Wat er zoal voorbij komt….

 

 

 

Gesprek aan de bar (9)

 

‘Het was helemaal niks, nul komma nul,’ mopperde de kalende zestiger die naast mij was komen zitten. ‘Wat een stelletje slapjanussen,’ ging hij verder. ‘Geef me maar vlug een biertje Harrie… en doe er ook een jonkie bij. Dan kan ik het wegspoelen.’
De man achter de bar knikte en zwijgzaam tapte hij het biertje en vulde hij het borrelglaasje tot bijna aan de rand met jonge Bokma, en zette het duo zonder al te veel poespas op de toog.
‘Dat verdient veel te veel… ze zijn blijkbaar meer bezig met hun armen, benen en Joost mag weten wat nog meer vol te laten schilderen met van die plakplaatjes. Het zal wel te veel gevraagd zijn om één keer per week, anderhalf uur lang iets meer te bedenken dan de bal wat heen en weer te trappen. Van links naar rechts, van rechts naar links en vervolgens weer terug op de doelman. Nee natuurlijk niet, anders moeten de heren veel te ver lopen. Het is ook een heel stuk, zo maar eventjes naar de andere kant van het veld. En dan moet je ook dat hele stuk weer terug, zeker als je de bal verliest. En de bal verliezen… dat is voor honderd procent zeker. Nee hoor, het zijn allemaal over het paard getilde ventjes. Verwende overbetaalde snotneuzen meneer, dat zijn het,’ zei hij in een adem terwijl hij zich tot mij richtte.
‘Blijkbaar bent u teleurgesteld?’ meende ik voorzichtig op te moeten merken.
‘Teleurgesteld…? Nee, dat is niet het juiste woord. Ik ben gewoon furieus meneer, omdat die gasten het verdommen om wat te laten zien. Ik heb een dure seizoenkaart meneer, maar dit is echt de laatste keer.’
‘Dat zei je vorig jaar ook al Berend,’ zei Harrie vanachter de bar.
De zestiger, die dus blijkbaar Berend heette, keek naar de barman en haalde zijn schouders op.
‘Je hoopt elk jaar dat het beter wordt… ,’ gromde Berend.
‘En dat is niet zo?’ vroeg de man achter de bar.
‘Nee, het ziet er in elk geval niet naar uit. Ook die nieuwe jongens bakken er geen sikkepit van. Harrie, neem van mij aan, ze verdienen gewoon te veel. Ze hebben die overwinningspremie helemaal niet nodig.’
‘Lijkt me raar,’ antwoordde Harrie en ik was blij dat ik even buiten de discussie kon blijven, kortom dat mijn rol niet meer was dan die van de zwijgende en vooral onpartijdige toeschouwer op de tribune.
‘Hoezo raar?’ reageerde Berend kortaf.
‘Nou, dat die gasten niet spelen om te winnen,’ antwoordde Harrie vanachter de bar.
‘Hoe kan jij daar nou over meepraten, je gaat zelf nooit eens kijken. Ben je eigenlijk ooit wel eens wezen kijken?’ was de tamelijk pissige reactie van Berend.
‘Uh nee, je weet ook wel dat ik dat niet kan. Ik heb een café…’ verontschuldigde Harrie zich.
‘Nou en?’
‘Ik kan mijn café toch niet sluiten voor een partijtje voetbal, bovendien ben ik geen liefhebber,’ antwoordde Harrie in alle eerlijkheid.
‘Dan moet je ook niet doen of je er verstand van hebt,’ was de heftige reactie van Berend, die vervolgens mij aankeek.
‘Dat is toch zo meneer, of niet soms?’ vroeg hij aan mij. Ik wilde mijn neutraliteit benadrukken en daarom haalde ik zonder al te veel interesse mijn schouders op.
Maar Berend van ergens in de zestig nam geen genoegen met zo’n halfslachtige houding en hield vol.
‘U zult toch wel een mening hebben of niet soms? Nou zeg eens eerlijk, heb ik ongelijk?’
‘Dat hangt er van af,’ antwoordde ik.
‘Waarvan?’ vroeg Berend en er zal ook nu iets dreigends in zijn vraag.
‘Nou, van de situatie,’ antwoordde ik, die zo neutraal mogelijk wilde blijven.
De mopperige zestiger keek me doordringend aan.
‘Hoezo? Van welke situatie? Ik kan het niet zo goed vatten. Wat bedoel je nou?’
Het viel me op dat hij me opeens tutoyeerde en ik wist eigenlijk niet of dat een positieve of een negatieve ontwikkeling was.
‘Nou?’ vroeg Berend ongeduldig. ‘Wat vind je er nou van?’
‘Wat vroeg je ook alweer?’
‘Als je geen verstand van de dingen hebt, moet je er ook niet over oordelen. Daar ging het over en dat is toch zo…’
‘Ho ho,’ zei Harrie, die zich even afzijdig had gehouden. ‘Dat heb ik niet gezegd.’
Berend keek hem aan en schudde zijn hoofd.
‘Jouw korte termijn geheugen is blijkbaar ook niet meer wat het is geweest,’ verweet hij Harrie, die aan zijn kopje koffie nipte
‘Berend, ik heb niet gezegd dat ik er verstand van heb. Nee, ik heb alleen maar gezegd dat ik geen liefhebber van voetbal ben, meer niet,’ verdedigde Harrie zich.
Berend leek even uit zijn evenwicht te zijn gebracht door de uitleg van Harrie en om even wat tijd te nemen nam hij een slok bier en een teugje jonge jenever,
‘Dat kan wel zijn, maar dan moet je jezelf er ook buiten houden,’ mopperde Berend vervolgens.
‘Sorry hoor,’ antwoordde Harrie verongelijkt, die zich weer op zijn koffie concentreerde.
‘En jij?’ vroeg Berend aan mij.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik terwijl ik op mijn hoede was voor eventuele “verkeerde” uitspraken.
‘Geef jij wel om voetbal?’
‘Nee, niet echt…’
‘Hoezo niet echt? Geef je om voetbal of geef je niet om voetbal.’
Er was geen ontkomen aan. Berend wilde blijkbaar kost was kost een duidelijk antwoord hebben.
‘Soms kijk ik op teevee, maar meer ook niet. En dan nog alleen het Nederlands elftal. De rest kan me niet zoveel schelen. Ik hou meer van lezen of een museum bezoeken. Dat soort dingen.’
Ik hoopte van harte dat Berend met mijn bekentenis genoegen zou nemen en mij verder met rust zou laten, maar Berend had andere plannen.
‘Waarom geef jij niet om voetbal?’ vroeg hij.
‘Gewoon, ik vind er niet zo veel aan. Een stelletje gasten, dat achter een bal aan rent… nee, dat kan me niet zo boeien. Bovendien ben ik niet zo sportief aangelegd.’ Ik vond mijn antwoord zelf eigenlijk wel transparant en vooral ook duidelijk.
‘Tja, ik meende het al aan je te kunnen zien. Enfin, ieder mens heeft zo zijn eigen ding,’ was de nu kalme reactie van de zestiger, die nog maar eens een slokje bier tot zich nam.
‘Maar…’ ging hij verder, ‘ik zou niet zonder kunnen. Ik zou echt niet weten wat ik de hele zondag zou moeten doen. Mijn vrouw is maar al te blij als het weer tijd voor me is om naar het stadion te gaan. Ik heb sinds kort ook een abonnement op zo’n sportzender, dan kan ik later alles nog eens uitgebreid terug kijken. Nee, mijn vrouw vindt het wel best.’
‘Dus u bent elke zondag weg?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Nee hoor, niet elke zondag, alleen als ze thuis spelen. Vroeger ging ik nog wel eens mee naar uitwedstrijden, maar daar ben ik te oud voor.’
‘Zo oud bent u toch niet?’ huichelde ik.
‘Wat is oud, ik ben vorige week achtenzestig geworden.’
‘Je zou het niet zeggen,’ meende ik te moeten opmerken.
‘Nee, dat hoor ik wel vaker….’antwoordde de man.
Toen viel het even stil.
‘Ik denk dat ik maar eens opstap Harrie, wat krijg je van me?’ vroeg de zestiger terwijl hij in een teug zijn borrelglaasje leegdronk.
‘Zeven eurootjes,’ antwoordde Harrie.
Nadat de man had afgerekend kwam hij nog even naar me toe.
‘Weet je meneer, voetbal is mijn lust en mijn leven, maar soms… soms zou ik willen dat ik net als jij was, dan hoefde ik me niet zo te ergeren…’
‘Maar dat doe je jezelf toch aan,’ was mijn te vlugge reactie. Hij keek me aan op manier die weinig goeds voorspelde.
‘Meneer, je moet niet zo snel conclusies trekken… ik ben blij dat ik even weg kan en dat ik even tijd voor mezelf heb. Ik ben bijna tien jaar thuis, afgekeurd dankzij een kapotte rug. Kun je dat jezelf voorstellen. Dag en nacht hetzelfde gedoe.’
‘Gedoe?’
‘Meneer is zeker niet getrouwd?’ reageerde hij fel.
‘Nee,’ antwoorde ik.
‘Nou dan moet je ook niet doen of je er verstand van hebt,’ sputterde de zestiger.
Ik keek Harrie aan en ik hoopte op zijn steun, die ook prompt kwam.
‘Je hebt helemaal gelijk Berend, het is beter dan we onze mond houden.’
‘Zo is dat,’ gromde Berend die vervolgens zijn jas aantrok en zijn pet opzette en met grote passen naar de cafédeur liep.
‘Nog een fijne avond jullie,’ zei hij op een manier die niet strookte met de strekking van de boodschap. Daarna verdween hij door de deuropening, waarna hij de deur niet al te zachtzinnig achter zich dicht deed.
‘Hij is niet zo verkeerd, maar als zijn ploeg verloren heeft, dat moet hij even afreageren. Vroeger sloeg hij na een verloren wedstrijd er nogal eens op los, maar dat is alweer een hele tijd geleden. Nee, hij is wel een stuk rustiger geworden,’ vertelde Harrie, terwijl hij een biertje voor me tapte.
‘Gelukkig maar,’ antwoordde ik, want ik kon op dat moment even niets beters bedenken.

 

Jacob H.