.